| |
| |
| |
Foto's: Mark Kohn
| |
| |
| |
Poëzie is voor Hans Verhagen bittere noodzaak
‘Ik wist al eerder dat ik goed was’
Voor Hans Verhagen (3 maart 1939) is poëzie geen vrijblijvende zaak. Voor hem is zij bittere noodzaak. Zijn jongste bundel Draak is de bevestiging van een groot dichterschap, een nieuw hoogtepunt in zijn toch al rijke oeuvre. Een gesprek met de dichter voor wie ‘poëzie een spannende bezigheid is die aan je vreet’.
door Nico de Boer
De dichter Verhagen wordt de laatste jaren door een nieuwe generatie critici bejubeld zoals hij in zijn begintijd werd geprezen om zijn vernieuwende, gedreven poëzie in de bundels Rozen & motoren (1963), Cocon (1967), Sterren cirkels bellen (1968) en Duizenden zonsondergangen (1971). Die hernieuwde waardering en bewondering, nadat de kritiek hem in de jaren tachtig en negentig minder welwillend bejegende, doet hem goed, maar lijkt hem niet echt te verwonderen: ‘Ik wist al eerder dat ik goed was.’ Toch is van zelfgenoegzaam triomfalisme geen sprake.
Hans Verhagen, opverend, op vermanende toon: ‘Als ik nu lees dat ik met Triomfantelijke wandelingen (2000) een nieuwe weg ben ingeslagen, denk ik meteen: omdat je voordien nooit iets van me hebt gelezen! Maar dat is de trend; historisch bewustzijn is in Nederland nagenoeg verdwenen. Het lijkt wel een typisch Nederlands patroon, want in de jaren vijftig bleef, ondanks de breuk van de oorlog, Nederland in de greep van het verleden steken. Neem van mij maar aan dat alles op een heel laag pitje stond. Nu doet Nederland denken aan een man die zijn benen laat amputeren omdat hij een bromfiets heeft gekocht. Alles wat voorafging wordt domweg ontkend. Maar zonder verleden heb je geen heden en geen toekomst. Dat komt natuurlijk mede door onze ongeïnspireerde, gevoelsdomme leiders. Zelf noemen politici dat “duidelijkheid”. Met 10 miljoen mensen op een vierkante meter kun je “duidelijkheid” echter beter vergeten. Het veranderde levensgevoel van de jaren zestig had ook niets met de politiek te maken. Het stroomde ons land binnen op een muziekgolf. Laten we zeggen dat de luxe van de artistieke belevenis, van schoonheid met waarheid, gedemocratiseerd werd in de tijd van The Beatles, The Who, Dylan, Cream, Reed et cetera. Daar kwamen de impulsen vandaan waarvan politici de neerslag zagen en probeerden te profiteren. Maar ze konden alleen de oppervlakkigste noties pikken, want wat er echt gebeurde zagen ze niet. Maar ik zag de bevrijding om mij heen. Zelf had ik jaren tevoren al een ontdekking gedaan die het voor mij deed: de experimentele poëzie, zoals het toen nog heette. Een paar jaar na verschijnen kreeg ik een bundel van Lucebert in handen, Van de afgrond en de luchtmens (1953). Ik was net zestien. Ik wist niet wat ik las. Het leek aanvankelijk wartaal, maar daar kwam een enorme magie vandaan, het intrigeerde me mateloos. Die poëzie paste prima bij mijn verzet tegen de gevestigde
orde, school, leraren, ouders, de druk van het te lage wolkendek. Later bleek dit Luceberts meest lyrische poëzie, maar door de vrijgevochten omgang met geheiligde begrippen wakkerde dat werk het vuur van mijn verzet en verlangen naar vrijheid meer aan dan sommige van zijn politieke en anarchistisch bedoelde gedichten. Dat mensen het niet met elkaar eens waren en oorlog voerden, wist ik al uit andere bronnen Maar dat je een eigen taal kon maken, met al die geheimen, om iets te zeggen wat op geen enkele andere manier te zeggen valt, dat was misschien wel de grootste eyeopener sinds mijn geboorte.’
