| |
| |
| |
Het Exotisme in de Engelse Literatuur
HET wordt hoe langer hoe duidelijker dat het karakter van wat wij gewoon zijn ‘exotische’ of ‘koloniale’ letterkunde te noemen in de loop der tijden sterke wijzigingen heeft ondergaan, zodat het niet steeds gemakkelijk is het begrip ‘exotisme’ nauwkeurig te omschrijven. De verkeersmiddelen die thans in ons bereik liggen zijn zo talrijk en zo snel, en zij bieden ons zoveel comfort dat het bezoeken van zogeheten ‘exotische’ of vreemde landen geen zeldzaamheid meer is. Het bekoorlijke dat vroeger uitging van deze vreemde landen neemt voortdurend af naarmate zij de gelijkschakelende invloed van andere landen ondergaan. Een verblijf in Midden-Afrika, het Verre of Nabije Oosten, de Pacific of de Zuidzee-eilanden geeft thans ook veel minder aanleiding tot avontuur dan honderd jaar geleden. Juist dat vreemde, dat onbekende, dat avontuurlijke, dat romantische, dat uitheemse, vormde vroeger de charme van deze gebieden, en meteen van de exotische literatuur waarvan zij het formele voorwerp uitmaakten. Naarmate deze vreemde landen onder de heerschappij en de invloed kwamen van de Europese grootmogendheden van die tijd - Groot-Brittanië, Frankrijk, Spanje, Portugal en Nederland, - kreeg de ‘exotische’ letterkunde een nieuwe inhoud. De beschrijving van de ‘exotische natuur’ die aanvankelijk hoofdzaak was, maakte plaats voor het uitbeelden van de mensen die er leefden: inlanders en blanken. Maar zelfs de verhoudingen tussen deze bewoners, tusssen kolonisators en gekoloniseerden, ondergaan met de tijd sterke wijzigingen waarvan we dan fataal ook in de letterkunde de weerslag vinden.
Het zal voorzeker niemand verwonderen dat de Engelse letterkunde heel wat sporen vertoont van dat ‘exotisme’. Het Engelse volk is steeds een zeevarend en koloniserend volk geweest. Men zal het ons dan wel niet kwalijk nemen indien dit artikel geen aanspraak maakt op volledigheid, en dat het zich enkel beperkt tot het aanwijzen van de hoofdfiguren uit de Engelse koloniale letterkunde. Het artikel beperkt zich eveneens tot werk van scheppende woordkunstenaars. Reisbeschrijvingen, historische, sociologische of andere studies, geschreven door ontdekkingsreizigers, administrateurs, missionarissen, zeelieden, soldaten, kooplieden, kolonisten, of avonturiers moeten dan ook onvermeld blijven voor zover zij niet tot het domein der letterkunde behoren. Zij hebben misschien wel historische, maar doorgaans weinig literaire waarde. Wie over deze schrijvers meer wil weten, leze de bloemlezing die enkele jaren geleden bij de firma Hodge te Londen, onder de titel ‘Men in the Tropics’ werd uitgegeven door Harold Evans.
| |
| |
| |
Van Shakespeare tot Tennyson
Sporen van ‘exotisme’ vinden we reeds zeer vroeg in de Engelse literatuur. Zelfs in het werk van de grote dramaturg William Shakespeare (1564-1616) zijn er te vinden. De hoofdfiguur van een zijner best-gekende werken is Othello, de Moor van Venetië. Verder figureert in zijn ‘Koopman van Venetië’ de Prins van Marokko, terwijl de auteur in ‘Titus Andronicus’ de koningin Tamora der Gothen laat verliefd worden op Aaron, eveneens een Moor. Op verschillende plaatsen, verspreid over zijn ganse werk, komen verder allusies voor op toestanden en gebeurtenissen in Marokko, dat in Shakespeare's tijd een belangrijke plaats bekleedde in de toenmalige handelswereld en de Britse buitenlandse politiek.
Zelfs in het werk van John Milton (1608-74), de puriteinse dichter van ‘Paradise Lost’ en ‘Paradise Regained’ vinden wij het Eden voorgesteld in termen die ontleend zijn aan het Oriëntalisme van zijn tijd.
