zet die, weliswaar niet gespeend van schoonheidsfoutjes als corruptie, massale werkloosheid en gebrekkige energie-voorziening, betrekkelijke rust kent.
Tegen die wankele achtergrond van gewapende vrede keren de jonge kunstenaars en schrijvers terug naar hun eigenlijke opdracht: het luisteren naar hun creatieve innerlijk en het vormgeven van wat dat dicteert. Sjota Iatasjvili sluit zich aan bij een groep sociaal bewogen kunstenaars die hun literaire performances en alternatieve acties in 1994 bundelen onder de naam Tbilisi Performance Theatre. Vooral de Amerikaanse beatnikbeweging van Allen Ginsberg, Jack Kerouac c.s. sprak daarbij tot de verbeelding. In die woelige tijden hebben de jonge Georgische kunstenaars oog voor wat er op straat gebeurt en kneden ze de rauwheid van het leven zoals het is, om in de vorm van performancekunst waarbij het woord een grote rol speelt. Deze lijn trekt Iatasjvili door tot vandaag: kenmerkend voor zijn poëzie zijn de aandacht voor de alledaagsheid en de eclectische stijl waarin hij die alledaagsheid beschrijft.
Omdat deze elementen de gebruikelijke pastorale en romantische toon van de Georgische poëzie verstoren, krijgt hij weleens het etiket van postmodernist opgeplakt. Zijn gedichten zijn in het landschap van de Georgische poëzie niet vanzelfsprekend. Hij heeft oog voor weinig poëtische verschijnselen als geld, kleren en een uitgetelde auto, verwerkt ze in een gedicht dat de lezer anders leert kijken, als in een lachspiegel. Wat in het werkelijke leven banaal oogt, krijgt door de uitvergrote emotionele band die de dichter met die banaliteiten opbouwt, een even gulle poëtische uitstraling als liefde, verraad en geloof. Dat type universele meeslepende onderwerpen gaat Iatasjvili trouwens ook niet uit de weg, wat blijkt uit zijn gedichten ‘De kus’, ‘De vlieger’ en ‘Leer me uit het hoofd’. Het grote en het kleine passen prima naast elkaar, en nog blijft er ruimte over om over het dichten zelf te dichten.
Iatasjvili is behalve een man van de poëzie ook een productieve prozaïst en essayïst, en zelfs een vrouw: zijn vrouwelijke alter ego, Diana Vatsjnadze, wijdt zich eveneens aan het schrijven en publiceren van poëzie en proza. Misschien vloeien zijn vele poëticale gedichten wel voort uit zijn bezigheden als recensent en redacteur. Sinds 1996 publiceert Iatasjvili artikelen over kunst en literatuur in uiteenlopende tijdschriften. Nu leidt hij als hoofdredacteur de literaire krant Alternativa en de uitgeverij van het cultuurcentrum Caucasian House in Tbilisi. Hij werkt er momenteel aan een bloemlezing van eigentijdse poëzie uit de Zuid-Kaukasus.
Het valt op dat onder alle disciplines die hij beoefent, vooral in zijn poëzie de humor onophoudelijk aan de oppervlakte komt. Iatasjvili's kolder is bescheiden en terughoudend van aard, en is subtiel verweven met zijn beelden, zijn onverwachte wendingen en de lach met een traan die misschien wel symbool staat voor de taaiheid van een kwetsbare dichter die in het gewoel van het dagelijkse leven aan de zijlijn staat.
Ingrid Degraeve (België, 1972) woont sinds 1999 in Tbilisi, waar ze als vertaler, schrijver, docent, uitgever en curator werkzaam is. Naast haar docentschap Nederlands aan de ‘Ilia Chavchavadze State University’ leidt ze Uitgeverij Link waarmee ze eigentijdse poëzie, proza en kunst uit Georgië, de Lage Landen en andere buitenlanden uitgeeft. Bij Uitgeverij Voetnoot verschenen haar twee eerste vertalingen uit het Georgisch, beide van de schrijver Erlom Achvlediani: Vano en Niko in 2003 en De man die zijn hoofd verloor in 2006.
Elk jaar op 14 april wordt de Dag van de Georgische Taal gevierd en in de hoofdstad van Georgië staat een standbeeld voor de moedertaal. Zo wordt de herinnering aan de overwinning op het sovjetregime levend gehouden. In 1978 dicteerde Moskou dat het Georgisch als officiële taal van de baan moest, maar massaal protest in Tbilisi dwong de machthebbers op de knieën. Georgisch is een taal die, wat overleven betreft, de klappen van de zweep kent: tegen de tijd, het sovjetregime en de ontoegankelijkheid in. Het is een niet-indo-europese taal met een eigen alfabet, al millennia voor onze tijdrekening ontstaan. De Georgische literatuur kent een ononderbroken traditie van meer dan vijftien eeuwen. Vertalers zijn echter over de hele wereld op twee handen te tellen. Pas in 2003 en 2006 verschenen de eerste Nederlandse vertalingen uit het Georgisch - door Ingrid Degraeve - in boekvorm. Sjota Iatasjvili, auteur van acht dichtbundels en drie verhalenbundels, is een van de drie Georgische dichters die zullen optreden tijdens de komende editie van het Poetry International Festival, van 16 t/m 22 juni in de Rotterdams Schouwburg.