De arbeidsenquête van 1887. Deel 3: De vlasindustrie. Tilburg. Eindverslag
(1981)–Anoniem Arbeidsenquête van 1887, De– Auteursrechtelijk beschermd§ 11. Verbod aan jongelieden om bepaalde soorten van arbeid te verrichten. -Doch hoe men denke over de wenschelijkheid, om den industrieelen arbeid in het algemeen aan kinderen boven twaalf jaren te verbieden, ongetwijfeld zijn er bepaalde soorten van arbeid die, als bijzonder gevaarlijk of nadeelig voor het leven of voor de gezondheid der werklieden, naar het eenstemmig oordeel der Commissie niet alleen voor dertienjarigen, maar ook voor jongelieden van hoogeren leeftijd ten eenenmale ongeschikt zijn. Sommige industrieele werkzaamheden gaan met groot gevaar gepaard voor ontploffing, verbranding of vergiftiging. Men denke aan de vervaardiging of bewerking van licht ontvlambare goederen, aan fabrieken en werkplaatsen, waarin vergiftige stoffen bereid en verwerkt worden, of wel waarin de arbeiders schadelijke dampen inademen, enz. In eene nog ruim zoo talrijke categorie van fabrieken en werkplaatsen ontwikkelt de arbeid stofdeelen, welker gestadige inademing voor de werklieden slepende, maar daarom niet minder moorddadige ziekten teweegbrengtGa naar voetnoot(1). Ten aanzien van de hier bedoelde takken van nijverheid zal het toezicht van de fabrieksinspecteurs veel kunnen bijdragen tot de toepassing van die voorzorgsmaatregelen, waardoor de veiligheid en gezondheid der daarbij gebezigde werklieden zooveel doenlijk worden gewaarborgd Doch ter bescherming van jongelieden kan en behoort de wetgever, naar de meening der Commissie, verder te gaan. Aan de overheid behoort de gelegenheid te worden geopend, om het verrichten van bepaalde soorten van gevaarlijken of schadelijken arbeid door jongelieden te verbieden of niet dan met inachtneming van te stellen voorwaarden te veroorloven. Het is waar dat het gehouden onderzoek zich nog slechts tot enkele dezer bedrijven heeft uitgestrekt. Doch hetgeen omtrent den nadeeligen invloed van dezen industrieelen arbeid op den lichamelijken toestand der werklieden gebleken is, was meer dan voldoende om de Commissie in het algemeen van de wenschelijkheid van uitbreiding der Staatszorg in deze richting te overtuigen. En het onderzoek der ambtenaren, voor het Staatstoezicht op fabrieken en werkplaatsen aan te wijzen, zal aan de Regeering de noodige gegevens verschaffen om m et kennis van zaken te bepalen, voor welke speciale takken van nijverheid hetzij een volstrekt verbod, hetzij eene voorwaardelijke toelating van den arbeid van jongelieden raadzaam moet geacht worden. Dat jeugdige arbeiders, beneden de zestien of zeventien jaren, niet geschikt zijn tot het verrichten van gevaarlijke werkzaamheden of tot het omgaan met | |
[pagina 81]
| |
ontplofbare of vergiftige zelfstandigheden, behoeft geen betoog. Tot dergelijken arbeid gebezigd, moeten zij zich noodwendig door onvoorzichtigheid en zorgeloosheid gedurig de ernstigste ongelukken op den hals halen. Doch niet minder nadeelig is hunne werkzaamheid in bedrijven, waarvan de gevaarlijkheid minder in het oog springt, namelijk die door ontwikkeling van schadelijke stofdeelen de gezondheid der werklieden bedreigen. Voor de daarbij ontstaande ziekten der ademhalingswerktuigen is de vatbaarheid op jeugdigen leeftijd het grootst. Zij die, om enkele voorbeelden te noemen, van jongs af als lettergieters, aardewerkers, glasslijpers of vlasarbeiders werkzaam geweest zijn, sterven voor een goed deel vroegtijdigGa naar voetnoot(1). Het is een geluk voor deze jongelieden, wanneer zij door den dienst bij de militie een tijdlang aan den nadeeligen invloed van hun bedrijf onttrokken worden; zij gaan er dan beter uitzienGa naar voetnoot(2). Wie in deze vakken een redelijk hoogen leeftijd bereikt, blijkt gewoonlijk in zijne prilste jeugd niet daarbij gebezigd of met verschooning behandeld