Nog voor The Beatles, in 1963, verscheen zijn dikke debuutbundel Rozen & motoren, die insloeg als een bom, ook publicitair. Verhagen, net in de twintig, werd door sommige critici prompt beschouwd als belangwekkender dan Lucebert. ‘Soms werd ik geprezen op gronden die me helemaal niet bevielen. Door mensen die dachten van de Vijftigers verlost te zijn. Maar ik was gek op de Vijftigers. Dus daar ben ik nooit ingetrapt.’
Wel moet tot tevredenheid gestemd hebben dat mensen als Campert, Elburg, Kouwenaar, Lucebert die niet zo dol waren op die Nieuwe Stijl-beweging waar Verhagen in zat (met Armando, Cornelis Bastiaan Vaandrager en Hans Sleutelaar, ndb), van meet af aan op zijn talent wezen. Maar dat ze de door hem gekoesterde gedichten van Armando totaal niet zagen zitten, verwondert hem tot op de dag van vandaag.
‘In de jaren zestig stonden wij te boek als radicale vernieuwers, en we zetten ons ook wel af tegen de Vijftigers, maar dat was om een vuist te kunnen maken. Treuren over de tragiek van de moderne mens was niet ons pakkiean. We gaven er de voorkeur aan ons bezig te houden met wat alle mensen altijd gemeen hebben gehad. Sleutelaar zei: “Poëzie komt niet voort uit het poëtische, maar uit het anti-poëtische.”’
| |
| |
| |
Wapenfeiten
Hans Verhagen - dichter, schilder, journalist, filmmaker - heeft moeite met interviews. Toch toont hij zich in het gesprek een welbespraakt man, zij het op een rusteloze manier. Zijn taal - hij is verbaal net zo associatief als in zijn poëzie - waaiert alle kanten op. Draak, zijn jongste bundel, vormt daarin de rode draad, maar zijn gedachten voeren hem herhaaldelijk terug naar een even glorieus als aangrijpend verleden. Terloops passeren de wapenfeiten: zijn jeugd als notariszoon in Vlissingen en de bliksemcarrière als journalist in de jaren zestig (de jongste bediende van 17 bij de Provinciale Zeeuwse Courant was binnen twee jaar de maker van een eigen pagina, Pagina Q, in het Algemeen Dagblad). Zijn werk bij de Haagse Post in Amsterdam, wat toen een avontuurlijk nieuwsweekblad was, waar onder anderen Armando, Vinkenoog, Rem Koolhaas, Cherry Duyns en Peter Brusse zijn mederedacteuren waren. Zijn debuut in het tijdschrift van de Vijftigers, Podium, en zijn redacteurschap van het Vlaams-Nederlandse avant-gardeblad Gard Sivik. Het succes van zijn eerste drie bundels. Zijn baanbrekende spraakmakende werk voor televisie (Hoepla, Het Gat van Nederland, talloze documentaires). De harddrugs en (vooral) het afkicken ervan, waarover hij in de onderschatte droefgeestige bundel Kouwe voeten (1983) verslag deed. De groeiende kritiek op zijn werk. Zijn succesvolle exposities in de jaren negentig als beeldend kunstenaar. De vriendschap met zijn zoon Norman (1961), die muzikant is. Zijn trouwe vriendin Doré Steenman. De ziekte en dood van zijn grote liefde en muze Conny Tavenier over wie hij al in Duizenden zonsondergangen (1971) met voorspellende gave schrijft:
Ik herkende haar aan het gebaar
waarmee ik naar haar omkeek;
we omhelsden mekaar dankbaar,
zonder haar zou ik gestorven zijn,
zonder mij zou zij niet zijn heen
| |
Eeuwige vlam
Hans Verhagen is inmiddels 67 jaar, maar oogt vitaal, zeker voor iemand die zo'n onstuimig leven heeft geleid. Hij heeft een doorleefd gezicht. Zijn halflange haren zijn zwartgeverfd. In het aan ‘Hans Verhagen, dichter-filmer-schilder’ gewijde Schrijversprentenboek (uit 2003) wijdt zijn kunstbroeder Hans Sleutelaar een ‘persoonlijke kroniek’ aan hem. Hij typeert Verhagen als volgt: ‘Nooit heb ik een dichterlijker mens ontmoet dan Hans Verhagen. Hij is er en hij is er niet. Hij is nog niet uitgesproken of zijn gedachten zijn alweer ergens anders. Hij schijnt voortdurend in een staat van creatieve opwinding te verkeren. (...) Waar hij komt, wordt het lichter en gekker. Hij is een Ariël, een watergeest - vol luchtige ernst, wrede tederheid en bedrieglijke oprechtheid.’
