Een mijlpaal
door Judith Herzberg en Ed Leeflang
Roeshoofd hemelt van Joost Zwagerman zal een mijlpaal in de Nederlandse poëzie blijken te zijn. In een taal die een mengsel is van management-speak, merkwaardige en vindingrijke neologismen en hele en halve poëzie-citaten. Dit alles en meer in een stroom van hoogdravend, soms plat en vulgair alledaags Nederlands meegesleurd. Eruditie klinkt mee, en kleuterkletskoek. Wat bijvoorbeeld zou iemand die het kinderliedje In Holland staat een huis niet in zijn achterhoofd heeft, kunnen maken van een woord als singelasingelawinkelwagentje. In dat huis daar woont immers o.a. een vrouw, en die vrouw heeft een kind ja ja, van je singelasingelahopsasa. Een citaat kun je zoiets ook eigenlijk niet noemen, net zomin als de flarden poëzie Gorter, Lucebert, Harmsen van Beek, die hier en daar herkenbaar zijn. Zie bijvoorbeeld: Waarheen en waarin ben ik verdwenen? (Zwagerman) en: Hoe een ding en ben ik zo zoekgeraakt? (Harmsen van Beek). Van zulke flarden wemelt het in ieders hoofd, dus ook in dat van Roeshoofd, de al dan niet door zijn ouders en/of door Zwagerman verzonnen, eigenaardige, manischdepressieve kleptomane psychopaat. Het mooie van dit epos is dat het deze officiële termen nergens gebruikt, maar een suïcidale gek portretteert in termen van diens eigen waan en wederwaardigheden.
Alles wat hem overkomt, overkomt hem ook niet, en toch, of misschien juist daardoor, wordt het de lezer duidelijk hoe een waan van binnen beleefd wordt.
Als aan het eind van de geschiedenis geen vastklant R. te vinden is in de administratie van de T-mart (Team Art), is de vraag wiens supermarktdiefstal en wiens roes we hebben beleefd. De vruchtbare verwarring hierover is des te groter als we beseffen dat hemelen niet alleen sterven betekent, maar ook de boel, het huis in orde brengen, opknappen, schoonmaken.
Maar van een huis is in dit groots opgezette geheel geen sprake. Locaties zijn onder meer: supermarkt, strafinrichting/ gekkenhuis, rechtszaal, alles bovennormaal uitgelicht.
Zwagerman is erin geslaagd ‘grofstoffelijk in scheve taal’ de gruwelijkste obsessies op te roepen. Een creatieve krachttoer die veel pijnlijk inleven moet hebben gevergd, maar ook bevrijding en voldoening moet hebben opgeleverd.