De arbeidsenquête van 1887. Deel 3: De vlasindustrie. Tilburg. Eindverslag
(1981)–Anoniem Arbeidsenquête van 1887, De– Auteursrechtelijk beschermd§ 8. Toestand van fabrieken en werkplaatsen. Fabrieksinspecteurs.- In navolging van het door de meeste beschaafde Staten gegeven voorbeeld, zal men naar de meening der Commissie ook hier te lande dienen te komen tot een geregeld toezicht, door middel van fabrieksinspecteurs, op den toestand van fabrieken en werkplaatsen met het oog op de veiligheid, de gezondheid en het welzijn der werklieden. Door allen, die zich met het onderwerp ernstig beziggehouden hebben, wordt aan dit Staatstoezicht hooge waarde gehecht. Bij de gehouden enquête werd daarop van verschillende zijden aangedrongenGa naar voetnoot(1); en een der gehoorde getuigen, bekend door zijne studiën op dit gebied, verklaarde zelfs onder herinnering aan hetgeen reeds vroeger door hem geschreven was: ‘liever geene verbetering van wetgeving, maar inspecteurs, dan eene verbetering zonder inspecteurs.’Ga naar voetnoot(2) De Commisie ziet niet voorbij dat, blijkens het Voorloopig Verslag over het ontwerp-Modderman, de daarbij voorgestelde instelling van inspecteurs en adjunct-inspecteurs door de meerderheid der leden in de afdeelingen onvoorwaardelijk werd afgekeurd. Die afkeuring vond echter hoofdzakelijk haren grond in de vrees, dat die ambtenaren overdreven talrijk zouden zijn en dat de adjunct-inspecteurs door den wensch naar spoedige bevordering te zeer zouden worden geprikkeld tot het doen van een groot aantal bekeuringen. Ook naar het oordeel der Commissie zou ‘een leger van ambtenaren’, uitsluitend belast met het toezicht op den kinderarbeid, daarbij tot hulp der politie dienende en met het oog op deze taak gekozen, geen voldoende waarborgen opleveren voor een zoodanig welberaden maar tevens bescheiden gebruik van wettelijke bevoegdheden, waardoor zonder gedurige botsingen met de ingezetenen de naleving der wet verzekerd werd. De weinig talrijke fabrieksinspecteurs die de Commissie zich voorstelt, zouden echter een geheel ander karakter dragen. Zij zouden in de eerste plaats met het toezicht op de werklokalen en werktuigen uit het oogpunt van veiligheid en gezondheid moeten belast worden. Technische vorming en practische ervaring zouden bij hunne benoeming op den voorgrond moeten staan. Terecht wordt er door een der gehoorde getuigen op gewezen, dat de fabrieksinspecteurs ‘vooral practische menschen’ behooren te zijn. ‘Zijn het zuiver theoretische menschen, dan kunnen zij beter achterwege blijven. Het is eene gewichtige betrekking. Men mag toch aan een fabrikant geen te hooge eischen stellen, maar de eischen die men stelt moeten doorgedreven worden. Dat kan alleen een practicus en niet een technoloog, die de polytechnische school pas verlaten heeft, Hij moet in het vak geweest zijn’Ga naar voetnoot(1) Het zou de vraag kunnen zijn, of het Staatstoezicht op fabrieken en werkplaatsen wellicht op doelmatige wijze ware te organiseeren door uitbreiding van den werkkring en vermeerdering van het getal der ingenieurs voor het stoomwezen. Eene dergelijke regeling | |
[pagina 64]
| |
