De arbeidsenquête van 1887. Deel 3: De vlasindustrie. Tilburg. Eindverslag
(1981)–Anoniem Arbeidsenquête van 1887, De– Auteursrechtelijk beschermd§ 13 Zondagsarbeid. Nachtarbeid. Rusttijden. -De gehouden enquête heeft geleerd dat de jongelieden, waarvan niet gezegd kan worden dat hun leeftijd hen ongeschikt maakt om aan den industrieelen arbeid deel te nemen, echter in zeer vele gevallen te lang achtereen en zonder voldoende tusschenpoozen worden beziggehouden. Het ligt naar de meening der Commissie ongetwijfeld op den weg van den wetgever, dergelijk misbruik te keer te gaan. Al kan zij te dien einde vooralsnog niet tot al die maatregelen adviseeren, die bij meervolledige gegevens in overweging zouden zijn te nemen, toch zijn er enkele bepalingen, die zij vermeent dat zonder bezwaar nu reeds zouden kunnen worden vastgesteld. Aan jongelieden beneden achttien jaren konden namelijk een wekelijksche rustdag, gelegenheid tot het genieten van behoorlijke nachtrust en de noodige verpoozing tusschen den dagelijkschen arbeid verzekerd worden. | |
I.Dat Zondagsarbeid voor de werklieden in het algemeen verderfelijk is, lijdt geen twijfel. De mensch behoeft een wekelijkschen rustdag, om zijne gedachten op iets hoogers dan op zijne dagelijksche bezigheden te richten, zich aan zijn gezin te wijden en zich van den arbeid te ontspannen. Diep te beklagen zijn die werklieden - en zij zijn er - die ook des Zondags geregeld moeten doorwerken, ja soms geen enkelen dag in het jaar vrij hebbenGa naar voetnoot(1). De Zondagsrust doet het werk, wanneer het des Maandags hervat wordt, beter vlotten. ‘Men is altijd beter gezind om te gaan werken, als men Zondags niet gewerkt heeft’Ga naar voetnoot(2). Bij gebreke van een vrijen Zondag laat die gezindheid bij de werklieden niet zelden te wenschen over: ‘zij moeten toch een dag hebben en dan houden zij Maandag’Ga naar voetnoot(3). Intusschen valt de vraag, wat er te doen zij om aan de arbeiders in het algemeen zooveel mogelijk een wekelijkschen rustdag te waarborgen, buiten de grenzen dezer enquête. Er zijn in elk geval werkzaamheden, die zonder nadeel voor de vervulling der maatschappelijke behoeften of zonder groote schade voor de nijverheid ook des Zondags òf niet, òf althans niet geheel achterwege kunnen blijven. Men denke aan de diensten der spoor- en tramwegen, der stoombooten, der dag- en nachtpolitie, der posterijen en der telegraphie, aan vuren die niet uitgedoofd mogen worden, aan mouterijen, brouwerijen die des Zondags niet geheel kunnen stilstaan, wil niet het geheele product verloren gaan, enz.Ga naar voetnoot(4) Toch blijft de vraag gewettigd, of niet in menige fabriek en werkplaats zonder volstrekte noodzakelijkheid des Zondags wordt voortgewerkt, en of de winstderving, uit het nalaten van dien arbeid voor de onderneming voortvloeiende, door beter onderhoud van gebouwen en werktuigen en grooteren ijver van de arbeiders niet voor een goed deel zou worden opgewogenGa naar voetnoot(5). Doch hoe dit zij, in een verbod om jongelieden beneden achttien jaren des Zondags te doen arbeiden, behoudens eene uitzondering ten behoeve der Israëlieten, kan de Commissie slechts een voor de betrokkenen hoogst weldadigen maatregel zien, die aan de nijverheid geenerlei schade zou kunnen toebrengen. Nog meer dan volwassenen, behoeven jongelieden eenmaal 's weeks een dag van ontspanning. Die behoefte wordt tusschen het zestiende en achttiende | |
[pagina 85]
| |
jaar zeker niet geringer, terwijl deze leeftijd bij onderscheidene kerkgenootschappen tot het aannemen van lidmaten en in verband daarmede tot het verstrekken van godsdienstonderwijs is aangewezen. Daarom schijnt het wenschelijk, het bedoelde verbod eenigszins verder uit te breiden dan bij het onderwerp-Modderman en Du Tour werd voorgesteld. Die industrieele werkzaamheden, die des Zondags geen uitstel kunnen lijden, zullen dan door volwassenen moeten verricht worden. Dit kan echter ook zeer goed geschieden; en zelfs zou er geenerlei kwaad in steken, indien bij ondernemingen, waar het regel mocht zijn buiten noodzaak ook des Zondags door te werken, in het verbod om alsdan jongelieden te bezigen aanleiding gevonden werd om van die slechte gewoonte geheel terug te komen. | |