Twee voorlopers van de eigenlijke exotische letterkunde in Engeland zijn ongetwijfeld Daniel Defoë (1660-1731) en Jonathan Swift (1667-1745).
Van de eerste is vooral bekend gebleven ‘The Life and strange adventures of Robinson Crusoë’. Dit boek dat ook thans nog geregeld in alle wereldtalen wordt herdrukt, vond aanvankelijk, omwille van de daarin voorgestelde excentriciteiten - louter scheppingen van de schrijver - geen drukker. De geschiedenis van Robinson, de schipbreukeling van York, aan zich zelf overgelaten op zijn eiland, is wereldwijd bekend.
Swift liet ons zijn satire: ‘Gulliver's Travels’ na, waarin verhaald wordt van Gulliver's wondere belevenissen bij de dwergen van Lilliput en de reuzen van Brobdingnag. Over Swift's persoon werd heel veel geschreven, maar nog steeds is hij een mysterie gebleven. De enige reizen die hij gedurende zijn leven ondernam brachten hem niet verder dan enkele keren van Ierland naar Engeland en terug. ‘Gulliver's Travels’ heeft echter, op enkele passages na, de verdienste zowel jong en oud van het begin tot het einde in spanning te kunnen houden als een machtige satire op de menselijke samenleving en haar instellingen en als een fascinerend verhaal van de reizen in het wonderland van Swift's verbeelding.
De romans van Defoë en Swift, mogen thans - en terecht - beschouwd worden als fabels of vertellingen, en als zodanig staan zij in scherpe tegenstelling met de werken van de volgende generaties, en voornl. met deze van de jongere romanciers van de zee. In de verhalen van Defoë en Swift wordt inderdaad meer aandacht besteed aan het leven op de denkbeeldige eilanden waar hun helden verbleven, dan wel aan de romantiek en het avontuurlijke van het zeemansleven, die het voorwerp uitmaken van de vertellers die na hen kwamen.
Chronologisch gezien, belanden wij na Swift, bij de lyrische dichter, Lord Byron (1788-1824) die juist, grotendeels omwille van de exotische elementen die wonderwel pasten in zijn romantische poëzie, zowel in Enge- | |
| |
land als in het buitenland grote bijval kende. Hij bezocht verschillende vreemde landen, zoals Portugal, Spanje, Griekenland, Italië, Zwitserland en de Levant, waarvan wij de echo horen naklinken in zijn mooiste scheppingen, o.m. in ‘Childe Harold’, ‘The Giaour’, ‘The Bride of Abydos’, ‘The Corsair’, ‘The prisoner of Chillon’, ‘The Dream’ e.a. Zijn invloed was zo groot dat hij met zijn dichtwerk zelfs de Franse schilder, Eugène Delacroix (1798-1863) inspireerde voor enkele van zijn grote doeken.
De romanschrijver Charles Dickens (1812-70) was niet te spreken over sommige aspekten van de Britse kolonisatiepolitiek. Zijn scherpe kritiek op de Niger-expedities in de jaren 1850, toen hij werkte aan zijn ‘David Copperfield’ had voor gevolg dat een gedeelte van de openbare opinie in Engeland stelling nam tegen de activiteiten, zowel van de Britse regering als van de particuliere ondernemingen in West-Afrika.
Daartegenover staat de dichter Alfred Tennyson (1809-92), die in 1850 benoemd werd tot ‘poet laureate’, als opvolger van William Wordsworth die hetzelfde jaar was overleden. In 1829 won Tennyson te Cambridge met een van zijn eerste gedichten ‘Timbuctoo’ de ‘Chancellor's Medal’, d.i. de Engelse poëzieprijs. Men weet ook dat John Cecil Rhodes, de ‘Napoleon’ van de Kaapkolonie een groot bewonderaar was van Tennyson, en zijn laatste woorden op zijn sterfbed waren een citaat van zijn geliefkoosde dichter: ‘...So much to do... so little done.’
| |
Romanciers van de zee
Deze naam verdienen ongetwijfeld een drietal auteurs die onder de belangrijkste exotische schrijvers moeten gerekend worden, niet allen in de Engelse maar tevens in de wereldletterkunde. Wij noemen: R.L. Stevenson (1850-94), Joseph Conrad (1857-1924) en de Nobelprijswinnaar Rudyard Kipling (1865-1936).