zou dit voordeel aanbieden, dat de industriëelen niet met een grooter aantal categorieën van ambtenaren in voortdurende aanraking behoefden te komen. Doch ook al mocht het verkieslijk geacht worden, voor dat Staatstoezicht afzonderlijke ambtenaren aan te stellen, dan nog zou de Commissie meenen dat de fabrieksinspecteurs, om aan de eischen hunner betrekking in allen deele te voldoen, noch politie-beambten, noch geneeskundigen, maar bij voorkeur ervaren ingenieurs behooren te zijn. Als zoodanig zouden zij door hunne technische kennis en door hunne bekendheid met de eischen der nijverheid aan de industriëelen dat ontzag en vooral ook dat vertrouwen inboezemen, waaraan bij de vervulling van hunne gewichtige taak zoo hooge waarde moet gehecht worden. Voor zoover hunne werkzaamheden het gebied der hygiène mochten raken, zouden zij de medewerking der ambtenaren van het geneeskundig Staatstoezicht kunnen inroepen; eene dergelijke regeling wordt door sommigen van dezen zelf gewenscht. De taak der fabrieksinspecteurs zou eene drieledige zijn. Vooreerst zouden zij zich op de hoogte hebben te houden van den toestand der werklokalen en de verbeteringen hebben aan te wijzen, die daarin met het oog op de veiligheid, de gezondheid en het welzijn der werklieden waren aan te brengen. Ten tweede zouden zij de Regeering hebben voor te lichten omtrent bestaande toestanden op het gebied der nijverheid, en haar van advies hebben te dienen bij de toepassing van geldende voorschriften en omtrent de verbeteringen in de wetgeving, die zij wenschelijk en practisch uitvoerbaar mochten bevinden. In de derde plaats zouden zij hebben toe te zien op de behoorlijke naleving der wettelijke bepalingen omtrent den industriëelen arbeid. | |
1.Moet de onvolledigheid van het gehouden onderzoek de Commissie bij de aanbeveling van te nemen wettelijke maatregelen tot groote omzichtigheid nopen, met betrekking tot den toestand der werklokalen ondervindt zij dit bezwaar niet in die mate, als ten aanzien van andere onderdeelen van haar onderzoek. Immers de verbeteringen, welke in dit opzicht kunnen worden aanger bracht, grijpen in den regel in de levensvoorwaarden der nijverheid niet zoo gevoelig in en zijn in vele gevallen met betrekkelijk geringe kosten tot stand te brengen. De wettelijke regeling van dit onderwerp kan zich in hoofdzaak bepalen tot enkele algemeene voorschriften, tot aanwijzing van de ambtenaren, die de localen hebben te onderzoeken, en tot omschrijving hunner bevoegdheden. Deze aangelegenheid kan mitsdien voor wettelijke voorziening rijp geacht worden, zoodra gebleken is dat de toestand van een groot aantal lokalen met het oog op de veiligheid, de gezondheid en het welzijn der werklieden genoeg te wenschen overlaat, om tusschenkomst van het Staatsgezag geraden te doen achten. Dat dit inderdaad het geval is, wordt naar de meening der Commissie door de overgelegde bescheiden en afgelegde verklaringen voldoende bewezen. Wel is waar wordt voor sommige provinciën over de inrichting der lokalen in het belang der werklieden in het algemeen een gunstig oordeel uitgesproken. Maar dit belet niet, dat op onderscheidene dier lokalen van bevoegde zijde gegronde aanmerkingen gemaakt worden; terwijl de Commissie ten aanzien van de door haar meer bepaaldelijk onderzochte middelpunten van nijverheid bevonden heeft, dat er voorzeker tal van lokalen zijn, waar niets verzuimd wordt wat strekken kan om de redelijkerwijs bereikbare voorzieningen in het belang der werklieden te verkrijgen, maar dat toch ook menige fabriek en werkplaats in dit opzicht zeer veel te wenschen overlaat. Ten aanzien van vele lokaliteiten wordt geklaagd over onvoldoende zorg voor de veiligheid der werklieden in geval van brand. Met name te Amsterdan en te Tilburg blijkt de toestand ten deze voor verbetering alleszins vatbaar. Hier is het de uitgebreidheid, ginds de hoogte der fabrieksgebouwen, waarmede het verlangen naar talrijker of verbeterde uitgangen voor het geval van brand wordt aangedrongenGa naar voetnoot(1). | |
