Awater. Jaargang 8
(2009)– [tijdschrift] Awater– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 16]
| |
[pagina 17]
| |
De Engelse war poets zijn wereldberoemd. Maar wie kent de Servische, Arabische, Letse, Roemeense of Jiddische gedichten over de Eerste Wereldoorlog? Geert Buelens stelde een grootse poëziebloemlezing samen over de Grote Oorlog. In een begeleidende studie legt hij bloot door welke fascinaties heel Europa in deze periode tot dichten werd aangezet. door Laurens Ham In 2007 reisde Arnon Grimberg naar Afghanistan om soldaten van het Nederlandse leger te begeleiden in het op schrift stellen van hun oorlogservaringen. Dat was in de Eerste Wereldoorlog ondenkbaar geweest. Niet omdat er in de loopgraven aan het westelijk front geen literatoren rondliepen, maar omdat iederéén in 1914 teksten schreef. Er hoefde geen nationale auteur langs te komen om de soldaten het schrijven te leren. Bekend zijn de memoires en autobiografische romans die er over de oorlog verschenen: Im Westen nichts neues, Le feu, Goodbye to all that. Ongetwijfeld was poëzie een nog belangrijker medium. Er verscheen minstens een miljoen gedichten over de oorlog - en dat aantal zou nog vele malen hoger kunnen liggen. Die teksten verschenen niet alleen in honderden bundels die in tientallen landen werden uitgegeven, maar ook in tijdschriften, vlugschriften en kranten. In deze periode speelde poëzie immers nog een sterk opiniërende rol. ‘Honderd jaar geleden schreef men gedichten zoals wij vandaag columns: om gebeurtenissen vast te leggen en ze van commentaar te voorzien,’ schrijft Geert Buelens in het voorwoord van Het lijf in slijk geplant. Gedichten uit de Eerste Wereldoorlog. Buelens is hoogleraar Moderne Nederlandse Letterkunde aan de Universiteit Utrecht, essayist en dichter. Zijn Eerste Wereldoorlog-project is minstens even ambitieus als zijn monumentale proefschrift Van Ostaijen tot heden, waarin hij via het werk van Paul van Ostaijen een Vlaamse literatuurgeschiedenis van de twintigste eeuw presenteerde. In Het lijf in slijk geplant staan zo'n tweehonderd gedichten tot 1925 over de Eerste Wereldoorlog: teksten uit Europa, maar ook uit de koloniën; korte teksten en fragmenten van langere teksten (Majakovski's Oorlog en Heelal, Gorters Pan, T.S. Eliots The Waste Land); teksten van soldaten en van thuisblijvers. Nooit eerder werd zo'n grote internationale collectie bijeen gebracht.
Een blik op de Nederlandstalige teksten die zijn opgenomen laat direct het ongekend brede bereik van deze bloemlezing zien. Alleen Paul van Ostaijen, Herman Gorter en Theo van Doesburg worden tegenwoordig nog gelezen. Maar wie kent nog de destijds populaire volksdichters René de Clercq en C.S. Adama van Scheltema, Van Doesburgs eerste vrouw Agnita Feis of Jacobus van Looy, die met een schitterend gedicht over een Britse oorlogsfilm vertegenwoordigd is? Nog onbekender terrein zijn buitenlandse taalgebieden als het Jiddisch en het Xhosa, die vanwege de tweetalige presentatie zelfs in het origineel gelezen kunnen worden. Tegelijk verschijnt de begeleidende studie Europa Europa! Over de dichters van de Grote Oorlog. Hierin analyseert en contextualiseert Buelens veel van de gedichten die in de bloemlezing zijn afgedrukt. De teksten zijn ingebed in een geschiedenisverhaal over de ‘war to end all wars’ en de dichters die tijdens die oorlog actief waren. | |
Sappige vlokken mensenvlees‘The war to end all wars’: dat was het beeld waarmee miljoenen soldaten vanaf augustus 1914 naar het front trokken. Het begin van de oorlog is met grote utopische visioenen omgeven. Al jarenlang walgde men in Europa van de verrotheid van het continent, de vruchteloze conflicten, de ingeslapenheid, de decadentie. Er moest maar eens een goeie grote oorlog komen om aan al die lapzwanzerigheid een einde te maken. Het bloed dat zou vloeien zou kunnen werken als een Europese aderlating: alle rottigheid zou vernietigd worden en er zou een nieuwe, actieve Europese mens kunnen ontstaan. Valeri Brjoesov schreef: ‘Mag 't wankel bouwwerk van de tijden/ Teloorgaan in een kuil van bloed,/ In 't vage licht van roem gaan wij dan/ Een nieuwe wereld tegemoet!’ | |
[pagina 18]
| |
Natuurlijk was het niet alleen een dergelijke retoriek die bijna heel Europa ertoe aanspoorde zich in deze oorlog te storten. In de eerste plaats was het een conflict dat voortkwam uit de problematische verhoudingen binnen en tussen de Europese staten. De opkomende supermacht Duitsland zocht naar gebiedsuitbreiding. Engeland wilde de wereldmacht behouden en gaf dus geen duimbreed toe aan Duitsland. Het tsaristische Rusland dreigde uit elkaar te vallen door revolutionairen en allerlei volkeren die onafhankelijk wilden worden, zoals Polen, Finnen en Oekraïners. Al deze nationale spanningen hebben al evenzeer hun weerslag op de poëzie gekregen. In Buelens' bloemlezing staan virulente staaltjes nationalistische Balkanpoëzie (‘Moeder Servië, treur maar niet,/ Reeds breekt de gouden vrijheid aan’) en propagandistische haatzaaierij. Zo schreef Rudyard Kipling, de Nobelprijswinnaar die bekend werd met The Jungle Book, voor het Engelse War Propaganda Bureau: ‘For all we have and are,/ For all our children's fate,/ Stand up and take the war./ The Hun is at the gate!’