Deze drie schrijvers vooral hebben de Engelse literatuur een uitgesproken maritiem en exotisch karakter geschonken. Alle drie schreven zij romans en avonturenverhalen die scherp afsteken tegen de verhalen van Swift en Defoë, door hun realistische uitbeelding van het zeemansleven. Alle drie behoren zij dan ook tot de richting van het ‘romantisch-realisme’. De titels van enkele van hun werken wijzen reeds op de betekenis die de zee voor hen heeft gehad: ‘In the South Seas’ en ‘Treasure Island’ van Stevenson; ‘The Seven Seas’, ‘From Sea to Sea’ en ‘Captains Courageous’ van Kipling; ‘Typhoon’ en ‘The Mirror of the Sea’ van Conrad.
Alle drie zijn trouwens tijdens hun leven echte wereldreizigers geweest. Stevenson reisde veel in Europa en Amerika, en emigreerde in 1887, omwille van zijn wankele gezondheid, definitief naar zonniger streken om zich in 1890 te installeren niet ver van Apia, de hoofdstad van de Samoa-eilanden in de Pacific, waar hij vier jaar later overleed.
Joseph Conrad (alias Teodor, Joseph, Konrad Korzeniowski) was een Brits-genaturaliseerd Pools scheepsofficier die een tijdlang vaarde op een | |
| |
Brits koopvaardijschip waarmee hij de zeven wereldzeeën bevaarde. Later nam hij dienst bij de ‘Société Anonyme Belge pour le Commerce du Haut-Congo’ als officier op een rivierboot op de Kongo-stroom. Hij deed de reis Leo-Stan slechts eenmaal in beide richtingen, waarna hij ziek en ontgoocheld naar Engeland terugkeerde. Zijn zwaarmoedige indrukken over Kongo vinden wij terug in een zeer aangrijpende novelle ‘Heart of Darkness’ waarover wij reeds vroeger in dit tijdschrift hebben gehandeld. Na zijn Kongo-reis zegde Conrad het zeemansleven vaarwel om zich uitsluitend te wijden aan literatuur. Hij werd een der zeer goede Engelse zeeromanciers. Buiten de reeds geciteerde werken vermelden we van hem nog: ‘The nigger of the Narcissus’, ‘Lord Jim’ en ‘An outcast of the Islands’, dat een paar jaren geleden nog door Carol Reed werd verfilmd.
Kipling werd geboren te Bombay, in Indië, en zijn ganse oeuvre speelt zich af in Indië, op zee, in de jungle, in het Britse leger of de Navy. Gedurende jaren was Kipling de meest-gelezen schrijver van zijn tijd, en dank zij hem ging de doorsnee-Europeaan, bij de aanvang van deze eeuw maar voor goed belang stellen in de schittering van het Oosten. Kipling was misschien wat al te zeer een kind van zijn tijd, die samenviel met het bewind van Koningin Victoria en met de glorietijd van het Brits Imperium, waarvan Kipling wellicht de meest vurige propagandist is geweest. De Nobelprijs voor Letterkunde werd wellicht reeds oordeelkundiger toegewezen dan in 1907 toen Kipling hem kreeg. Maar weinigen kunnen zich nu nog, bij de lezing van kipling's ‘Jungle-Boeken’ en zijn lijvige roman ‘Kim’ onttrekken aan de bekoring die uitgaat van het leven in de tropen, zoals het door Kipling in zijn werken wordt uitgebeeld.