[pagina 65]
| |
Veelvuldig zijn de gevaren, waarmede de werklieden door de gebezigde werktuigen bedreigd worden. Bij een tocht door fabrieken en werkplaatsen ontmoet men eene lange reeks van bewegende deelen van werktuigen, raderen, vliegwielen, drijfriemen, cirkel-, lint- en andere zagen, die onbedekt zijn en den werkman blootstellen aan het gevaar van te worden medegesleept en verminkt of gedood. Elders zijn het luiken en openingen, voor hijschgaten dienende, of gebrekkige hijschtoestellen, die zeer licht ongelukken kunnen veroorzaken. Groote zorgeloosheid ten aanzien van deze toch zeker niet denkbeeldige gevaren is eene eigenschap, die vele werkgevers en werklieden met elkander gemeen hebbenGa naar voetnoot(1). De veiligheid der werklieden kan veelal zonder groot bezwaar door enkele eenvoudige, weinig kostbare voorzorgsmaatregelen verzekerd worden. Zoodanige maatregelen zijn, om enkele voorbeelden te noemen, ‘het plaatsen van een gemakkelijk trapje met leuning in plaats van enkel een steil laddertje, dáár waar men rakelings langs snel loopende riemen moet klimmen,vooral wanneer stoom somtijds nog bovendien het gezicht belemmert; het door een stevig hekwerk afsluiten van het vliegwiel, dáár waar de machinist slechts een nauwen doortocht heeft tusschen dat wiel en den muur, tot het smeren der as, dáár waar slechts een smalle doorgang tusschen twee vliegwielen open blijft, men rakelings langs snel bewegende machinedeelen heen moet of waar onvoldoende verlichting het mogelijk gevaar niet kenbaar maakt, enz.; het waken tegen de dikwerf te groote gemakkelijkheid waarmede de riemafzetter kan bewogen worden, en waardoor de riem, onverwachts van de losse op de vaste schijf loopende, de arbeidsmachine in gang zet; en wellicht nog meerdere.’ Soms wordt beweerd dat het de voorkeur zou verdienen de bewegende deelen der werktuigen onbedekt te laten en de werklieden alzoo te leeren tegen het gevaar op hunne hoede te zijn, door het hun te doen zienGa naar voetnoot(1). Dit gevoelen wordt echter wederlegd door het feit, dat de werklieden veelal ten gevolge van te groot zelfvertrouwen hoogst onvoorzichtig zijn en zich daardoor vele ongelukken op den hals halenGa naar voetnoot(2). Het moet dan ook verkieslijk geacht worden vliegwielen enz. zooveel doenlijk te bedekkenGa naar voetnoot(3). Ook wordt ten opzichte van hooge fabrieksgebouwen het bezwaar aangevoerd, dat de kokers, waarmede machinedeelen bedekt worden, het brandgevaar vermeerderenGa naar voetnoot(4). De oplossing van dergelijke bedenkingen kan echter veilig aan het inzicht van een technisch gevormden fabrieksinspecteur worden overgelaten. Behalve een voorschrift tot bedekking van bewegende deelen van werktuigen, zal ook een verbod van het smeren of aanvetten van nog in beweging zijnde werktuigen - mede eene overvloedige bron van ongelukken - in aanmerking moeten komenGa naar voetnoot(5). Het behoeft overigens geen betoog dat, wanneer het Staatstoezicht op fabrieken en werkplaatsen eenmaal georganiseerd zal zijn, de inspecteurs omtrent dergelijke bepalingen van technischen aard eene groote ruimte van beweging zullen moeten bezitten. Wat de gezondheid der werklieden betreft, deze wordt veelvuldig benadeeld door gebrek aan versche lucht in de werkplaats. De aard van het bedrijf brengt in menig lokaal bovenmatige hitte of wel schadelijke uitdampingen teweegGa naar voetnoot(6). Het meest algemeen doet zich het bezwaar voor van bedorven of met stofdeelen bezwangerde lucht. De inademing dier stofdeelen is meer of minder nadeelig, naarmate zij fijner of grover zijn, tot het delfstoffen- of tot het plantenrijk behooren, doch doet in verschillende bedrijven ziekten der ademhalingswerktuigen ontstaan, die de werklieden op betrekkelijk jeugdigen leeftijd ten grave sleepen; men denke bijv. aan de beroepsziekten der vlasarbeiders, | |
