Ter plaatse
Jonge dichters en steigertribunes
Vers van het Mes XV Perdu, vrijdag 25 september 2009 Kloveniersburgwal 86, Amsterdam
door Janita Monna
Spelletje: noem een hedendaagse dichter die nooit bij Perdu heeft opgetreden. Een die er niet schuchter z'n eerste verzen voorlas, een polemiserende lezing uitsprak of deelnemer was in een prikkelende zij het niet zelden verzandende discussie. Dat is nog knap lastig. In de vijfentwintig jaar dat Perdu - destijds opgericht door Chris Keulemans als ‘De verloren tijd’ - bestaat, hebben talloze dichters, Maximaal, postmodern, experimenteel of anekdotisch, uit Nederland en daarbuiten er het podium betreden. Het begon in 1984 in de Amsterdamse Pijp en werd later voortgezet in de Kerkstraat: de huidige nieuwbouw herinnert aan de periode dat hier de kleine poëzieboekwinkel, het uitgeverijtje van avant-gardeliteratuur en poëzie en de Avondenredactie gevestigd waren. ‘De verloren tijd’ staat er in de gevel van de moderne appartementen gebeiteld.
Vanavond vindt het programma plaats aan de Amsterdamse Kloveniersburgwal. De oude keuken van het voormalige Binnengasthuis is alweer zo'n vijftien jaar de plek voor de activiteiten van Perdu. Er is een barretje voor bier, wijn en niet-alcoholhoudende dranken tegen schappelijke prijzen. Maar de mist van sigarettenrook die voorheen rond het publiek en de sprekers hing, is opgetrokken. En dus is er vanavond volop zicht op de drie ‘jonge’ dichters die zich in Vers van het Mes met hun gedichten en een kleine gesproken poëtica voorstellen aan het publiek. De steigertribunes met plaats voor zo'n vijftig personen zijn vrijwel geheel gevuld. Jonge mensen, studenten, weinig grijs haar.
Het is de vijftiende aflevering van het programma. De formule werd een paar jaar geleden, zeg de tijd van ‘onbegrijpelijke poëzie’ versus ‘podiumpoëzie’, bedacht door toenmalig Avonden-redacteur Tjitske Mussche: ‘Ik miste een plek waar de jonge dichters die geen SLAM poëzie schreven terecht konden. Vers van het Mes moest geen open podium worden. We selecteerden mensen die we zelf goed vonden, jonge mensen die nog niet gedebuteerd waren, maar wel al in tijdschriften publiceerden.’ Veel van de dichters die in deze reeks voor het voetlicht traden, hebben inmiddels een of meer bundels op hun naam staan: Marije Langelaar, Maurice Buehler, Els Moors, Lucas Hirsch, Hélène Gelèns, Annemieke Gerrist, Krijn Peter Hesselink. Toch ziet Joost Baars, zakelijk coördinator van Perdu, Vers van het Mes niet als programma om ontdekkingen te doen. Eerder is het bedoeld ‘om poëticale (zelf)reflectie te stimuleren’.
Matthijs Ponte opent de avond met de reeks ‘Het’. Hij leest ritmisch: ‘akker het kervel/ het etsende het/ tsaar het aarse/ het rabiate het/ aardt het droomse (...)’. Een reeks bij uitstek om eerst naar de luisteren om daarna pas te lezen. Ponte zet in zijn gesproken poëtica helder uiteen hoe hij in zijn werk schijnbaar nietszeggende woorden opnieuw met betekenis wil laden; de taal zo forceren dat kleine woordjes als ‘wat’, ‘het’ of ‘is’ opnieuw zinvolle woorden worden. Ook al bekruipt mij het gevoel wel eens vergelijkbare projecten te hebben gelezen, vanavond werkt het. Tegengesteld aan de voordracht en de poëzie van Ponte is het optreden van Martijn Teerlinck. Zijn poëzie-opvattingen zijn ontleend aan dichters als Mandelstam, Rilke en Celan. Het begrip ‘flessenpost’ valt en ‘innerlijk noodzaak’, en ‘vuur’, volgens Teerlinck onontbeerlijk voor een dichter. Hij draagt voor alsof hij het al jaren doet, uit zijn hoofd, met weidse gebaren. Beeldrijke regels: ‘Ik heb een brede lach/ van afgeknipte takken.’ Later vertelt Teerlinck meer podiumervaring te hebben, als slammer. Of zijn niet altijd op het eerste gehoor verstaanbare gedichten zich daar goed voor lenen? Hij lacht. ‘Vanavond was het inderdaad makkelijk. Het publiek was erg ontvangend.’ De laatste dichter in Vers van het Mes XV publiceerde veertien jaar geleden al eens in De Revisor. Dat gedicht nam Gert de Jager niet op in zijn debuut Sterk zeil (De Contrabas) dat vanavond per koerier aan de Kloveniersburgwal wordt bezorgd. Dat het zo lang duurde is niet vreemd voor iemand die een gedicht of vijf per jaar schrijft. Daarbij gelooft De Jager, aldus zijn gesproken poëtica, meer in het schrijven van een gedicht, dan in het bouwen aan een bundel.
De Jagers bundel is na afloop van het programma te koop in Perdu's boekhandel. Daar ligt-ie tussen het ruime aanbod aan Nederlandse en internationale poëzie. Ouder werk, wat in de meeste reguliere boekhandels al lang plaats heeft moeten maken voor nieuwe uitgaven, is hier nog gewoon verkrijgbaar.
In de afgelopen vijfentwintig jaar is Perdu, merendeels gerund door vrijwilligers, een poëzie-instituut geworden. Maar mainstream werd het niet en de intieme sfeer bleef. Zoals een jonge bezoekster zegt: ‘Het is hier informeel, warm. Ik ben na vanavond wel geneigd verder te lezen.’ Joost Baars is ook tevreden en alweer volop bezig met nieuwe programma's: een tweeluik over ‘Liedjes’ van Herman Gorter, een poëziemarathon op Gedichtendag en meer poëzie.
Website van Perdu: www.perdu.nl