dit stuk gereedschap ligt ongebruikt in het heelal,
want God slaat noch op spijkers,
noch op mensen, misschien slaat
God op niets. Vader, je zit
in een rollende stoel, er is zonlicht,
er zijn groene blaadjes. Je
glas, bord en maag zijn leeg,
maar je voelt deze leegte niet. Of wel.
Lopen er grijze haren door je hersenen?
[pagina 34]
[p. 34]
Waar kom ik nu mee
‘In NY kun je sterven in de metro
en voordat men dat ontdekt, legt
de metro zes rondjes door de stad...’
zegt de huurmoordenaar over Eenzaamheid.
Ach, in Midnight cowboy stapt
men in de stad al over een dode
heen, dus waar komt die moordenaar nu mee?
Eenzaamheid moet je niet bespreken,
je toont haar heel abstract in
de kleine eetzaal waar hij niet eet,
maar zichzelf niet etend toont,
terwijl de anderen, ach waar kom ik
nu mee. Ik zit toch in de bioscoop?
De film ruist als de natuur in de wind,
ritselt, figuren dwarrelen, raken de grond
en het scherm is wit met stipjes.
In NY kun je sterven in de metro.
Ja, je kunt doodgaan aan
een eettafel en iedereen merkt het op.
Opfladderen
In de dichtkunst ben ik bijna
van mijn oude thema's af.
Ze liggen tussen schone lakens
in de kast en zullen nooit meer,
ruikend naar wasmiddel,
opfladderen uit het gras
en op een steen zitten in de zon.
Ik heb veel achter me gelaten,
brandende steden, droge geulen met daarin
verminkte soldaten. Liefdes zonder ogen
met droge lippen.
Ooit zal ik,
óf een man die gevallen is
- en krijst als een opgesloten
duivel zonder een geheugen -,
óf een heel gewone dode zijn.
Ik ben van meer af dan me lief is.
Rogi Wieg (1962) is dichter, schrijver, muzikant en kunstschilder. In 1986 verscheen zijn poëziedebuut Toverdraad van dagverdrijf, waarvoor hij de Lucy B. en C.W. van der Hoogt-prijs ontving. Zijn prozadebuut Beminde onrust verscheen in 1990. Wiegs meest recente bundel De Ander (De Arbeiderspers 2004) werd door het Dichterspanel van de Poëzieclub uitgeroepen tot Clubkeuze Voorjaar 2004.