[pagina 66]
| |
glasslijpers en aardewerkers (de zoogenaamde pottemannekenskrankte)Ga naar voetnoot(1). Het is aan geen twijfel onderhevig, dat door gepaste maatregelen, in het bijzonder door eene doelmatige luchtverversching, zeer veel tot wegneming van de bedoelde gevaren voor de gezondheid der arbeiders kan gedaan worden. Toch ontbreekt het daarbij niet aan bezwaren. Onder anderen heeft men rekening te houden met de onnadenkendheid der werklieden, die bijvoorbeeld het gebruik van zoogenaamde respirators als waarborg tegen de inademing van gevaarlijke stofdeelen weigeren, omdat die toestellen de ademhaling belemmerenGa naar voetnoot(2), en die uit vrees voor tocht, zooveel zij kunnen, de inrichtingen voor ventilatie gesloten houdenGa naar voetnoot(3). Hetgeen ten behoeve der luchtverversching geschiedt, dient dan ook aan hun invloed onttrokken te blijven. Er zijn localiteiten, ruim genoeg om zonder bijzondere voorzienigheid frisch te worden gehoudenGa naar voetnoot(4); elders worden met goed gevolg mechanische ventilatie-toestellen, zoogenaamde exhausters, gebezigdGa naar voetnoot(5). Ook kan het voorkomen, dat maatregelen in het belang der gezondheid van den arbeider voor een kwijnenden tak van nijverheid te kostbaar zijn. Zoo wordt verklaard, dat de invoering van machinale braak- en zwingelmachines althans voor kleine vlasboeren te bezwarend isGa naar voetnoot(6). Wel wordt daartegen ook nog ingebracht, dat de hoedanigheid van het vlas er onder lijden zouGa naar voetnoot(7); doch dit beweren blijft geenszins onweêrsprokenGa naar voetnoot(8). Bedorven lucht is overigens niet het eenige kwaad, dat de gezondheid der werklieden bedreigt. Evenzeer moet worden gewaakt tegen het doen uithalen der ovens in sommige glas- en aardewerkfabrieken bij een ondraaglijke hitte, en zal het ongetwijfeld tot de zorg der inspecteurs behooren, de noodige voorschriften te ontwerpen om de ovens vooraf behoorlijk te doen afkoelen. Bij de gehouden getuigenverhooren is ten aanzien van fabrieken te Leerdam en te Maastricht van het hier bedoelde euvel geblekenGa naar voetnoot(1); doch ook van eene glasblazerij te Culemborg vernam de Commissie, dat sommige werkzaamheden daar bij eene buitensporige temperatuur verricht worden. In sommige bedrijven staan de arbeiders bloot aan vergiftiging door het aanraken van giftige stoffen. Van dien aard is bijvoorbeeld het dompelen van gebakken aardewerk in eene glazuurbrei. In de aardewerkfabrieken te Maastricht, waar dit procédé voorkomt, wordt aan de werklieden eene tang verstrekt om de voorwerpen daarmede aan te vatten en zijn voorschriften ter verzekering van de noodige reinheid gegeven. Doch niet zelden wordt dit een en ander door de werklieden, ten koste hunner gezondheid, in den wind geslagenGa naar voetnoot(2). Een maatregel in het belang der arbeiders, waarmede geene kosten verbonden zijn, is het ophangen in elke werkplaats van een reglement, bevattende de noodige voorschriften omtrent hetgeen ter wille der veiligheid en