elkaar in conflict, verhalen vertikken het voltooid te worden, beelden buitelen zich de gedichten uit, de lezer in.
Thomas Möhlmann
Tsead Bruinja: Batterij.
Ruw maar geraffineerd, afstandelijk maar gevoelig. ‘ik wil een niet te beledigen behendigheid/ met apparaten// en// tijdens het vele repareren/ wil ik vaak niets liever dan hartelijk komen kijken/ bij wie de heerlijkste borsten had// in mijn dorp vechten meerkoeten en kraaien.’ Bruinja is soms net een ongeleid projectiel dat toch doel treft.
Bindervoet en Henkes: Help! The Beatles in het Nederlands.
De vertalingen zijn nog net in 2003 uitgekomen, maar ik las ze pas in 2004. We can work it out wordt Weekend wordt het koud, Yesterday wordt Gisternacht. Het wordt een collectors item, want het is bijna uitverkocht en er komt geen tweede druk.
Bart Meuleman: Hulp.
‘natuurlijk dat ik mij aanpas, maar zegt dat niet, na verloop van tijd,/ dat ik verdwijnen moet, in onverschilligheid, als poeder/ in een kookprogramma?’ Het is een mooie combinatie: de alledaagse toon, de heldere vergelijking en de gekke plaats van ‘na verloop van tijd’. Meuleman is een goede debutant.
Bas Belleman
Hans Verhagen: Moeder is een rover.
Bundel van het jaar. Hardvochtige poëzie van nu. ‘Hiv’ rijmt op ‘gif’, ‘kwistig stromend rood’ op ‘over de miljoenen uitgesnowd’. Met fijne uitschieters als ‘Laat je ook eens lekker in de zeik nemen/ liefst door mooie vrouwen’, die je tijdens een cursus creatief schrijven op luid boeh-geroep van je klasgenoten zouden komen te staan. Verhagen kraait er niet naar en poseert in de rol van schone verzopen clown op de achterflap.
Erik Lindner: Tafel.
De ultieme non-pleaser. ‘Een man eet een appel in het park.’ ‘Een bot ligt in het zand’. Dat werk. Maar ook dit: ‘Een vrouw houdt een parkeerplaats bezet/ en zwaait naar de auto's die passeren// ze legt een landkaart op het dashboard/ ze draait de spiegel terug en geeft gas.’ Als je in alle abnormale normaalheid een vrouw de achteruitkijkspiegel van haar auto kan laten terugdraaien alvorens weg te rijden, de spiegel die ze eerder had ingeklapt om te voorkomen dat-ie er zou worden afgejast door langsrijdende medeweggebruikers, dan ben je groots.
Lucas Laherto Hirsch: Grond.
Hirsch maakt deel uit van een deels talentvolle groep dichters die hun poëzie zeer regelmatig voorleest tijdens poetry slams en op open podia. Hij is er nog lang niet, maar zal toch ergens in de loop van volgend jaar zijn doorbraak moeten gaan maken in de Nederlandse poëzie. Als hij maar doorgaat met schrappen, verfijnen, en wolken niet aanduidt als ‘watten’ maar gewoon als ‘wolken’. En niet gaat kutkammen over ‘minuscule haartjes op mijn trui’. Maar ‘Laherto’ kan ook een meisje in de supermarkt een zon en een ‘harkenleger’ op de bewasemde deur van de vriezer laten tekenen. ‘Met een koude vinger zegt ze/ dat ze van oorlog houdt// de zon verdwijnt van het glas/ als ze de spinazie pakt’. In de benen, Hirsch!
Erik Jan Harmsen
Anna Enquist. De tussentijd.
Poëzie als pantser; kale, boze gedichten waarin de feiten op een rijtje worden geramd: ‘daar, in de diepte, daar/ gaat alles verloren, daar/ ga ik het mee doen’. Onontkoombaar pijnlijk.
K. Michel. Kleur de schaduwen.
Poëzie als verleidingskunst; rare, dwingende gedichten die speels maar toch niet vrijblijvend zijn. En blijven verrassen: ‘doen we/ in de hal van het theater / samen zachtjes/ bijna blazend toeoe’. Onontkoombaar ernstig.
Hans Verhagen: Moeder is een rover.
Poëzie als levenslust; uitbundige gedichten waarin het leven in heel zijn narigheid wordt omarmd zonder dat je er depressief van wordt. ‘Wat kun je meer doen dan je uiterste/ gebrek aan best?’ Onontkoombaar.
Marja Pruis
1. Verliezen is een kunst van Elizabeth Bishop, vertaald door Guus Luijters, (in een mooie uitgave van Wagner & Van Santen). Deze bundel zet ik op één, omdat ik de overweldigende poëzie van Bishop sowieso, altijd, meer zou willen lezen dan ik doe.
2. Dit is mijn dag van Menno Wigman. Een dichtbundel vol regels die je zou willen onthouden, omdat je weet dat er nog vele dagen zullen komen, waarop je de beklemming zult ervaren die Wigman zo treffend weet te verwoorden.
3. Minuscule Oorlogen van Toon Tellegen. Een dichtbundel waarin de absurde willekeur van de dingen een lichtvoetigheid krijgt, die ook deze top drie heeft, (zo zou nummer twee zomaar naar één kunnen wandelen of juist kunnen treuzelen en achterblijven, of zou nummer één plotseling uit het rijtje kunnen verdwijnen, verstoten door een andere sterke dichtbundel, die ik op dit moment over het hoofd zie.)
Jannah Loontjens
Veel meeslepende poëzie in 2004. Maar voor de levensvatbaarheid van al die mooie gedichten is het van groot belang dat er ook betrokken, eigenwijs en scherpzinnig over poëzie en dichters wordt geschreven. Door liefhebbers en kenners als:
Piet Gerbrandy: Een steeneik op de rotsen. Over poëzie en retorica.
Gepassioneerde essays.
Peter Hofman: Lichtschikkend en zingend. De jonge Lucebert.
Rijk portret van de taalkunstenaar als jonge man.
Yves T'Sjoen, Koen Vergeer (samenstelling): De volksverheffing, jaarboek voor de poëzie.
Inspirerend nieuw initiatief.
Ron Rijghard