II.In onderscheidene takken van bedrijf pleegt niet alleen de dag, maar ook de nacht of een gedeelte daarvan tot den arbeid benut te worden. Hier, omdat een zoogenaamd feu continu er toe noopt, gelijk onder anderen bij kaarsenfabrieken, glasblazerijen, zinkwitfabriekenGa naar voetnoot(1); ginds, omdat de aard der onderneming nachtelijken arbeid medebrengt, zooals bij bakkerijen, handelsen courantdrukkerijen, middelen van vervoerGa naar voetnoot(2). Tot dien nachtarbeid worden niet uitsluitend volwassenen gebezigd, maar wordt ook van jongelieden maar al te ruim gebruik gemaakt. Gevallen van volstrekte noodzakelijkheid uitgezonderd, moet dit gebruik van jeugdige arbeiders ongetwijfeld als een misbruik worden aangemerkt. Voldoende nachtrust is voor hen, wier lichaam nog niet tot vollen wasdom gekomen is, eene dringende behoefte. Deerniswaardig wordt dan ook de physieke toestand van die jongelieden, die des nachts geregeld tot den arbeid worden voortgedreven. De gehouden getuigenverhooren hebben daaromtrent treffende bijzonderheden aan het licht gebracht. Zij gewagen van aamborstig en hoestende jongens op letterzetterijen, die voor hun kastje in slaap vallen, totdat de meesterknecht het ziet en hen met een klap om de ooren wakker maakt; van een bakkersjongen,diemet eene mand brood in het water loopt, nadat hij ruim dertig uren heeft moeten staan; van jongens die ten gevolge van het nachtwerk in de glasblazerij ‘'s morgens zoo af zijn, dat zij zich niet meer op de been kunnen houden over dag, .... even vermoeid weêr naar de fabriek gaan als zij er vandaan kwamen, en er dan ook zoo chetief, zoo mager en miserabel uitzien, dat het akelig is om aan te zien’Ga naar voetnoot(1) De Commissie kan zich ten volle vereenigen met den van verschillende zijden geuiten wensch, dat door verbod van nachtarbeid aan jongelieden de gelegenheid verzekerd worde, om van den dagelijkschen arbeid behoorlijk uit te rusten, en voor dien van den volgenden dag nieuwe krachten op te doenGa naar voetnoot(2). Bij het ontwerp-Du Tour werd voorgesteld dit onderwerp aldus te regelen, dat door kinderen beneden zestien jaren van 1 April tot 30 September niet vóór 6 uren des morgen noch na 8 uren des avonds, in den overigen tijd van het jaar niet vóór 7 uren des morgens noch na 7 uren des avonds zou mogen worden gearbeid. Terecht werd hierbij verschil gemaakt tusschen zomeren wintermaanden. Daar het echter minder schaadt, den arbeid op een niet al te vroeg morgenuur te doen aanvangen dan hem te lang te rekkenGa naar voetnoot(3), zou de Commissie er de voorkeur aan geven, voor de maanden April tot en met September de tijdstippen van aanvang en einde van den arbeid elk met een uur te vervroegen. De leeftijd, waartoe dit beschermend voorschrift zich moet uitstrekken, schijnt ook hier in het algemeen zonder groot bezwaar op achttien jaren gesteld te kunnen worden; voor de physieke gesteldheid van zestientot achttienjarigen blijft toch eene behoorlijke nachtrust dringend noodig. In het belang der nijverheid zullen echter ten deze uitzonderingen op den regel moeten kunnen worden toegelaten. | |
[pagina 86]
| |
