Prof. Dr. Adriaan J. Barnouw
Geboren op. 9 oktober 1877 te Amsterdam. Hij studeerde van 1895 tot 1900 Letteren aan de Rijksuniversiteit te Leiden, waar Verdam en Ten Brink zijn belangrijkste professoren waren. Van 1900 tot 1901 studeerde hij aan de Berlijnse universiteit. Hij promoveerde te Leiden in 1902 op een proefschrift ‘Textkritische Untersuchungen über den Gebrauch des bestimmten Artikels und des schwachen Adjektivs in der altenglischen Poesie’. Prof. Barnouw was van 1902 tot 1919 leraar Nederlands aan het Gymnasium Haganum en van 1907 tot 1913 privaatdocent in de anglistiek te Leiden. Hij was van 1913 tot 1919 correspondent voor de New York Nation. Van 1919 tot 1921 werkte hij als Associate Editor van The Weekly Review (New York) en als Queen Wilhelmina Lecturer aan de Columbia University (New York). Tussen 1921 en 1947 was hij er Queen Wilhelmina Professor. Prof. Barnouw deed veel voor de verbreiding en de kennis van de Nederlandse cultuur door zijn publikaties en uitstekende vertalingen. Hij vertaalde o.a. Beatrijs (1915), Mariken van Nieumeghen (1924), Esmoreit (1924). In 1926 publiceerde hij een biografie van Vondel. Hij stelde een bloemlezing samen: Coming After. An Anthology of Poetry from the Low Countries (1948). Zijn levenswerk werd evenwel de uitstekende Nederlandse vertaling van G. Chaucers Canterbury Tales, De vertellingen van de pelgrims naar Kantelberg die verscheen in drie delen tussen 1930 en 1933. Hij was eveneens internationaal gewaardeerd als causeur. Prof. Barnouw stierf op 27 september 1968 op Shelter Island - New York.