| |
In het spoor van Kipling
Zo zouden wij de exotische werken willen bestempelen van de veel gelezen romancier, dramaturg en verteller, William Somerset Maugham (geb. in 1874). Zijn dokterspraktijk liet hij vrij spoedig varen voor het reizen en schrijven. Gans de wereld heeft hij rondgereisd, en zijn tachtig jaren zijn nog steeds geen hinderpaal gebleken, want nog regelmatig onderneemt hij croisières die soms verschillende weken en maanden in beslag nemen. Hij schreef een indrukwekkend aantal romans, toneelwerken en kortverhalen. Vooral in dit laatste genre is Maugham een meester gebleken. Verschillende van zijn werken spelen zich af in exotische landen. Citeren wij de roman ‘The painted Veil’ waarvan het zwaarmoedige en pijnlijke echtelijke drama zich afspeelt in Hong-Kong en China. ‘The Moon and Sixpence’ is een geromanceerde levensbeschrijving van de Franse exotische schilder, Paul Gauguin. Verder zijn er de verhalenbundels: ‘The trembling of a leaf’ en ‘The Casuarina Tree’ terwijl ook in ‘Creatures of Circumstances’ enkele exotische verhalen voorkomen. In een van zijn verhalenbundels schrijft Maugham zelf dat ‘het hem hierbij niet zozeer te doen is om de verhalen zelf, dan wel om studies van de gevolgen van het klimaat der Pacific-eilanden op de gedragingen der blanken’. De neerdrukkende en vochtige atmosfeer in deze gebieden zijn aanleiding tot het afstompen der
| |
[pagina t.o. 32]
[p. t.o. 32] | |
E. Roos: ‘De Vlucht’.
| |
| |
zenuwen van de blanken, die nog maar moeilijk met elkaar in vrede kunnen blijven leven, tenzij ze dezelfde kultuur hebben en dezelfde sociale rang voeren, zoals dit het geval is bij Mackintosh in ‘The King of Talua’. De atmosfeer geschetst in het verhaal ‘Rain’ brengt er de zendeling Davidson toe zijn eigen doctrine te verloochenen. In ‘The Fall of Edward Bernard’ ontaardt de hoofdfiguur volkomen; hij geeft zich over aan het ‘dolce far niente’ en de indolentie der Polynesische eilanden, om er in het samenleven met Eve, zijn vaderstad Chicago en zijn verloofde Isabel totaal bij te vergeten.
Verschillende van Maugham's werken - romans en novellen - werden door hemzelf of door anderen voor het toneel verwerkt, o.m. ‘Rain’ en ‘The painted Veil’. Andere stukken behorend tot zijn exotisch toneel zijn: ‘Ceasar's Wife’, ‘The Explorer’, ‘The Letter’ waarvan de actie zich afspeelt in Singapore en ‘East of Suez’, een drama dat plaats grijpt in China en waarin wij een treffende illustratie vinden van het gevleugelde woord van Kipling ‘East is East, and West is West, and never the twain shall meet’.
| |
De ‘outsiders’
Onder de ‘outsiders’ zouden wij thans enkele auteurs willen groeperen die slechts toevallig of occasioneel te doen hadden met het leven in de tropen.
Het zal velen wellicht verwonderen onder deze schrijvers ook de grote G.B. Shaw (1856-1950) vermeld te zien. Weinigen weten inderdaad dat Shaw in 1932, na een auto-ongeval te Knysina, in Zuid-Afrika, een verhaal schreef, getiteld: ‘The black girl in her Search of God’. Het is een godslasterende fabel geworden waarin verteld wordt van een negerinnetje dat door een zendeling bekeerd, op pelgrimage vertrekt, met de Bijbel in de hand, om klaarder bescheid te bekomen over God. Zij ondervindt al gauw dat er in de Bijbel niet één God vermeld staat, maar wel verschillende: de God van Noah, de God van Job, van Micab, e.a. - telkens de uiting van een volmaakter en hoger godenleer, telkens de aanleiding voor het meisje om de voorganger met haar beeldenstormenden knuppel op de vuilnishoop neer te smakken. Zo is de ijverige godzoeker ook meteen oneerbiedig godloochenaar: een paradox naar het hart van G.B.S.
Haar spot raakt nochtans minder het voorwerp der aanbidding of de stichter, dan de verwrongen leerstellingen van hen die de mens bedorven hebben in wil en verstand. Zij vaart tenslotte met de godsdienst zoals de Japanse steenhouwer met het Geluk: bij niemand krijgt ze voldoening, want de godheid is nog in wording, en maakte in het verleden vele fouten. Dat leert haar ook de assistent, die met haar de tuin wiedt en die gemakkelijk te herkennen is, want hij heeft rood haar en beweert dat de tuin niemand toebehoort.
