Focus
De gek in de struiken
H.C. ten Berge als het geëngageerde geweten van de huidige Nederlandse poëzie: Rob Schouten prijst de ontstemde en opgewonden profeet van de ouderwetse donderpreken.
door Rob Schouten
Een sermoen is een vermanende toespraak, Hollandse sermoenen, zoals H.C. ten Berge zijn jongste bundel noemde, zouden dus sermoenen aangaande Holland kunnen zijn. Hij schreef immers al eerder gispend over de vaderlandse cultuur, bijvoorbeeld in het gedicht ‘Vertraagde missive’, voor het Van Goghjaar geschreven, waarin de dichter namens de schilder de hand bijt die hem voedt: ‘Het is de vraag of u nog maalt/ om poëzie, palet, een beurs vol pegulanten// Het sneeuwt biljetten op uw graf// Uw naam is een transactie, zelfs/ de verzenmaker wordt betaald.’
De boetepredikaties in Hollandse sermoenen betreffen echter niet uitsluitend Holland en de Hollanders, al krijgt dat volkje er soms ook van langs (‘Briefsermoen voor dolend grasvolk & kaninefaten’) maar ze gaan eigenlijk de hele westerse cultuur aan. Misschien zijn het dus eerder typisch Hollandse, dat wil zeggen kritische preken, over van alles en nog wat, geheel in lijn met onze volksaard.
Zo staat er een gedicht in tegen de middeleeuwse katholieke boetepredikers (Ten Berges collega's dus) Jacques de Vitry en Humbert de Romans en hun kortzichtige volgelingen:
Hij had geen weet van tijdgenoten uit het andere Oosten,
luisterend naar setsuwa, het voorbeeldig verhaal
om een duistere spreuk in het licht
van Boeddha's leer te verhelderen.
Maar er is ook een sermoen aangaande het vermeende paradijs, álle zonparadijzen, van de Provence tot de Caribische eilanden. Zo bezien vormen deze Hollandse sermoenen de pendanten van Ten Berges oden aan andere, niet-Westerse culturen. Dáár de puurheid en het ongerepte, hier de decadentie, de megalomane en geborneerde gemakzucht.
Over de strekking van zijn gedichten, met hun bepaald anti-Westerse, anti-globalistische toon, kun je van mening verschillen, maar niet over de profetische power van deze dichter. In de afgelopen jaren heeft hij vanuit domineesland een krachtig geluid ontwikkeld, een bijzondere galm die niet makkelijk valt mis te verstaan.
Natuurlijk voelt hij zich in het weggezakte Nederland, en met de echtheid van andere culturen voor ogen, graag een roepende in de woestijn, maar hij weet de schijn van koketterie te vermijden:
Een sermoen als een driedelig pak
dat steeds maar niet als gegoten
Neem het woord dat je ontnomen wordt.
de toon, spreek desnoods voor de banken.
Zing door als het niet gaat, sonoor, stemvast,
Wees de gek in de struiken.
Speel tourette in de straat.
Bovendien neemt hij bij gelegenheid ook zichzelf op de korrel; ‘Het ligt zo voor de hand/ de wereld te verachten,/ de verleugening te laken, (...)/ Erken het maar: ook in jou/ is wijsheid zoekgeraakt.’ Maar meestal richt hij zijn pijlen toch op moderne wantoestanden.
In ‘De verlichte wereld’, ondertitel ‘verlaat maar geneeskrachtig sermoen’ beschrijft hij bijgeloof en charlatans die met kruiden en dierenvetten de mensen genezen, om te eindigen bij het moderne bijgeloof, als om aan te geven dat er per saldo niet veel veranderd is sinds middeleeuwen en andere duistere tijden: ‘Men zoekt het bij/ vreemde diëten, een Hemelse Arts, en de genezende/ hand van een zwevende jurk in een bomvolle/ sporthal of tochtige veiling te Urk.’ Sonja Bakker, Christendom en Jomanda op één hoop geveegd want zachte heelmeesters maken nu eenmaal stinkende wonden.
Zoals het een boeteprediker betaamt is Ten Berge steeds luid en duidelijk te verstaan. Anders dan vroeger, toen zijn werk naar het abstracte en hermetische neigde, heeft hij zich inmiddels tot een welbespraakt redenaar ontwikkeld, die geen microfoon nodig heeft.
Overigens passen deze sermoenen en andere gedichten wonderwel in een nieuw golfje van engagement en bevlogenheid dat her en der door de Nederlandse poëzie trekt. Erik Jan Harmens met zijn Psalmen en gospels en Hagar Peeters met haar Loper van licht hebben onmiskenbaar naar de oude vermaner geluisterd. Wat dat betreft heeft Ten Berges reputatie een merkwaardige carrière gemaakt. Waar hij in zijn vroegere werk aansluiting zocht bij dichters als Ezra Pound en bij de cultuur van prehistorische sjamanen, en er een gloed van exotisme en intertekstualiteit over zijn werk lag, fungeert hij momenteel zo'n beetje als het geëngageerde, maatschappijkritische geweten van de Nederlandse poëzie. Althans in zijn boetepredikaties. Want dat is toch zijn corebusiness.
De poëzie buiten dat bestek kan mij veel minder bekoren, neem de haiku-achtige niemendalletjes in ‘Vier observaties’, zoals: ‘Padden op asfalt, zoemende/ wielen, blinkend/ metaal./ De oversteek naar de zomertuin/ net/ niet gehaald.’ Je proeft er wel wat onvrede en kritiek in, de natuur die het aflegt tegen de techniek, maar alles zo elliptisch en wijs en ingetogen, daar word je als lezer niet wakker van. Nee, de ontstemde en opgewonden profeet van de ouderwetse donderpreken bevalt mij veel beter. En dan nog eentje die in zijn eigen land geëerd wordt ook. Waar heb je dat tegenwoordig nog?
Foto: Jacques Zorgman
H.C. ten Berge, Hollandse sermoenen. Atlas, 2008. 96 pagina's, €17,50.