Driedubbelinterview
Honden die trouw zijn en bijten
Lucas Hirsch, Eva Cox en Ester Naomi Perquin over hun tweede bundel
‘Ik denk dat er bijna niets zo gecomprimeerd en stootbestendig is als een gedicht.’ Net hun tweede bundel uit en vol geloof in de kracht van poëzie: Lucas Hirsch, Eva Cox en Ester Naomi Perquin kunnen zonder gebrul.
door Arjen van Veelen
Als eerste komt een man op een skateboard aangerold. Historicus. Bankemployee. Opgekrabbeld uit een depressie. Verzorger van vijf katten, waarvan drie met drie pootjes. ‘Skateboarding heeft net als poëzie met stijl te maken’, zal hij straks zeggen. ‘En met ritme, individualisme, flow.’
Hij wipt zijn plank op, loopt naar het terras en stelt zich voor. Lucas Hirsch.
Als tweede komt een vrouw op een fiets. Ex-Zeeuwse. Ex-cipier. ‘Ik hou van zorgvuldigheid, in alles’, zal ze straks zeggen. ‘Nou ja, niet in alles. Er zijn twee uitzonderingen. Vechten en vrijen.’
Ze vergrendelt haar fiets. Ester Naomi Perquin.
Als laatste komt een vrouw te voet. Ze komt uit Gent. Ex-broodverkoper, ex-theeschenker. Goedlachs. Accepteert eindelijk de luxe van l'art pour l'art. ‘Plots’, zal ze straks zeggen, ‘verzoende ik mij met het schrijven van poëzie.’ Eva Cox.
Alledrie de dichters hebben net hun tweede bundel uit. Dat is misschien de enige overeenkomst. En, o ja, ze brullen niet.
Lucas praat fel en bevlogen. Hij stelt veel vragen aan de rest. De stem van Eva is zacht. Vaak als ze iets heeft gezegd, doet ze er een lachje achteraan, waarmee ze haar uitspraken lijkt weg te wuiven. Ze is jaloers op Ester, zegt ze, die zo mooi in volzinnen spreekt. Ester is weer jaloers op Eva, die direct vanuit haar hart, zonder woorddouane praat.
Lucas Hirsch (Hilversum, 1975) presenteerde de dag voor het gesprek Tastzin. Het is een in your face-verslag van een zoektocht naar zichzelf. Hirsch was verzand in zijn leven en ook in zijn poëzie. Hij trok zich terug, trad niet meer op. Een mailtje van Yad Vashem over een ver familielid, Beatrice Hirsch (Berlijn 1921-Auschwitz 1944) trof Hirsch diep. ‘Perished’, stond er zakelijk en gedepersonaliseerd. Lucas draagt zijn bundel aan haar op. Poëzie gaf hem de mogelijkheid haar te doen herleven. En en passant krabbelt hij ook zelf weer op. Zijn poëzie is veranderd: minder taalspelletjes, meer bloot. De woede, de leegte in zijn kop, de open wonden, hij laat het allemaal zien als een dolle die zich niet meer om imago bekommert. Honden komen vaak terug, honden die trouw zijn en kunnen bijten.
‘Al tastend’, vertelt hij, ‘heb ik mezelf willen herscheppen. Ik voelde me leeg, hol, vlakgeslagen. Dacht dat ik niks waard was. Niets kon. Ik was mezelf kwijtgeraakt. Had me te veel laten leiden door de omgeving. Die burn-out is belangrijk geweest. Wat wil ik - niet wat wil mijn omgeving voor me.’
Eva Cox (Genk, 1970) kwam ‘min of meer toevallig’, jaren na haar debuut Pritt.stift.lippe, met een twee drie ten dans. Het ontstaansverhaal is eigenlijk onthutsend: de bundel had er zomaar niet kunnen zijn. Een ‘gerenommeerde dichteres’ vroeg Cox na afloop van een optreden of ze de gedichten ook ergens kon lezen. Cox besloot alles wat ze had - gedichten, pastiches, prozafragmentjes - te verzamelen en in volgorde van lengte te leggen. Dat werkte wonderwel. De dansbare stukjes tekst begonnen te spiegelen en te wijzen en te converseren. ‘Van mijn vorige bundel werd gezegd: is dit wel poëzie?’, vertelt Cox. ‘Daar ben ik over gaan nadenken. Ik weet zelf ook niet waar de grens ligt. Door alles in één pot te gooien ontstaat die vraag inderdaad - maar lost die tegelijk ook op.’ Nog immer heeft ze moeite om het nut van kunst en schrijven in te zien. ‘Tot mijn negenentwintigste ben ik alleen maar mama geweest en deed ik dingen die moesten worden gedaan. Luiers verversen omdat die ververst moeten worden. Naar de winkel omdat er eten moest zijn. Tien jaar geleden kwam ik plotseling in een culturele wereld terecht met gedichten waar je subsidies voor bleek te kunnen krijgen; een heel merkaardig universum voor iemand die gewend was aan een wereld van dingen die levensnoodzakelijk heten.’ Voorzichtig verzoent ze zich nu met de luxe die kunst heet. Er was een soort bekeringsmoment in een Parijs museum, waar ze duizenden opgesmukte gebruiksvoorwerpen zag. ‘Een mes met een handvat in de vorm van een walrus, bijvoorbeeld. Er waren uren werk aan besteed. Zeer