gezondheid bij den arbeid moet worden in acht genomen. Hier en daar, zooals bijvoorbeeld in eene loodwitfabriek te Utrecht en in eene behangselpapierfabriek te Maastricht, blijkt die maatregel te worden toegepastGa naar voetnoot(3). Onder den invloed van fabrieksinspecteurs zal hij ongetwijfeld algemeen worden. Ook in het belang van de zedelijkheid en van het welzijn der arbeidersgezinnen zullen die inspecteurs met vrucht werkzaam kunnen zijn. Zoo is het bijvoorbeeld hoogst gewenscht dat daar, waar zoowel vrouwen als mannen arbeiden, afzonder-Ga naar voetnoot(4) | |
[pagina 67]
| |
lijke lokalen voor beide seksen zijn ingericht. Hiervoor wordt dan ook veelal gezorgd. In sommige fabrieken echter werken mannen en vrouwen in één en hetzelfde lokaal, nu eens omdat volledige scheiding onuitvoerbaar geacht wordtGa naar voetnoot(1), dan weder zonder dat van dergelijke beweegreden blijktGa naar voetnoot(2). Binnen de grenzen der mogelijkheid zullen de inspecteurs voor de bedoelde scheiding hebben te waken. Ook omtrent plaatsing en inrichting van privaten zijn voorschriften onmisbaar te achten. Eveneens zullen de inspecteurs hun invloed kunnen aanwenden om het in sommige fabrieken bestaand gebruik, dat de arbeid der vrouwen eenigen tijd vroeger afloopt dan die der mannen - deels ter wille der zedelijkheid, deels opdat zij in de gelegenheid zijn tehuis voor hare echtgenooten of vaders den pot te koken - meer algemeen te makenGa naar voetnoot(3). De inspecteurs zouden zijn toe te rusten met de bevoegdheid om voor de fabrieken en werkplaatsen binnen hun ressort - waartoe zij ten allen tijde vrijen toegang zouden moeten hebben - voorschriften te geven in het belang van de veiligheid en gezondheid der werklieden. Die voorschriften zouden voor de werkgevers verbindend zijn, behoudens beroep op een hooger gezag, ten einde de belanghebbenden tegen willekeur te waarborgen. Aan goede voorbeelden uit den vreemde zou het bij de regeling van dit onderwerp niet ontbreken. Immers in onderscheidene buitenlandsche wetgevingen, onder anderen die van Engeland, Zwitserland en Oostenrijk, is het Staatstoezicht op fabrieken en werkplaatsen op doeltreffende wijze geregeldGa naar voetnoot(4). | |
II.Als speciaal orgaan tot onderzoek van fabrieken en werkplaatsen zullen de inspecteurs zich bij voortduring op de hoogte moeten houden van den toestand, waarin deze verkeeren. Hunne rapporten zullen voldoende bouwstoffen en adviezen moeten bevatten omtrent de verbeteringen in de wetgeving, die geraden mochten blijken. Met betrekking tot de uitvoering en handhaving der wettelijke bepalingen zullen de inspecteurs de natuurlijke adviseurs der Regeering zijn. Op hunne adviezen zullen bijvoorbeeld de takken van bedrijf zijn aan te wijzen, die als bijzonder gevaarlijk of schadelijk voor de werklieden aan speciale beperkende voorschriften zullen zijn te onderwerpen, of omgekeerd die, ten behoeve waarvan uitzonderingen op gemaakte verbodsbepalingen kunnen worden toegelaten. Bij voorkomende gevallen zullen zij, om het veld hunner werkzaamheid nog door een ander voorbeeld aan te duiden, de Regeering kunnen wijzen op het belang dat er in gelegen ware om ten aanzien van eenig vraagpunt van stellig recht eene rechterlijke beslissing in het hoogste ressort uit te lokken, ten einde tot eene vaste jurisprudentie te geraken of de noodzakelijkheid eener wijziging der wet in het licht te stellenGa naar voetnoot(1). Ook buiten het eigenlijk gebied hunner ambtsplichten zullen de inspecteurs wellicht