Dit einde herinnert ons in zekere mate aan de les die Voltaire, in zijn ‘Candide’ aan de mensheid wou geven: ‘Cultivons notre jardin... Travaillons sans raisonner, c'est le seul moyen de rendre la vie supportable’.
| |
| |
Onder de outsiders rangschikken wij eveneens de romancier en essayist Aldous Huxley (geb. in 1894), de auteur van geestige, satirische en tevens wijsgerige werken, zoals ‘Point Counterpoint’, ‘Brave New World’, ‘Eyeless in Gaza’ e.a. Ook deze schrandere geest is een groot reiziger. In zijn ‘Reis rond de wereld van een scepticus’ schreef hij menige bladzijde die waard is opgenomen te worden in een bloemlezing van exotische literatuur.
Een speciale plaats in deze reeks bekleedt Thomas-Edward Lawrence (1888-1935), die eerst als archeoloog werkzaam was in Syrië en Mesopotamië, de eerste wereldoorlog meemaakte eveneens in het Midden-Oosten, en daarna een belangrijke rol speelde in de ontwaking van het Arabisch nationalisme. Zijn ondervindingen en wederwaardigheden schreef hij neer in ‘The seven Pillars of Wisdom’ waarvan hij later een bekorte uitgave verzorgde onder de titel ‘The Revolt in the Desert’. Volgens sommigen moet zijn rol in het Midden-Oosten veeleer herleid worden tot deze van de troubadour van het Arabisch Réveil. Volgens hen zou het verkeerd zijn Lawrence te bevorderen tot de eigenlijke leider van de Arabische Renaissance. In elk geval voor velen is Lawrence alleszins een raadsel gebleven.
Dat Oscar Wilde (1854-1900) eveneens zijn plaats opeist onder de ‘exotische’ schrijvers, zal wel velen verwonderen. En toch uit zijn ‘Poems in Prose’ klinken vaak Oosterse echo's op. Hij bracht eveneens een bezoek aan Algerië van waar hij aan zijn vrienden brieven heeft geschreven vol merkwaardige observaties van al het wonderbare dat hij er had gezien. Zijn toneelwerk ‘Salomé’ dat hij schreef in het Frans, en dat pas achteraf door zijn vriend Lord Alfred Douglas in het Engels vertaald werd, behandelt bovendien een typisch Oosters thema.
Terloops wijzen wij er ook op dat de bekende schrijver van ‘thrillers’ en detectief-verhalen, Edgard Wallace (1875-1932) destijds, in de periode van de anti-Leopoldistische campagne, als journalist een bezoek heeft gebracht aan onze Kongo, bezoek dat hem stof zou leveren voor zijn latere romans ‘Bosambo’, ‘Sandy of the River’ en verschillende andere politieromans waarin exotische avonturen of elementen verweven werden.
De filmproductie der laatste jaren heeft ons ook nog herinnerd aan het bestaan van een laatste outsider die we hier willen vermelden: Sir Henry Rider Haggard (1856-1925) die zich met zijn populaire, op letterkundig gebied niet zeer hoogstaande roman ‘King Solomon's Mines’ een plaatsje wist te veroveren in de rij der Engelse koloniale en exotische schrijvers.
