Ter Plaatse
Het paasbrood en de poëzie
door Janita Monna
Wat: Dichter bij de dichters
Waar: De Kargadoor
Wanneer: 12 april 2009,
SLAU, toegang gratis
Het is zondag, eerste Paasdag. Om één uur zal de Kargadoor in Utrecht haar deuren openen voor een programma in de serie ‘Dichter bij de dichters’. Buiten is het stralend weer, de terrassen aan de Utrechtse grachten lokken. Wie komt er op een zonnige dag als deze naar poëzie luisteren in een vochtige kelder? Het programma zal om twee uur beginnen. Om tien voor twee zijn de bankjes in de lage, maar lichte kelder met uitzicht op de gracht, nog akelig leeg. Mike Platenkamp, directeur van de Kargadoor aan de Oude Gracht en zelf (slam)-dichter, maakt zich geen zorgen: ‘Veel mensen weten dat we meestal wat later beginnen. Ze zullen zo wel komen.’
De reeks ‘Dichter bij de dichters’ is een samenwerkingsverband tussen de Kargadoor en de SLAU, de Stichting Literaire Activiteiten Utrecht. Hans Heesen, redacteur van de SLAU, miste in het ruime aanbod aan poëzie-activiteiten in Utrecht, programma's waarin dieper op het werk werd ingegaan. Zo ontstond het idee voor een serie kennismakingsgesprekken met Utrechtse dichters. Aan de hand van tien gedichten zouden de dichters door Robert Dorsman en Jan van de Haar, beide vertaler, ondervraagd worden over hun werk. Kleine masterclassjes poëzie. De reeks ging in het najaar van 2008 van start met Ruben van Gogh, ook te gast waren Esther Jansma en Geert Buelens. Vandaag staat de poëzie van Ingmar Heytze centraal.
De kleine bar, met koffie, thee en bier voor schappelijke prijzen en met voor deze gelegenheid gratis paasbrood, stroomt rond tien over twee inderdaad langzaam vol. Ook Heytze komt binnen. Sinds begin dit jaar is hij stadsdichter van Utrecht. ‘Ik hoop dat het vanmiddag een aardig gesprek voor publiek wordt. Een goed interview is moeilijk. Robert Dorsman en Jan van de Haar ken ik goed, het gevaar van een ons-kent-ons gesprek ligt op de loer.’
De eerste bezoekers dalen af naar de kelder waar plaats is voor ongeveer zestig personen. De ruimte onder de gewelven is mooi gevuld met mannen en vrouwen van middelbare leeftijd tot ver daaronder. Er zijn echte liefhebbers (Ik luister naar zijn poëzie op mijn iPod) en professionele luisteraars ‘Volgende maand moet ik hem zelf interviewen, ik kom vast voorwerk verrichten’. Om half drie komt Robert Dorsman enigszins gehaast binnenvallen met een stapeltje kopieën, de gedichten die vanmiddag besproken zullen worden.
Hij leidt het programma kort in - zo kort dat in de pauze een dame zal vragen wie híj eigenlijk is - om zich daarna gauw met een eerste vraag tot Heytze te richten. ‘Is de maatschappelijke positie van de dichter terug?’ Heytze steekt van wal, hij praat snel en geanimeerd. ‘Zeker, ja, dankzij de Dichter des Vaderlands, en er komen ook steeds meer stadsdichters.’ Hem ligt het wel, schrijven in opdracht: ‘Je verdiept je in dingen waar je anders niet opgekomen zou zijn.’ Voor ‘Hotel’ bijvoorbeeld, het eerste gedicht dat vanmiddag aan de orde komt, verbleef hij een nacht in het Utrechtse hotel Karel V. ‘Het hotel zou gaan uitbreiden. Dat gaf het
Foto: Nadine Eugenie Ancher
idee voor een “Shining”- achtige sfeer.’ Jan van de Haar wil weten waarom Heytze het woord ‘zwarte’ koos als adjectief voor ‘koffers’. Heytze legt uit dat anders het ritme niet zou kloppen. ‘Zware’ had ook gekund, of ‘rode’, maar ‘zwarte’ beviel het meest. ‘Hecht hij meer aan metrum of aan ritme?’ ‘Moet ik kiezen, dan het ritme. Ik houd niet zo van stampende laarzen in de poëzie.’
De meeste gedichten die ter sprake komen zijn afkomstig uit Utrecht voor beginners, met gedichten die Heytze wekelijks maakte voor het AD Utrechts Nieuwsblad. Dorsman en Van de Haar zijn lovend. Heytze leest ‘Groeten uit Utrecht’. Dorsman: ‘Prachtig! Hier zit heel Utrecht in!’ Een les poëzie-analyse is het niet, vanmiddag, daarvoor zijn de interviewers te bewonderend en hun vragen te weinig kritisch, maar vervelen doet het publiek, op een enkele sudoku spelende man na, zich niet. Heytze kan aanstekelijk vertellen over zijn stad, zijn literaire voorkeuren - ‘ik lees heel verschillende poëzie, Wigman, Boog, Schaffer, Godijn, Oosterhoff’ - zijn werkwijze en de bronnen van zijn gedichten. Naar aanleiding van ‘Voor de verre prinses’, steekt Heytze een kleine tirade af tegen wat hij noemt ‘bewusteloos schrijven’: ‘Dat dichters kunnen debuteren zonder zich bewust te zijn van wat er voor hun tijd is geschreven, dat begrijp ik niet. Ik verwijs graag en veel naar andere dichters, hier natuurlijk naar Slauerhoff. Het is een van mijn lievelingsverzen, modern en klassiek tegelijk.’
Het gesprek loopt uit, ‘zo gaat dat altijd’. De meeste bezoekers zijn tevreden, evenals de organisatie: al was het niet de meest diepgravende, het was tot nu toe de wel best bezochte middag in de reeks. De SLAU hoopt volgend jaar een nieuwe serie te maken. Dan krijgen dichters van buiten Utrecht het woord.
Poëzieprogramma's van de SLAU: www.slau.nl
Programma's van de Kargadoor: www.kargadoor.nl