Dat klinkt romantisch, toch zit er wel iets in. De dichter is onrustig en rusteloos en maakt soms een afwezige indruk. Maar dat is schijn, want hij reageert alert en scherpzinnig; niets lijkt hem te ontgaan in zijn appartement schuin tegenover Amsterdam Centraal Station, waar het geroezemoes van buiten door de geopende ramen naar binnendringt. Hier huist een kunstenaarsziel. Hier regeert de getemde chaos. Overal verspreid staan en hangen schilderijen in felle kleuren. Overal boeken in uiteenlopende genres en over verschillende onderwerpen (veel popmuziek, veel poëzie).
‘Geschreven op de huid van deze tijd? Tja, ik woon in deze tijd.’
Enkele jaren geleden verscheen Eeuwige vlam, een verzameling van de gedichten die Verhagen tussen 1958 en 2003 publiceerde. Het forse boek werd als kroon op zijn werk beschouwd. Nu blijkt dat dit enigszins voorbarig was, dat zijn beste werk nog moest komen.
Verhagen: ‘Het boek besloot opzettelijk met twee nog niet gepubliceerde reeksen, “Citadel” en “Uit het halogeen”, die een nieuwe poëtische periode aankondigden, al kwamen ze in zo'n dik boek niet goed tot hun recht. Niet iedereen heeft bovendien het geld voor zo'n duur boek. Daarom heb ik “Halogeen” opgenomen in Moeder is een rover (2004) en de cyclus “Citadel” in Draak. Ze pasten er feilloos in.’
Zijn productiviteit lijkt sinds de publicatie van Eeuwige vlam alleen maar te zijn toegenomen. Inmiddels heeft hij alweer een nieuwe cyclus geschreven, ‘Vesting Holland’, waarbij beeldend kunstenaar Lucassen vijf etsen maakte voor een peperdure bibliofiele cassette van de Gentse uitgever Rein Ergo (verschijnt najaar 2006).
| |
Drift
Verhagens recente bundel Draak bevat doorleefde poëzie. De inzet is hoog. Deze poëzie is niet vrijblijvend, zij is bittere noodzaak. Het is de dichter menens, elk woord telt, elke zin staat, elke strofe hakt erin. De poëzie is aards en verheven tegelijk. Duister en licht, zwaar en speels. Een lyrische stijl vloeit moeiteloos samen met een harde zakelijkheid. ‘Tegenstellingen hebben altijd in mijn werk gezeten,’ beaamt de dichter. ‘Rozen & motoren; natuur & cultuur; eb & vloed. Wij bestaan uit energie, de wrijving tussen tegengestelde polen. Intellect en intuïtie. Alles is energie. Geen wonder dat de roep om harmonie niet wordt beantwoord.’
Meer nog dan Moeder is een rover lijkt Draak een reactie op een samenleving op drift. Is hij een geëngageerd dichter?
