Het is niet waar dat dit het zonlicht is,
Dit is ook niet de wind die over het water blauwt,
Dit is ook de aarde niet, de hemel niet,
Zoo schoon zijn die niet, Gij zijt het.
Herman Gorter, uit: Liedjes. Van Dishoeck, Bussum 1930.
natuur met één woord op. Het is opmerkelijk dat hij dat hier doet om te verwoorden dat het niet de natuur zelf is waar hij in is geïnteresseerd.
Waar is het hem dan wél om te doen? ‘Gij zijt het’, zegt hij, en ondanks dat het gedicht halverwege de jaren '20 van de vorige eeuw is geschreven, vermoed ik dat dat een bewuste plechtstatigheid is. Het gedicht krijgt daardoor het karakter van een gebed: het woord wordt gericht tot iets hogers. Dat het om een godheid gaat, lijkt me uitgesloten, aangezien het marxisme nadrukkelijk een atheïstische ideologie is, en Gorter in eerder werk (bijvoorbeeld het epische gedicht Pan uit 1916) de christelijke/katholieke God had afgewezen.
Een aanduiding als ‘Geest der Muziek der Nieuwe Menschheid’ lijkt rijkelijk vaag, maar wordt duidelijker als je het gedicht bekijkt in de context van de hele bundel. Liedjes is namelijk strak gecomponeerd en je doet de gedichten tekort door ze afzonderlijk, los van de context te bekijken. (Overigens is de hele Liedjes onlangs in het Amsterdamse Perdu uitgevoerd als één compositie: voorgedragen door acteur Hugo Koolschijn en dichter Rozalie Hirs, op muziek van Samuel Vriezen.)
De bundel bestaat uit drie delen: ‘Bij het naderen der revolutie’, ‘Bij het komen van de revolutie’ en ‘Bij de nederlaag der revolutie’. Dit gedicht staat ergens halverwege het eerste deel, waarin ook bij voortduring een Geliefde wordt aangesproken. Deze Geliefde is al direct in hoge mate mystiek, al wordt ze in sommige gedichten ook zeer lijfelijk beschreven - tot de dichter tot de conclusie komt: ‘Niet uw lichaam,/ maar uwe ziel’. In de latere delen wordt het woord ook gericht tot bijvoorbeeld de Strijd, de Vrijheid, het Gouden Meisje, en het ligt voor de hand dat er voor de dichter geen onderscheid bestaat tussen deze zaken. De communistische revolutie wordt in de bundel verheerlijkt als de verwezenlijking van een utopie - een symbiose van het communisme, de Geliefde en de natuur. Het is de concretisering van een heilsverwachting voor de hele mensheid, die voor de dichter gepaard gaat met een extase die - inderdaad - vergelijkbaar is met die van Hadewijch.
Nu, bijna een eeuw later, weten we in welke perversiteiten de communistische ideologie is uitgemond. Gorter zelf zag eveneens dat het met het communisme de verkeerde kant uitging, blijkens de kritiek op Lenin die hij in zijn poëzie en tijdens zijn politieke activiteiten uitte. We moeten het communisme van Gorter dan ook niet verwarren met het politieke systeem dat in de twintigste eeuw zoveel slachtoffers maakte. Bij Gorter was het communisme een ideaal zonder welke zijn leven geen zin had. Een ideaal dat hij in werkelijkheid wilde verwezenlijken, maar waaraan hij het meest indrukwekkend in zijn poëzie vorm gaf. In ‘Het is niet waar dat dit het zonlicht is’ spreekt hij zijn beweegredenen op een bijzonder precieze manier uit.