| |
De huidige generatie
De meest representatieve figuur van de huidige generatie is ongetwijfeld de bekende romancier Graham Greene (geb. in 1904). Zijn laatste romans behoren zeker tot het beste wat de laatste jaren in Engeland werd geschreven. Het toeval of zijn beroepsbezigheden hebben ook hem in aanraking gebracht met exotische landen, o.m. met Mexico en Brits West-Afrika. | |
| |
Het eerste land inspireerde hem voor een reisverhaal ‘The Lawless Roads’ en de roman van de verlopen wisky-priest ‘The Power and the Glory’. In Sierra Leone, de Britse kolonie aan de Afrikaanse Westkust vond hij de stof voor een ander reisverhaal ‘Journey without Maps’ en de roman ‘The heart of the Matter’, het zielige verhaal van politie-officier Major Scobie. De twee geciteerde romans die ook in het Nederlands verschenen onder de respectieve titels ‘Het geschonden Geweten’ en ‘De Kern van de Zaak’ zijn ook bij ons voldoende bekend om er niet lang te moeten over uitwijden. Beide werken worden samen met de andere romans van Greene meestal beschouwd van uit een ander standpunt dan dit van hun exotisch karakter. Graham Greene is een ‘probleem-schrijver’ geworden die sedert ‘Brighton Rock’ tot en met ‘The end of the Affair’ over ‘The Power and the Glory’ en ‘The heart of the Matter’ zich vooral is gaan bezig houden met het probleem van God's barmhartigheid tegenover de zondaar. Maar ook van uit het standpunt van de ‘exotische literatuur’ behoren de Mexicaanse en West-Afrikaanse romans van Greene tot de aangrijpendste die wij tijdens de laatste tien jaren hebben gelezen. Zij zijn een schitterend voorbeeld van wat wij schreven in de inleiding tot dit artikel, waar wij er nl. op wezen hoe het karakter van de exotische roman in de loop der tijden sterke wijzigingen kan ondergaan. De romans van Greene kunnen omzeggens in niets meer vergeleken worden met de romans van Kipling, Conrad of Stevenson. Hun inhoud heeft inderdaad een dieper en universeler waarde gekregen. Zowel het verhaal van de ‘wisky-priest’ als dit van Major Scobie werd sedert de oorlog verfilmd, het eerste zelfs bewerkt voor het toneel.
Volledigheidshalve citeren wij nog van Greene diens boeiende ontspanningsroman ‘Stamboul Train’, in het Nederlands uitgegeven onder de titel ‘Stamboel-Express’ die ons meevoert tot in Constantinopel.
Van zijn verblijf in Brits Nigeria waar hij een tijdlang administrateur en magistraat is geweest, bracht Joyce Cary (geb. in 1888) de herinnering mee die hem, na zijn terugkeer wegens ziekte, toeliet enkele koloniale romans te schrijven, benevens een paar essays, waaronder ‘The case of African Freedom’ (essay) en de romans ‘Aïssa saved’, ‘The African Witch’ en vooral ‘Mister Johnson’, waarmee hij een onvergetelijke figuur heeft geschapen. ‘Mister Johnson’ is het komische maar ook haast tragische verhaal van de geëvolueerde klerk, in dienst van de Britse administratie. Mr. Johnson heeft op de missieschool leren lezen en schrijven. De waarde van het geld heeft hij er echter niet leren kennen. In rekenen is hij trouwens niet bijzonder sterk, en juist door het geld, zijn vruchtbare verbeelding, en zijn grenzeloze verwaandheid gaat hij ten onder. ‘Mister Johnson’ is de verpersoonlijking geworden van de évolué die jammerlijk, als een kind, verloren loopt tussen twee werelden, deze van het verleden waartoe hij niet langer behoren wil, en deze van het heden (of de toekomst) waarvoor hij nog niet is opgewassen. Joyce Carry houdt van hem ondanks zijn fouten en tekortkomingen, geamuseerd kijkt hij naar zijn fratsen: hij beklaagt hem, maar zelden of nooit daalt hij tot zijn peil af.
| |
| |
We kunnen moeilijk weerstaan aan de bekoring om het verwaande lied van Mister Johnson, waarin hij zijn eigen hoedanigheden bezingt, hier voor U af te drukken:
Clerk Johnson no 'fraid of nobody, nutting at all.
Clerk Johnson got strong heart, go all by himself.
Clerk Johnson got a heart like a motor car, prompety, foot, foot,
He go by himself, no one fit to stop him.
He full of fire, he full of hot, he full of strong.
He no want nobody, no judge, no Waziki.
He make all dem strong judge for himself.
He make all dem frien' for his own heart.
He no 'fraid of nobody, no nutting at all.
He got a heart like a lion, go round inside his bress, krong, krong.
He fight 'em like a horse stand up ten foot high.’
Mister Johnson is een zonderlinge en wonderbare figuur, misschien iets té levensgroot door de schrijver uitgetekend.
