Focus
Alles en nog wat
Romancier Marcel Möring is gewoon gedichten gaan schrijven zoals hij ze leuk vindt en zoals hij ze mooi vindt, en dat bevalt Ron Rijghard wel.
door Ron Rijghard
Als een romanschrijver van de status en met het oeuvre van Marcel Möring op latere leeftijd plots debuteert met een gedichtenbundel, dan ga je onwillekeurig eerst op zoek naar zijn impuls om poëzie te gaan schrijven, naar zijn motief. Totdat je weer terugkeert bij de gedichten en ze gaat lezen voor wat ze zijn.
Dan lees je het openingsgedicht ‘Ithaca’ nog eens over en dan valt vooral het traditionele vocabulaire op: ‘water kwikzilvert’, het ‘eindeloze meanderen’, het ‘golvende gras’ en die poëtische tint: ‘de reckittblauwe lucht’. Het is klassiek, het is de aankondiging dat in dit boekje een stevig potje gedicht gaat worden. Met Ithaca als plaatsbepaling is de literaire verdieping veilig gesteld.
Maar in het tweede gedicht gaat het er juist eigentijds, hyperrealistisch aan toe: ‘Tussen bedelkraaien ijsstukjes marlboropeuken koffiebekers/ olieluchtwater en de grafische schreeuw van elektriciteitsmasten’. De opsomming geeft aan hoe ontheemd de dichter is, als hij plots stelt: ‘Ik mis jou in het plotselinge besef dat de wiskunde van de liefde/ eenvoudiger is dan ik dacht maar ingewikkelder’. Dat klinkt quasi-dichterlijk, in een niet heel potente variant op Kellendonks ‘economie van de liefde’.
Het is de opmaat voor een schets van een kille ochtend langs de snelweg en de vaststelling ‘alles is nu al vertrek’. Dit, voegt de dichter toe, ‘dit allesennogwat’. Dat is een mooi moment, als een klein wegwerpgebaar dat een actrice terloops maakt (vrouwen kunnen dat beter dan mannen). Waarop de wiskunde-dichter afsluit: ‘Ik bereken op hoeveel manieren jij het licht der dingen bent// en ik de uitkomst.’
Het derde gedicht is een miniatuurtje over ‘schepen die verlangen naar open water’ en ‘naar jouw overkant’. Na drie gedichten is de topische driehoek getrokken waarbinnen deze dichter zich beweegt, waarbij de vormgeving voortdurend varieert. Daarbij niet gehinderd door wat poëzie in de 21e eeuw is of wat dat plukje dichters aan de rand van het literaire Nederland er voor opvattingen op na zou kunnen houden. De romancier die ook gedichten schrijft, maakt die gedichten met het volle vertrouwen in zijn eigen autonomie. Wie dat voor naïef houdt, is zelf zijn onbevangenheid kwijt.
Möring doet alsof hij helemaal geen ander register, geen andere beelden, personages en thema's hoeft te kiezen dan in een roman. Hij is gewoon gedichten gaan schrijven zoals hij ze leuk vindt en zoals hij ze mooi vindt. Dat lijkt een overbodige veronderstelling, maar het aardige is dat het een manier van dichten oplevert die je niet snel meer tegenkomt in Nederland. Waarbij de dichter ‘geplukt’ of ‘Maanlicht in huis’ in het wit zet, als hem dat goed dunkt. Of een achtpuntenlijstje opstelt met wat ‘ik’ en ‘jij’ doen. En dan weer twee breed uitwaaierende gedichten schrijft.
Het resultaat is al even variabel. In het schitterende ‘Een man weerloos’ is een zoekende, twijfelende definiëring van een zwakke, weifelende man. Het is handig retorisch opgebouwd, met vijf strofen die op vergelijkbare manier beginnen: ‘Een man die zo'n man is die 's ochtends in zijn auto naar het kruispunt staart’. De structuur van herhaling en nevenschikking geeft het gedicht adem en ritme.
Je rolt er al zingend doorheen, want het is regel voor regel raak geformuleerd. Heel direct:
Een man als een muur maar
Geplamuurd en gladgestreken
Overschilderd in dezelfde kleur als de rest
Een schutkleur met andere woorden of eigenlijk.
En heel indirect:
die zo'n man is die zich een man voelt achter de man
Die hij is een man die de andere man voortduwt
Omdat er nu toch eenmaal doorgegaan moet
Je hebt de taak op je genomen en nu
Maak je hem af en dat soort dingen zo'n man.
Wanneer de dichter een klassieke metafoor inzet: ‘een man die buigt onder de storm/ zoals het riet’, dan is dat om daar aan toe te kunnen voegen ‘en weet dat dat is hoe riet overleeft’.
Alles past en klopt in dit gedicht. Terwijl ter rechtzijde een gedicht staat dat begint met: ‘Ik zou willen zeggen maar ik zeg het niet want ik kan/ het niet zeggen’, etc. Zo kletst het maar door tot de slotregel: ‘Terwijl ik veel heb te vertellen.’ Veel erger of ergerlijker kan een gedicht niet mis gaan, maar de dichter heeft onbekommerd van alles uitgeprobeerd en hij zet het even ombekommerd allemaal bij elkaar in deze bundel. Ja, vooruit, ook nog wat slamgedichten (‘Maatschappelijke posities’ en ‘Reinigingsadvies’, het titelgedicht), in een ontspannen staccato.
Als deze bundel al constanten bevat, dan zijn dat de royaal romantische toon, de stoffering met klassieke beelden en de sfeer van voorbij geluk, van verlies en afscheid van de geliefde. Marcel Möring was al een interessante romancier. Hij is nu ook een interessante dichter.
Foto: Harry Cock
Marcel Möring, Reinigingsadvies. De Bezige Bij, 2008. 64 pagina's, €16,50.