Wat de dichters van de Eerste Wereldoorlog ook wilden - nationale zelfstandigheid, internationale vrede en veiligheid, een nieuwe cultuur en literatuur - telkens dienden hun verzen om betekenis te geven aan de oorlog. De hedendaagse lezer klinkt dat misschien vreemd in de oren. Maar zoals Buelens in een interview in het VPRO-programma Boeken zei: ‘De Tweede Wereldoorlog is voor ons te begrijpen, de Eerste Wereldoorlog niet.’ Dat de geallieerden zich tegen het misdadige naziregime keerden, was niet meer dan rechtvaardig. Maar welk doel diende de Grote Oorlog in 's hemelsnaam? Al na enkele weken liep de strijd vast in de velden van België en Noord-Frankrijk en groeven de partijen zich in. Vier jaar lang beschoten ze elkaar vanuit de loopgraven, telkens duizenden doden en gewonden veroorzakend wanneer een van de partijen probeerde door te breken. Het lijkt een absurde exercitie. De gedichten laten echter zien dat de oorlog in de jaren '10 vaak heel anders werd aangevoeld: mensen hadden wel degelijk een reden om zich ermee te bemoeien, een reden die ze voor zichzelf bleven formuleren, veranderen en vastleggen in gedichten. Dat betekent niet dat overal in Europa met gejuich op de oorlog werd gereageerd. Er was wel degelijk veel protest, ook in de eerste oorlogsmaanden, bijvoorbeeld uit pacifistische socialistische hoek. De ronkende retoriek en het militarisme kunnen bovendien niet verhullen dat iedere soldaat momenten van doodsangst beleefde. Het is een kant van de oorlog die in de gedichten relatief weinig aan bod komt. Als hij wel eens te zien is komt hij des te harder aan, zoals in ‘Oorlogslied’ van de latere dadaïst Tristan Tzara: Mama,
Ik huil de hele tijd als een toonladder die niet verder kan
Zo zwaar is de weg
Zo roepen ze ons almaar.
Onze knieën doen ons bitter pijn
Zoals de rest.
In onze ogen slaat de wind zijn klauwen
Zodat de pupillen kraken als granaten.
Door zijn brede selectie nuanceert Het lijf in slijk geplant de beelden die over de oorlog bestaan. Aan het begin liep niet iedere piot juichend de bek van het oorlogsmonster binnen, net zoals niet iedereen aan het einde ontgoocheld en kapot achterbleef. De beste gedichten van de bundel laten bovendien zien hoe er spanning en meerduidigheid binnen de grenzen van één gedicht kunnen bestaan. Vladimir Majakovski's ‘De oorlog is verklaard’ is zo'n tekst waarin ironie en ernst met elkaar verstrengeld raken, waardoor niet langer duidelijk is of deze tekst een kritische of enthousiaste visie op de oorlog probeert uit te dragen. Daarbij tast de ontregelende beeldspraak de grenzen van de realiteit af: De schaterkeel van de kanonsbas doorboerde
de droom van stedelijke stapelblokken
en de wind uit het westen - als rode sneeuw - voerde
mensenvlees aan in sappige vlokken.