Een schrijver die men de laatste tijd wel eens heeft vergeleken met de Amerikaanse romancière, Pearl Buck is Robert Standish, een soliede vijftiger, die misschien beter dan wie ook onder de hedendaagse Engelse schrijvers op de hoogte is van het leven, de toestanden en de ziel van het Verre Oosten in het algemeen, en van China in het bijzonder. Ook hij is een globetrotter. Lange tijd zwierf hij rond in Noord-Afrika, Europa, de Verenigde Staten en Canada. Nieuw-Guinea, de Antillen en de Zuidzee-eilanden kent hij uitstekend. Hij beheerde thé-plantages op Ceylon en rubber-aanplantingen op Malakka. Daarna hoedde hij schapen in Australië. Eindelijk werd hij correspondent voor een Londens blad in Japan, te Shanghaï, langsheen de Chinese kust en zelfs in Siberië. Enkele jaren geleden vestigde hij zich met zijn vrouw in Frankrijk. Evenals Pearl Buck heeft hij zich weten te doordringen van de geschiedenis en de atmosfeer van het Verre Oosten, vooral van China. Zijn schrijftrant herinnert aan deze van Somerset Maugham, maar hij is milder van toon. Hij heeft ook meer zin voor humor. Uit zijn romans blijkt ook hoe moeilijk het voor Westerlingen blijft de Chinese mentaliteit te begrijpen.
Onder zijn beste romans rekenen wij ‘Gentleman of China’, ‘The small General’ en een roman die wij enkel in Franse vertaling hebben gelezen ‘La piste des Eléphants’ waarvan het gegeven zich afspeelt in Ceylon, en waarin hij evenals Maugham blijk geeft een schrander psycholoog te zijn die de nostalgie begrijpen kan die een eenzaam blanke in de tropen soms verraderlijk besluipen kan.
Een schrijver wiens naam eveneens door de film bekend geraakte in Kongo is Cecil Scott Forester (geb. in 1899), auteur van ‘The African Queen’, verhaal dat een paar jaren geleden eveneens in Kongo verfilmd werd met Katherine Hepburn en Humphrey Bogart in de hoofdrollen. In dit verhaal toont de auteur zich een knap verteller die met verbazende virtuo- | |
| |
siteit en met slechts weinig gegevens een sluitend en spannend verhaal weet ineen te timmeren. De inhoud van het boek is bekend: Een man en een vrouw nemen het op zich om met een kleine rivierboot, de ‘African Queen’ een haast onbevaarbare rivier af te stomen om een Duits oorlogsschip dat op een van Afrika's grote meren patrouilleert aan te vallen. Op een paar kleine figuren na, die aan het begin en het einde van het boek voorkomen, draait het hele verhaal rond die twee hoofdpersonen die op een boot langs de onbewoonde oevers varen. Begrensde actie, en toch verveelt het boek geen ogenblik. De behandeling van de verhouding tussen deze man en deze vrouw is meesterlijk; men voelt dat ze niet anders zouden kunnen handelen dan verteld wordt, en de schrijver heeft niet eens gebruik moeten maken van goedkope liefdesscènes.
C.S. Forester, een van de beste Engelse vertellers van het ogenblik is eveneens de schepper van de legendarisch geworden ‘Captain Horatio Hornblower’ wiens wederwaardigheden als krijgshaftig zeeman reeds in een tiental avonturenromans werden vastgelegd.
Tot slot van dit overzicht willen we nog een paar namen vermelden van Engelse schrijvers wier romans zich afspelen in Zuid-Afrika en Rhodesië. We denken bv. aan Stuart Cloete (geb. in 1897) met zijn historische roman over de ‘Grote Trek’, getiteld ‘The Turning Wheels’ en zijn recente roman ‘The Curve and the Tusk’; aan Doris Lessing (geb. in 1919) van wie in dit tijdschrift nog onlangs ‘The singing Grass’ werd besproken, e.a.
Wij nemen ons echter voor later aan deze auteurs een speciaal artikel te wijden, waarin we dan ook hopen uwe aandacht te kunnen vestigen op recent literair werk van andere auteurs uit de Zuid-Afrikaanse Unie, zoals de Engels-schrijvende Zuid-Afrikaan Alan Paton, de kleurling Peter Abrahams, en de Amerikaan Peter Lanham, die allen enkele goede romans op hun actief hebben, en die meer speciaal handelen over toestanden en levensvoorwaarden in de Unie. Rekening houdend met deze particulariteit die deze auteurs met elkaar gemeen hebben, verdienen zij samen en afzonderlijk te worden besproken.
G.A.M. Vertommen
|
|