De mieren betrokken een huis
pal onder het onze
Ons adres werd niet het hunne:
een zandhoop onder de vloer
(De mieren)
Het is verder september, de rappe mieren
stallen hun porsches in hun catacomben,
de draaimolens malen. Vele karrensporen
rijden weg uit augustus. Herijk je refreinen
nu de winter daagt en de bijenkorven haast
geen honing meer bergen maar een tortel
aanhoudend in de hazelaar spottend klaagt
‘Je wordt ter plaatse vernaggeld, overal’
Hij, Wilhelm Conrad Röntgen, richtte eens
in een schemerende eeuw, zijn schreden naar
't mistige koninkrijk aan zee, de zakpijp
in die dagen van de mens nog niet de naaste
Gromden de klokken in elfhonderdtien al elf?
Op de bladskeletten verwelkten elf narren
‘Well done, Charlie!’ riepen de hockeyers,
de nakomelingen van zakpijp en lancetvis
Regenbeladen vallen de herfstbladeren,
brieven door de wind verstuurd, met jammer
beschreven. Egels rollen zich op en slapen;
kermislichten zwenken boven de afdaken
DNA schudt stamboom op. De mens is meer zakpijp dan lancetvis. NRC Handelsblad, donderdag 23 febuari 2006
Kameleon
Alles heeft de kameleon,
alle lakken en verven,
maar eigendunk mist hij.
Regent het, hij voegt zich
als druppels bij de regen;
arriveert hij in rotsland,
van pure solidariteit
wordt hij grijs en dorstig.
Volgzaam als de kameleon-
Klinkt de roep ‘Gedrongen’,
ik schrans tot ik rond ben;
‘Wat is hij onverstandig!’
en ik hoos al mijn kennis.
Modderwegen en rivieren
zoeken de laagste plaats,
lopen naar zee; zo doe ik.
Waar het laag is, zoek
daar mijn spoor en spraak,
in 't allerliefst laagland
dichtbij de schuwe zee.
Graag val ik in de smaak
en nog liever behaag ik
de kameleontische zee-
‘Wat ben je laag!’ Ze daalt.
‘Wat sta je hoog!’ Ze stijgt.
De tijd is haar branding
[pagina 31]
[p. 31]
Nijmeegse getijden (fragment)
De wolk en ik zag
iemand als een mensenzoon
zegt Johannes, ja daar in maart
arbeiden ze in een wijngaard,
snoeien ranken
De wintertrechterzwam
tot in de winter te vinden
in naaldbossen
in Gelre en in 't Roer- en Rijnland
goot nog niet zijn boodschappers uit
En was 't vanwege de akelei-
donkerblauwe bloem der waanzin
op de rots Patmos van Johannes
onderaan 't blad uit het boek
van de broers uit de Burchtstraat -
of de bladzij die verdween
op zeker moment?
In de maand maart
vliegt de gevleugelde slang weg
waarin de fee Mélusine
zich veranderen kon,
op alle zaterdagen:
de beschermster van Slot Lusignan
(de ploegende boer
en zijn bruine en zwarte os
zijn onaangedaan,
de snoeiers snoeien voort)
Stenen huizen aan de Burchtstraat
de stad groeide hard
Miniatuur- en paneelschilders,
het was een komen en gaan van
beeldsnijders, vaandels
banieren en wapenschilden,
tempera goud perkament
En gedreven zilver
Wie of wat verzaakte hen,
de Gebroeders;
als vlokken in een sneeuwstorm
joeg toen de kunst
door het Hertogdom Gelre
De vergulde hertog Jean de Berry
liet zich schilderen als machtig
staatsman, rijkgekleed
op pelgrimstocht circa 1412, voor hij
in 1417 stierf; een vlieg
is meegeschilderd
in 't randwerk op
de rots Patmos en in een missaal
O belles heures, o ruw getijde
dat later kwam
Foto: Roeland Fossen
H.H. ter Balkt (1938) geldt als een van de grootste levende dichters in Nederland. Sinds 1969, het jaar waarin hij onder het pseudoniem Habakuk II de Balker zijn debuutbundel Boerengedichten uitbracht, schiep hij een omvangrijk oeuvre, dat in 2003 met de P.C. Hooftprijs werd bekroond.