Wat vloeit mij aan
Column
Onverwacht een klap
Ooit moest ik, samen met Rogi Wieg, in een radio-programma onder leiding van Matthijs van Nieuwkerk komen opdraven, om iets te vertellen over onze bloemlezing De honderd beste gedichten van deze eeuw. Ik was aan de late kant en kwam dus enigszins verhit en ongecoördineerd het café binnenvallen waar de opnames plaatsvonden. Ik zat nog niet of Van Nieuwkerk vroeg me: waarom staat Michel van der Plas er niet in? Rare vraag. Natuurlijk stond Michel van der Plas er niet in, dat vonden wij helemaal geen belangrijk dichter. Zoiets zei ik dus ook, maar op het moment dat ik Van der Plas diskwalificeerde voelde ik onder de tafel een schop tegen mijn scheen, afkomstig van Rogi Wieg. De boodschap was duidelijk: kijk uit wat je zegt, Michel van der Plas bleek namelijk ook in dat zaaltje te zitten, wist ik veel, vanwege zijn boek over Alberdingk Thijm, en dus werd ik geacht me in te houden. Natuurlijk, niemand kwetsen, lief zijn voor elkaar. De dichterswereld is een lieve wereld, men gunt elkaar het licht in de ogen. Natuurlijk, er vallen wel eens onverkwikkelijke woorden. Zo las ik in het woord vooraf van De man van vele manieren van Ilja Leonard Pfeijffer: ‘De volgende mensen haat ik wel: T. van Deel, Robert Anker en nog een paar van dat soort types’, en onlangs nog schold bij de onderburen Dirk van Bastelaere Benno Barnard uit voor islamofoob. Maar dat zijn maar woorden, pennenstrijdjes. Zelfs toen hele scholen elkaar bekampten, de hermetici tegen de romantisch realisten en anekdotici, in de jaren zeventig, vielen er geen gewonden. Waar is de tijd dat dichters met elkaar op de vuist gingen? En dan niet figuurlijk in een of andere poëzieslam. Ooit vochten Martinus Nijhoff en E. Du Perron een robbertje voor café Américain in Amsterdam. Het ging nergens over, had gewoon met incompatibilité d'humeur te maken. Du Perron, vroeger met Nijhoff bevriend, was hem allengs een ‘klein
literair ijdeltuitje’ gaan vinden en toen een of andere stoker in genoemd café meldde dat Du Perron de tafel verlaten had vanwege Nijhoff, daagde laatstgenoemde de vermeende kwaadspreker uit waarna ‘we op de kinderachtigste manier, daar bij de stoep van Américain elkaar 2 of 3 vuistslagen hebben verkocht.’ Zo beschrijft Du Perron het incident. Het moet zo ongeveer de laatste keer zijn geweest dat dichters elkaar lijfelijk belaagden, al ressorteert het Maximale teiltje rotte vis over Michael Zeemans hoofd in de jaren tachtig allicht ook onder de fysieke oorwassingen. Wijlen Frans Kellendonk vertelde eens dat hij op straat onverwacht een klap had gekregen van een onbekende voorbijganger. Waarom is hem nooit duidelijk geworden. Mij lijkt het wel wat, een anonieme lezer of gefrustreerde collega die zo woedend is dat hij je een mep verkoopt. Dan heb je tenminste niet voor niks geleefd.
Rob Schouten