Er zijn toch takken van bedrijf, als bijvoorbeeld glasblazerijen, waarbij de hulp van jeugdige arbeiders ook bij den nachtelijken arbeid bezwaarlijk kan worden ontbeerd, terwijl de verrichtingen van oudere en jongere werklieden te zamen een organisch geheel vormen, waaruit geen schakel kan worden gemistGa naar voetnoot(1). Voor dergelijke gevallen zullen dispensatiën van het verbod te verleenen zijn. Het zal tot de taak der fabrieksinspecteurs behooren te onderzoeken, of voor een gegeven tak van nijverheid de nachtarbeid van jongelieden inderdaad onmisbaar is te achten, dan wel door eene gewijzigde organisatie van werkzaamheden kan worden ondervangen. Waar uitzonderingen noodig blijken, zullen daaraan beperkende voorwaarden te verbinden zijnGa naar voetnoot(2). | |
III.Onder de gebreken, die in de bestaande regeling van den industrieelen arbeid zijn op te merken, neemt ook het lang achtereen werken zonder voldoende verpoozing eene belangrijke plaats in. In onderscheiden takken van bedrijf wordt geklaagd over te korte of onregelmatige schafttijden, zoodat het noodige voedsel omstreeks het middaguur in de fabriek of werkplaats moet genuttigd worden en de huisvrouw er zelfs niet op rekenen kan, dat man en kinderen het avondeten tehuis kunnen komen gebruikenGa naar voetnoot(3). Dit gemis van behoorlijke rusttijden tusschen den arbeid leidt niet alleen tot afmatting der werklieden, maar ook in niet geringe mate tot verzwakking der banden tusschen de leden der arbeidersgezinnen. Reeds hebben de Tilburgsche fabrikanten blijk gegeven, dat zij dit gebrek inzien en op middelen tot verbetering bedacht zijn. De vraag, in hoever het mogelijk zou zijn door middel van wettelijke voorschriften aan volwassen arbeiders in de onderscheidene takken van nijverheid de noodige verpoozing tusschen de werkuren te verzekeren, kan in het vervolg een punt van onderzoek uitmaken, doch is zeker vooralsnog niet rijp voor beslissing. Doch wel zou nu reeds aan jongelieden eene behoorlijke rust tusschen den arbeid kunnen worden gewaarborgd, hetgeen denkelijk tevens hier en daar ook op de rusttijden van volwassenen gunstig zou werken. Men zou bijvoorbeeld kunnen bepalen, dat de arbeid van jongelieden dagelijks door minstens twee uren rust moet worden afgewisseld. Die tijd ware dan naar omstandigheden te verdeelen, hetzij in een schafttijd van anderhalf uur en twee pauzen van een kwartier, hetzij in een schafttijd van een uur en twee pauzen van een half uurGa naar voetnoot(1). Verscheidene deskundigen en getuigen wenschen voorts beperking van den arbeid van jongelieden in fabrieken en werkplaatsen tot acht of tien uren daags. Door enkele werkgevers wordt verklaard, dat de nijverheid zich in eene dergelijke regeling wel zou kunnen schikken. Ook wordt door een der geneeskundige inspecteurs in overweging gegeven, ten deze onderscheid te maken tusschen den twaalfjarigen en den zestienjarigen leeftijd, waarop men toch met een zeer verschillenden graad van ontwikkeling te doen heeftGa naar voetnoot(2). Ofschoon de Commisie beperking van te langdurigen werktijd in het belang der jongelieden hoogst gewenscht zou achten, durft zij bij gebreke van voldoende gegevens vooralsnog niet tot eenige wettelijke regeling in dit opzicht adviseeren. Het ingesteld onderzoek heeft aanvankelijk geleerd, dat het dagelijksch aantal arbeidsuren in onderscheidene takken van nijverheid sterk uiteenloopt. Van de bedrijven, waarover dat onderzoek zich meer bepaaldelijk heeft uitgestrekt, wordt bij de Tilburgsche wolindustrie wel het langst gewerkt, en wel van twaalf tot zestien uren daagsGa naar voetnoot(3); daarentegen geldt het hier een lichten arbeid, die voor de arbeiders en de met hen werkende jongelieden minder bezwarend schijnt te zijn dan de veel kortstondiger werktijd, die elders word aangetroffen. Het is dan ook geenszins onwaarschijnlijk dat men, den werkdag van jongelieden willende beperken, tot verschillende bepalingen voor de onderscheidene bedrijven zal moeten komen. Maar aan de vaststelling daarvan zal | |
[pagina 87]
| |
een meer volledig onderzoek moeten voorafgaan. Door zich er nu reeds aan te wagen, zou men gevaar loopen een bedenkelijken greep te doen in de levensvoorwaarden van sommige takken van nijverheid. |
|