Verhagen: ‘Ik krijg het altijd een beetje benauwd als mensen dat zeggen. Het begrip “geëngageerd” is in de vooraankondigingen van de bundel ook gebruikt. Maar wat betekent het? Elke dichter is toch geëngageerd? Geschreven op de huid van deze tijd? Tja, ik woon in deze tijd. Het woord doet me een beetje denken aan mensen die zich verbonden hebben aan een al of niet politiek ideaal. Wat ik in die gedichten doe, is juist de meest uiteenlopende dingen met elkaar in verband brengen. Het begrip “totale poëzie” is voor het eerst gebruikt in Sleutelaars flaptekst van Rozen & motoren. Ik schrijf in een gedicht nooit over iets, het gedicht is zelf iets. Thema's en onderwerpen heb je alleen nodig als kapstok, omdat het anders te ijl wordt. Die gedichten komen namelijk voort uit de wereld van het gevoel, en verhandelen geen feitelijke informatie. Daar heb je andere media voor.’
Uit de gedichten in Draak spreekt een grote levensdrift. Ondanks een grillig en wild leven vol toppen en daten en een zwarte visie bent u een vitaal dichter gebleven.
‘Zwarte visie? Dat hou ik tegen. Dan denk ik eerder aan gedichten die... maar nee, dan denk ik helemaal niet aan gedichten... Mijn werk wordt juist
| |
| |
gedragen door het licht. Soms aan het eind van een lange tunnel, maar toch. Was ik behept met een zwarte visie, dan schreef ik geen gedichten. Je hebt toch tenminste energie nodig, je moet je een beetje goed voelen, wat niet wil zeggen dat je dan niet de vreselijkste dingen kan schrijven. Natuurlijk word je met de tijd misschien een beetje sardonisch en je kan minder dan ooit blind zijn voor de vreemde deal die je denkt te krijgen: je krijgt een leven, een bewustzijn en meteen de niet mis te verstane mededeling dat je dat alles ook weer in moet leveren. Of althans, dat denken we, maar over een helder overzicht beschikken we niet, ook al omdat we geen idee hebben van de totaliteit, waarvan ons leven al of niet deel uitmaakt. We hebben alleen maar veel verschillende vermoedens over de dood, maar we weten er geen ene moer van. Dat hoeft ook niet, omdat we geacht worden te leven. En ja, we worden op alle mogelijke manieren belazerd en in een keurslijf gedwongen van opinies en morele waarden die de onze niet zijn en het leven is verre van volmaakt en vaak keihard en om te grienen, maar ik vind helemaal niet dat de wereld naar de kloten gaat. En dat zeg ik ook niet. Het verwonderde me dat het uitstekende artikel van Ilja Leonard Pfeijffer over Draak in NRC Handelsblad met die conclusie eindigde. Want uit Draak komt het leven ook tevoorschijn als iets zo duizelingwekkend veelkantigs dat we wel gek zouden zijn om in zak en as te gaan zitten. De poëzie is juist een van de middelen om de ziel uit die troep te verheffen.’
| |
Noodgang
Draak wemelt van de sprankelende taal en frappante regels waaruit je van enthousiasme en bewondering zou willen blijven citeren: ‘Voor iemand die op eigen kracht zo ver was weggezakt’. ‘Het Westen walst omdat het niet kan dansen/ want dansen leer je in de hel’.
‘Er is geen ander evenwicht dan wankel’, heet het in het gedicht ‘Noodgang’, om te vervolgen met het veelbetekenende: ‘Ook liefde doet aan politiek’.
Verhagen: ‘Dergelijke regels spreken aan omdat je daarin kennelijk iets van waarheid ervaart. Niet dé waarheid, zo staat het niet geschreven, maar een bewegende waarheid die onder bepaalde specificaties van tijd en ruimte even jouw waarheid kan zijn. Wie zijn waarheid, of die nu door inspiratie of door informatie aan het licht is gekomen, niet ondergaat als van voorbijgaande aard is een fundamentalist. In mijn poëzie is alles permanent in beweging, mede dankzij de klank en het moordende ritme. Of niettegenstaande dat ritme. Het valt allemaal onder content. Vorm en inhoud zijn één. Ik ben zelf ook wel blij met hoe het uitpakt, anders zou ik er uiteraard niet zoveel tijd aan besteden of het lef hebben het te publiceren.’
‘Ach,’ zegt hij met een ironische glimlach, ‘ik vind poëzie een spannende bezigheid. Maar het vreet ook aan je.’
