In onze dagen.
In een tijd, zoo als de onze, zegt Wachenhusen, waarin ieder dag onbekende menschen door welgelukte, gewaagde spekulaties meer ot min aanzienlijke kapitalen bijeen rapen, ziet men de gemeinste eerzucht, de gemeinste ijdelheid ten toon zitten.
Het woekeren en spelen op de Beurs overstroomt de samenleving met parvenus, die natuurlijk als zij hooger komen, hunne geringe begrippen hebben van vroeger. Men wordt op de Beurs rijk door deel te nemen in deze nijverheids-onderneming, waartoe de hoop op winst van kleine renteniers, het vooruitzicht op hooge dividenden, gereedelijk geld vinden. In een omzien heeft men tonnen gouds in bezit.
Heel gauw is men aan de trotschheid van het bezit; het genot van geld te bezitten verliest zijne eerste betoovering. Men leeft in den nieuwen luchtkring, alsof men nooit een anderen gekend had. De eerzucht moet dus op eene andere manier worden voldaan. Men zoekt naar adeldom, dwaze titels en ridderteekens. De jacht om eene onderscheiding meester te worden begint.
Hoe komt men daaraan? Men is patriot; men is een weldoener der armen. Hiervoor is er ieder dag gelegenheid. Men maakt zich lid van eene vaderlandsche stichting, die door hooge personagies beschermd wordt. Men roept van dezen de aandacht op zich in. Door vleien en kruipen maakt men zich vrienden aan het hof en men is zoo belangeloos om voor al die offers uit zuivere vaderlandsliefde gedaan, niets te vragen dan eene kleine dekoratie, een nederig titeltje!
Zoo wordt men ridder, zoo wordt men raad, vervolgens geheimraad, en hoe goedkooper dit baantje wordt, des te grooter wordt de wedloop. De ketens, die deze slaven der ijdelheid niet aan hunne voeten dragen, hangen op hunne borst, opdat een ieder wete dat zij de anderen de breedte van een ordelintje vooruit zijn.
En hoe alles elkander in de hand werkt! Die der hoogere klassen, aan wien alles gegeven is op de wereld waarnaar die onbekende en onverdienstelijke personen jagen, naam en rang, geven die twee zaken ten beste en dekken met naam en rang knoeierijen, waardoor zij een groot deel in de winsten krijgen.
Zij, zij jagen met hunnen rang het geld na, terwijl de anderen met hun geld, rang en naam najagen. De plebejer koopt zich adeldom en don Ramido de Colibrados schildert om geld zijn wapenschild op de champagneffesschen, of bedekt met zijn gelapten mantel de naaktheid van de speculatie, opdat het gouvernement er geen oogslag achter werpen zou!