te zijnGa naar voetnoot(3). Uit een en ander volgt, dat de schadelijke gevolgen der bedoelde bedrijven voor de werklieden aanmerkelijk kunnen worden verminderd, door het bezigen van jongelieden daarbij zooveel mogelijk te beperken. Daarop wordt dan ook van verschillende zijden aangedrongenGa naar voetnoot(4). Eene bepaling in den geest van art. 6 van het ontwerp Modderman, waarbij het aan een algemeenen maatregel van bestuur werd overgelaten, bepaalde soorten van arbeid aan kinderen beneden zestien jaren te verbieden of slechts voorwaardelijk te veroorloven, komt der Commissie alleszins gewenscht voor. Eene wettelijke regeling van dit onderwerp in détails, waaraan bij het Vooroopig Verslag over dat wetsontwerp de voorkeur gegeven werd, schijnt haar minder doelmatig. De bedenkingen der Kamer tegen het bedoelde voorschrift hingen kennelijk nauw samen met hare afkeuring van de destijds voorgestelde regeling van het toezicht op den kinderarbeid. De Commissie hoopt echter dat de in overweging gegeven organisatie van het Staatstoezicht op fabrieken en werkplaatsen een gunstiger onthaal zal vinden, en dat in verband daarmede bij de Kamer ook tegen een algemeenen maatregel van bestuur betreffende de gevaarlijke of schadelijke soorten van arbeid, ingevolge de adviezen der toekomstige fabrieksinspecteurs vast te stellen, thans geen principieel bezwaar zal bestaan. Intusschen zou de wet de gronden behooren aan te wijzen, waarop sommige soorten van arbeid aan jongelieden zouden zijn te verbieden of slechts voorwaardelijk te vergunnen. Ten aanzien van ondernemingen, waarbij zoowel onschadelijke als schadelijke arbeid voorkomt, zou het verbod zich tot den laatstbedoelden arbeid hebben te bepalen, behoudens de noodige waarborgen tegen misbruik. Als zoodanig zou het ophangen van lijsten, bevattende namen en leeftijd der in elke afdeeling eener fabriek gebezigde jongelieden, of wel de invoering van werkkaarten met soortgelijke bijzonderheden (art. 9 van het ontwerp-Modderman van 1882), in aanmerking kunnen komen. Dergelijke middelen van contrôle schijnen echter veilig aan het inzicht der fabrieksinspecteurs te kunnen worden overgelaten. Door verscheidene deskundigen en getuigen wordt de wensch geuit, dat kinderen beneden zestien jaren niet tot eenigen arbeid in fabrieken of werkplaatsen zullen worden toegelaten dan ingevolge eene geneeskundige verklaring, dat zij voor dien arbeid lichamelijk geschikt zijn, en dat zij ook na die toelating nog aan eenig geneeskundig toezicht zullen worden onderworpen. In enkele groote fabrieken blijkt eene dergelijke keuring nu reeds plaats te vindenGa naar voetnoot(1). Art. 10 van het ontwerp-Modderman hield eene soortgelijke bepaling in, die echter meer van repressieven aard was; de inspecteur werd namelijk gemachtigd om, zoo hij mocht bevinden dat aan een kind arbeid was opgedragen klaarblijkelijk | |
[pagina 82]
| |
boven zijne krachten, de voortzetting daarvan te verbieden, totdat door een geneeskundige zou verklaard zijn, dat het gestel van het kind dien arbeid gedoogde. Voor een het zij. praeventief, hetzij repressief toezicht van dezen aard pleit, dat het aan zwakke kinderen althans eenigen waarborg tegen ergerlijke exploitatie van hunne geringe arbeidskracht zou verleenen. De meerderheid der Commissie heeft echter tegen eene dergelijke bepaling in beginsel bezwaar, omdat daardoor te zeer zou worden ingegrepen op de vaderlijke macht. Bovendien zullen eenerzijds de werkgevers zich wel uit eigen beweging zooveel doenlijk van het in dienst nemen van zwakke kinderen onthouden, en zal aan den anderen kant de geneeskundige afkeuring in de meeste gevallen, onder den drang der behoeften van het gezin, het kind weinig baten; tien kansen tegen ééne dat het, van de fabriek of werkplaats geweerd, op clandestiene wijze elders aan wellicht nog zwaarderen arbeid gezet wordt. |
|