Haar in mijn bloedeigen avondrood
versloeg mij met verlatenheid
De wereld rolde door in megaspijt;
we zijn aangeland in het jaar van de
Het woord draak uit de titel kan naar verschillende betekenissen verwijzen. Fabelmonster of vuurspuwer, Chinees schip, onuitstaanbaar mens, hagedis, melodrama, draak van een stuk enzovoorts. Verhagen: ‘Draak vond ik gewoon een lekkere, korte titel. De vorige was nogal lang. Moeder is een rover zegt zowel iets over een proces van ontluistering als over de eigenzinnigheid van de schrijver. Een waarschuwing: Betreden op eigen risico. “De hemel is groen als een sinaasappel”, dat werk.’
De figuur uit de titel meldt zich al in de eerste reeks. Met de regel ‘we zijn aangeland in het jaar van de komodovaraan’ verwijst de schrijver naar de grote hagedis (tot 3 meter lang en 150 kg zwaar) die leeft op het Indonesische eiland Komodo. De helft van de bevolking loopt daar op één been, volgens Verhagen. Het dier jat baby'tjes uit wiegjes. Kortweg ‘dragon’ wordt hij genoemd in het internationale verkeer. Zijn beet kan een dodelijke bacteriële infectie veroorzaken. ‘Als je hand alleen maar met zijn speeksel in aanraking komt, valt-ie er zo ongeveer vanaf,’ beweert de dichter. ‘Het is een verschrikkelijke jongen, hij ziet er log uit maar kan ineens razendsnel toehappen.’
Met het klimmen der jaren werden
ik zie het verschil niet meer tussen
en draaideurcriminelen (allebei stelen)
of tussen gezeten gangsters en justitiële
beiden bedreven in het blindelings
Onderwijzers van de plattelandsuni
versiteit maken alles erger
door te wapperen met hersenspinsels
die misschien gezichtsverlies voor
maar heden niet verheelt dat hun
rechtstreeks worden opgeleid tot witte
‘“Waarneming” is een van de merkwaardige mislukte mini-essays uit de serie “Beeldvorming”, maar ik meen het. Ik zie het verschil niet tussen de verafgode rijke kooplieden die belangrijker worden geacht voor de Gouden Eeuw dan de grote kunstenaars die hen tegen een zacht prijsje mochten schilderen en waarvoor nu lange rijen voor het Rijksmuseum staan. Ondertussen roofden deze heren Nederlands-Indië leeg. Terwijl die draaideur-criminelen, in feite slachtoffers van kortzichtig beleid en sociale ellende, bijna tot nationale zondebok worden verklaard.’
| |
Platte smaak
Uit uw poëzie spreekt ook weerzin tegen de vercommercialiseerde maatschappij waarin we leven, tegen de platte smaak, tegen de oppervlakkige cultuur.
‘Als je dat zo zegt rijst alweer het bebaarde schrikbeeld van al die goedwillende softies bij me op, die in hun omgeving voor “artistiek” worden aangezien. Ook allemaal mensen met een voorgebakken mening die alleen ontvankelijk zijn voor wat ze ooit als een soort geloof hebben geadopteerd. En dat is misschien nog wel iets dat je typisch voor Nederland zou kunnen noemen, namelijk omdat het zo klein is: iedereen wordt er volgens de normen van de gemeenplaats bij een groep ingedeeld en, erger nog, láát zich indelen. Merkt men dat ik, die te boek sta als dichter, bijvoorbeeld van voetballen houd, dan is menigeen verbijsterd.’