Niet alleen de eenzijdige beelden over de oorlog worden genuanceerd, ook de productie van oorlogsverzen wordt in perspectief geplaatst. Zo laat de grote hoeveelheid poëzie uit Rusland, de Balkan en de Baltische staten zien dat de oorlog bepaald niet alleen ‘in Flanders fields’ werd uitgevochten. Minstens even grote drama's speelden zich af aan het oostfront, waar de oorlogssituatie vaak nog extra verwarrend was door de multi-etniciteit van de betrokken staten. Zo waren Polen uit Duitsland gedwongen om tegen Polen uit Rusland te vechten. In ‘Zij die nog niet is verloren’ sprak de Poolse nationalist Edward Słonski de hoop uit dat uit het vergoten Poolse bloed uiteindelijk een onafhankelijke Poolse staat zou verrijzen. Daarmee gebruikte hij een beeld dat in de bloemlezing telkens weer opduikt: dat van het bloedige offer dat uiteindelijk tot een glorieuze toekomst zou moeten leiden. Dat Buelens ervoor gekozen heeft om zoveel verschillende dichters en poëtica's een plaats te geven, maakt ook dat clichés over moderne versus traditionele poëzie onder druk komen te staan. De futuristen, dadaïsten en surrealisten waren in verstechnisch opzicht veel vooruitstrevender dan de dichters die in de oude versvormen bleven dichten. Dat betekent echter niet dat zij er vaak geen aartsconservatieve ideologie op na hielden. Vooral de futuristen deden in retorische bombast en patriottistische ijver niet onder voor de gemiddelde rijmelaar. | |
Geen grote woorden schuwenIn Het lijf in slijk geplant ontstaat een geschiedenis van de oorlog en van de betrokken dichters. De gedichten zijn namelijk gedateerd en in chronologische volgorde geplaatst en bij de meeste verzen is een korte toelichting opgenomen. In enkele woorden geven ze een indruk van de menselijke drama's die achter de gedichten verscholen liggen. Onder het bekende ‘Grodek’ van de Duitse Georg Trakl staat: ‘Na traumatische ervaringen bij de Slag om Grodek probeert Trakl een einde aan zijn leven te maken. Op 3 november 1914 sterft hij aan een overdosis cocaïne.’ Wie meer wil lezen over de oorlog en de oorlogsdichters, kan in Europa Europa! terecht. In dit boek bespreekt Buelens veel van de gedichten uit Het lijf in slijk geplant in detail, steeds in samenhang met de levensverhalen van de dichters en de oorlogsontwikkelingen. Dat is veel voor een studie van driehonderd pagina's. Het boek lijdt dan ook onder Buelens' enthousiaste verzameldrift. De lezer die alles wil begrijpen en onthouden moet bij aanvang veel kennis bezitten van het Europa van 1914 en de literaire productie van die periode. Maar wie de moeite neemt om de | |
[pagina 19]
| |
studie en de bloemlezing naast elkaar te lezen, mag rekenen op een bijzondere leeservaring.
Europa Europa! beschrijft hoe de Eerste Wereldoorlog korte metten maakte met de droom van het vreedzame en ideale Europa. Het bijna vanzelfsprekende internationalisme van de vooroorlogse jaren liep in het conflict een gevoelige deuk op. Een triomf van het nationalisme was het, die eens te meer duidelijk maakte dat de toekomst van Europa niet in verdere eenwording lag, maar in versplintering. De oorlog heeft de aanzet gegeven tot het ontstaan van allerlei nieuwe landen (Polen, Tsjecho-Slowakije, Finland, Joegoslavië) en tot grote staatkundige veranderingen (Rusland werd de Sovjet-Unie, Duitsland de Weimar-Republiek; Oostenrijk-Hongarije viel uit elkaar, net als het Ottomaanse Rijk). Zoals Buelens in zijn nawoord duidelijk maakt, voelen we in de eenentwintigste eeuw nog altijd de gevolgen van de Grote Oorlog: de nog altijd voortdurende conflicten op de Balkan hangen er bijvoorbeeld mee samen. De poëzie kan van deze ontwikkelingen niet los worden gezien. Zo hangt de Italiaanse bijdrage aan de oorlog vanaf 1915 samen met de pleidooien voor oorlogsdeelname van de futuristen. Dichters konden zelfs een politieke rol spelen, zoals blijkt uit het bizarre levensverhaal van de extreem militante Gabriele D'Annunzio. Hij probeerde na de oorlog de Dalmatische stad Fiume aan het Italiaanse moederland vast te hechten. Hij benoemde zichzelf tot duce van de stad en verklaarde Italië de oorlog toen het land Fiume weigerde op te nemen. Er vielen meer dan vijftig doden en honderd gewonden, maar D'Annunzio zelf overleefde het. Dit voorbeeld geeft aan dat niet de politiek en de diplomatie de hoofdrol spelen in dit boek, maar de tientallen dichters die besproken worden. Hun absurde, herkenbare, tragische of ontroerende levens staan centraal. Buelens slaagt erin van een figuur als de Schotse Charles Sorley bijna een romanfiguur te maken: een liefhebber van de Duitse Kultur die zich bij het uitbreken van de oorlog toevallig in Duitsland bevond, wist te ontkomen en aan de kant van de Britten in 1915 sneuvelde. Hij had nog een gedicht in zijn ransel, waarin hij schrijft: ‘It is easy to be dead. Say only this: “They are dead.” Then add thereto: “Yet many a better one has died before.”’ Buelens laat zijn proza swingen: hij durft sentimentele levensbeschrijvingen af te wisselen met rijen koude cijfers en informatieve passages met scherpzinnige ironie. ‘Zelfs de futuristen hadden zich de oorlog - “enige hygiëne van onze tijd” - als een tijdelijke toestand voorgesteld: wie al te lang in bad blijft zitten wordt immers opnieuw week.’ Op de beste momenten maakt Buelens het gebaar waar waarmee hij zijn studie begint: ‘Laat ons het leven prijzen en geen grote woorden schuwen.’ De beide boeken van Geert Buelens zijn uitgegeven door Ambo/Manleau. De studie Europa Europa! Over de dichters van de Grote Oorlog telt 320 pagina's en kost €24,95; de bloemlezing Het lijf in slijk geplant. Gedichten uit de Eerste Wereldoorlog telt 672 pagina's en kost €49,95. |
|