Een natuurtalent
Komrij houdt er eigenlijk niet van om over poëzie te theoretiseren, al helemaal niet over zijn eigen poëzie. ‘Ik ben een natuurtalent. Ik schrijf gedichten uit de losse pols. Dat betekent niks - en dus alles. Ik moet er alleen maar wat van zeggen omdat me dat gevraagd wordt. Het staat er zoals het er staat. Ik ben niet van plan de slaaf te worden van een of andere theorie die mensen mij aanpraten, of die ik mijzelf aanpraat. Alles wat ik erover zeg is met moeite bijeengeschraapt, en kan weer omvergeworpen worden door mijn volgende gedicht. Ik heb altijd het gevoel gehad dat ik die gedichten niet schrijf, maar dat als ik eenmaal aan het schrijven ben, het gedicht zijn eigen wetten dicteert. Dat is dan je geluid, je stem, je stijl. God mag weten hoe het heet. Daar zit je aan vast, net zoals je aan je kop vastzit.’
Hij peinst even en zegt dan: ‘Ik moet toch iets doen. En wel op zo'n manier, dat het je andere werk niet in gevaar brengt. Er zijn ook dichters die zijn arts of psychiater of advocaat. Die werken, zo mag je hopen althans, twaalf uur per dag aan hun vak en gaan daarna een potje dichten. Maar daar wordt nooit over gepraat, dat die mensen ook nog een andere functie vervullen. Ik ben een arme schrijver die van zijn werk moet leven, dus ik dacht: gut, zoiets is misschien ook wel een goede reclame voor mijn eigen poëzie. Zo'n ambt zou de mensen nieuwsgierig kunnen maken. Iedereen wil toch dat zijn gedichten opvallen.’
Pretendeert Komrij ook een nieuw soort gedichten te hebben bedacht, nu er naast vrije verzen, sonnetten, sinterklaasgedichten ook Dichter des Vaderlandsgedichten bestaan? ‘Ik zie ze inderdaad als een apart genre, al is dat niet zo'n uitzonderlijke prestatie. Je kan ook op de kermis gaan staan met een kraam waar je voor vijfentwintig gulden de mensen gedichten toeroept. Dat zijn dan kermisgedichten. Vroeger had je ook wel gedichten die werden geschreven op gegeven eindrijm. Eindrijmgedichten. Op poetryslams moeten de dichters onmiddellijk op elkaar reageren. Debatgedichten. Bij mij hoeft er maar iets te knallen, ontploffen of verstoppen in het land - dan schrijf ik daar een gedichtje bij.’ De Dichter des Vaderlands schrijft niet alleen een verslagje, maar kiest ook stevig stelling. ‘Dat is nu eenmaal de manier waarop ik de zaak invul. Ik kies ervoor om ook steeds een standpunt in te nemen, al is het maar om de discussie op te wekken. Wat heb je aan een gedicht dat 's avonds op de voorpagina van de krant staat, en waar iedereen zijn schouders over ophaalt? Een gedicht dat lauw of half-warm is? Niets. Je wilt ook dat het niet onopgemerkt voorbijgaat.’
Zelfbeschouwt Komrij de ‘politieke’ lading van zijn gedichten niet als iets nieuws, maar als iets dat altijd in zijn poëzie aanwezig is geweest. ‘Ik heb mijn hele leven politieke gedichten geschreven. Al mijn gedichten gaan in tegen totalitaire opvattingen, van welke aard dan ook. Ze bezingen het zigeunerschap en de vrijheid. Tussen de regels door is niet van kilte, maar van mededogen sprake - sorry dat ik zulke grote woorden gebruik. Mijn gedichten verraden hoe ik mij verhoud tot de wereld. Wat heb je eraan als de dichter geen maatschappelijk, maar alleen maar een zielkundig verschijnsel is?’
Ook als Dichter des Vaderlands koestert Komrij de wens het gedicht te schrijven dat de blik van de lezer op de wereld blijvend zal beïnvloeden. ‘Ik ben altijd bezig het definitieve gedicht te schrijven. Vandaar dat het ook geen onverdeeld genoegen is. Het komt er niet bij mij uit als het sap uit de druif. Niet dat het er altijd uitgeperst hoeft te worden, maar er zijn momenten dat ik er tegenop zie. Als Dichter des Vaderlands heb ik me ervoor ingezet om de poëzie niet langer louter voor te stellen als een aangelegenheid van jonge meiden en hoog-pathetische doetjes. Op mijn manier heb ik - hoewel ik daar nooit aan denk - toch wel een heel klein bescheiden steentje aan deze liefdadigheid bijgedragen.’ Schamper: ‘Laat ik het zelf eens zeggen, een ander doet het niet.’
Illustratie: Bas van der Schot
Gedicht, in een drijvende klomp gevonden
Des vaderlands? De dichter zou het willen.
Dit is een land des onderscheids. Verdomd,
Als ik die hondenkop zie ga ik gillen -
Of aan die vijf jaar nooit een einde komt.
Wat is dat hele instituut nou waard?
Hij zelf wordt zwaar, zijn verzen worden lichter.
Kom, rijbroek aan en hobbel op je paard
Terug naar Portugal, verlopen dichter.