| |
| |
‘Waar ik de pest aan heb is hebberigheid, “Niets telt dat niet kan worden opgeteld” of zoiets heb ik wel eens geschreven (in het gedicht “gevoelige snaren” uit de reeks “Silvana Mangano in Bittere rijst”, ndb). Iemand die graag een schilderij ziet, krijgt door zijn medemens meteen een stokbrood en een baret en een fles roodwijn aangemeten. Wat die weerzin tegen platte smaak betreft, dat lijkt ook wel zoiets dat jij me als vanzelfsprekend toedicht, terwijl meer “verhevenen” mij juist “banaliteiten” hebben verweten. Nee, waar ik vooral een bloedhekel aan heb is het betere genre, het andere uiterste, dezelfde bullshit maar dan beschaafd, dat wil zeggen, dat alles wat naar echtheid riekt er ook nog is uitgehaald. Wat ik in “Waarneming” schrijf is historisch: ik kreeg in allebei mijn ogen een infectie door geknoei met verf. Dat was nogal pijnlijk. Dan word je een soort vampier, die uit de buurt van het licht moet blijven. Toen die ontstekingen verdwenen waren, had ik ineens die ene contactlens die ik altijd droeg niet meer nodig. Ik kon nu een mug z'n pootjes zien zitten wassen op de kerktoren van Medemblik. Het is geen wonder maar een kwestie van leeftijd, je ogen gaan van hol naar bol of andersom, op een gegeven moment zijn ze toevallig net goed, een vreemde maar aangename gewaarwording als je van je twaalfde een bril of lenzen nodig hebt gehad. Omdat dat proces verder gaat zal het wel tijdelijk zijn. Wie weet wat mij nog te wachten staat. Toch is die constatering uit de eerste regel er waarschijnlijk alleen in gekomen vanwege de paradox, omdat je tot ziekwordens toe te horen krijgt dat je gezondheid bij het klimmen der jaren juist afneemt. Overigens is “zien” in die gedichten iets dat meer met het hart te maken heeft dan met de ogen, dus waar hebben we het over.’
| |
Woede
Er zit veel woede in uw poëzie.
‘Ja, dat zegt men. Ik herken het ook wel eens als drijfveer. Ik ken gevoelsaandoeningen waar ik me liever aan overgeef. Ik heb - in poetics - toch altijd aandacht kunnen opbrengen voor wat woede opwekt en waar dat weer vandaan komt. Ik denk dat ik in wezen meer een verzoener ben. Wat moet ik erover zeggen? Ik schrijf niet voor niets poëzie.’
Niet verzuimen om je hoofd te blijven
als je even wegzakt loopt het plein leeg
en ontsnapt je pleinvrees
gorgelend uit al z'n goten
Een treffende strofe uit de cyclus ‘Engte’. In dezelfde reeks staan de regels: ‘een sprankelende bron van informatie,/ nu een kale praataap met een pispaal en een vaginale hemelpoort/ waardoor iedereen verdween’. Gevolgd door: ‘In de desolate doorgangen van Amsterdam CS/ droomt een klerk van de NS/ dattie, bij verstek van de SS,/ daklozen castreren mag bij de spoorwegpolitie.’
Verhagen: ‘Ja, dat gaat ver, tot in het belachelijke zelfs. Toch raad ik iedereen aan vooral die laatste regels serieus te nemen. De strofe is ingegeven door de griezelige term “spoorwegpolitie”.’
En komen er Chinezen met gevaar
op onze stoerste jongemannen jagen
om ze in te lijven in het grote Gele
‘Die hoeven we alvast geen uitkering
Verhagen: ‘Tja, het zijn allemaal verschillende stemmen die in mijn gedichten aan het woord komen. Ik vind het wel aardig, zo'n strofe, uitgesproken door een gestoorde eenling, en elke eenling is een gestoorde, al is hij de enige die sane is. Je kunt zeggen dat al die stemmen, al die uiteenlopende meningen in mezelf zitten. Ik zit er vol mee. Ik ben een modeldemocraat. Ik schrijf ze wel eens op. Soms klinken ze goed en toch schrap ik ze. Soms klinken ze verkeerd, en dan schrap ik ze ook. Ik schrap nogal wat.’
Hans Verhagen: Draak, Nijgh & Van Ditmar, 2006, 64 pagina's.
Bij de Ergo Pers (Gent) verschijnt dit najaar Vesting Holland, een gedichtencyclus van Hans Verhagen, met etsen door Lucassen. Verzamelde gedichten: Eeuwige vlam, Nijgh & Van Ditmar, 2003, 555 pagina's.
|
|