nu en dan aanleiding vinden om de aandacht der Regeering te vestigen op onderwerpen, met het welzijn der arbeiders in nauw verband staande. Zoo wordt bijvoorbeeld in een der door de Commissie ontvangen bescheiden geklaagd over het nadeel, door het bestaan van verkoopplaatsen van sterken drank in de nabijheid van fabrieken teweeggebracht, en in verband hiermede op omzichtigheid bij het verleenen van vergunningen aangedrongen. Bij de getuigenverhooren bevond de Commissie dat voor deze klacht, wat Amsterdam betreft, maar al te veel grond bestaat, en dat het misbruik van sterken drank aldaar ten zeerste in de hand gewerkt wordt door tapperijen, die reeds op een nachtelijk uur voor de werklieden der nabij gelegen fabrieken geopend wordenGa naar voetnoot(2). Het ware geenszins ondenkbaar, dat door de inspecteurs bij eene geschikte gelegenheid tot het te keer gaan van dit euvel de medewerking der Regeering werd ingeroepen. Dat de werkzaamheid van fabrieksinspecteurs tot uitvoering en geleidelijke verbetering der arbeidswetgeving rijke vruchten kan dragen, wordt door de in verschillende andere landen | |
[pagina 68]
| |
opgedane ervaring voldingend bewezen. | |
III.Over de vraag, in hoever de wet van 19 September 1874 (Staatsblad no. 130) behoorlijk wordt nageleefd, luiden de berichten verschillend. Uit de rapporten, die de Commissie van de procureurs-generaal bij vier der gerechtshoven mocht ontvangen, blijkt dat aan het doen naleven der wet van hoogerhand zooveel mogelijk de hand gehouden is. Bij haar in werking treden riep de toenmalige Minister van Justitie tot eene nauwkeurige uitvoering de medewerking der procureurs-generaal als waarnemende directeuren van politie in. De aanschrijvingen, naar aanleiding daarvan door die ambtenaren gedaan, hadden blijkens mededeelingen van den procureur-generaal bij het gerechtshof te Leeuwarden en van den officier van justitie bij de rechtbank te Arnhem ten gevolge, dat weldra kon worden geconstateerd dat de feitelijke toestand over het geheel in overeenstemming met de wettelijke bepalingen gebracht was. In 1877 noodigde de Minister van Justitie de procureurs-generaal nader uit zorgvuldig te willen doen nagaan, of de wet op den kinderarbeid behoorlijk werd nageleefd. De uitkomsten van het dientengevolge ingesteld onderzoek mochten over het algemeen zeer bevredigend genoemd worden. Het vermoeden, als zouden in sommige gemeenten straffeloos vele overtredingen begaan worden, vond daarin geen bevestiging. Wat den tegenwoordigen toestand betreft, komen bij de procureurs generaal zelden of nooit klachten in over niet behoorlijke naleving der wet of onvoldoend toezicht; is het aantal geconstateerde overtredingen, ook blijkens overgelegde statistische opgaven, betrekkelijk gering; en zijn de meeste procureurs-generaal en officieren van justitie overtuigd, dat de wet wordt gehandhaafd en dat het toezicht der politie op hare naleving althans in de belangrijkste gemeenten voldoende mag geacht worden. Met deze mededeelingen strookten onderscheidene verklaringen, van andere zijden afgelegd, luidens welke de wet op den kinderarbeid, behoudens enkele uitzonderingen, waaronder de steenbakkerijen een groote rol spelen, gehandhaafd wordtGa naar voetnoot(1). Plaatselijke omstandigheden en de meerdere of mindere ijver van het personeel der politie zullen daarbij wel niet zonder invloed blijven. Zoo ontving de Commissie bijv. deze schriftelijke mededeeling: ‘De wet op den kinderarbeid heeft in de gemeente Workum gunstig gewerkt. In den laatsten tijd is daarop nauwlettend toegezien door den nieuwbenoemden rijksveldwachter.’ Tegenover deze gunstige berichten staan echter tal van klachten over gestadige straffeloos gepleegde overtredingen der wet, over bedriegelijke opgaven der ouders omtrent den leeftijd der kinderen, over het ontbreken van elk bijzonder toezicht op de handhaving der wettelijke bepalingenGa naar voetnoot(2). Dit is zeker, dat het toezicht der politie op de naleving der wet niet overal op dezelfde wijze plaats heeft. Van de gemeente Groningen wordt bijv. bericht, dat het toezicht daar zeer gestreng is, dat de fabrieken en werkplaatsen gedurig op ongeregelde tijdstippen bezocht worden, dat de politie van de onderwijzers kennis ontvangt van het verlaten der school door kinderen beneden twaalf jaren - hetgeen meermalen tot het voorkomen of constateeren van overtredingen leidt - en dat de werkgevers zich bij twijfel omtrent den leeftijd van kinderen, wier diensten hun worden aangeboden, geboorte-extracten doen overleggen.Daarentegen wordt uit Amsterdam, ook door ambtenaren der politie zelve, getuigd dat op de naleving der wet op den kinderarbeid door de politie geen speciaal toezicht gehouden wordt, terwijl er ook geen geregelde samenwerking tusschen de politie en de onderwijzers plaats vindt. Eveneens ontbreekt te Maastricht een bijzonder politie-toezicht ten deze. Opmerking verdient, dat uit die gemeente en andere binnen het ressort van het gerechtshof te 's Hertogenbosch gelegen plaatsen op het bezwaar gewezen wordt, dat de ambtenaren der politie wettelijk geen vrijen toegang hebben tot fabrie- | |
[pagina 69]
| |
ken en werkplaatsenGa naar voetnoot(1). Te Tilburg worden, naar verklaard wordt, in de fabrieken geenekiuderen beneden twaalfjarigen leeftijd aangenomen, zoodat de politie zich kan bepalen tot het doen van opnemingen in steenbakkerijen, metselaarswerkplaatsen enz., die soms tot het doen van bekeuringen aanleiding gevenGa naar voetnoot(2). Het is de vraag of bij de klachten, dat de wet op den kinderarbeid in vele gevallen eene doode letter blijft, wel altijd voldoende onderscheiden wordt tusschen strafbare overtreding en nietstrafbare ontduiking. Tegenover de laatste is ook het strengste toezicht machteloos; alleen betere omschrijving van het verboden feit of van de uitzonderingen op het verbod kan hier baten. Doch met dat al is, ondanks den ernstigen wil van de hoofden der politie om de wet streng te handhaven, de mogelijkheid niet uitgesloten dat hier en daar, bij een voor de plaatselijke omstandigheden te beperkt politie-personeel, dat met andere werkzaamheden te zeer overladen is om dit deel zijner taak geheel naar eisch te vervullen, inderdaad straffeloos overtredingen begaan worden. Daarom verdient het aanbeveling, de fakrieksinspecteurs ook te belasten met het houden van toezicht op de naleving der wettelijke bepalingen betreffende den arbeid. Natuurlijk zal dit toezicht alleen tot aanvulling, in geenen deele tot vervanging van datgene, hetwelk thans door de politie wordt uitgeoefend, kunnen dienen. Eenige weinige inspecteurs zullen toch in de verste verte niet bij machte zijn na te gaan, in hoever bij eenige der talrijke ondernemingen in het geheele land verboden misbruik van kinderarbeid voorkomt. De ambtenaren der politie zullen de naleving der bestaande voorschriften moeten blijven verzekeren. Maar zij zullen deze hunne taak zien vergemakkelijken door de hun van de zijde der fabrieksinspecteurs toekomende wenken Bij geregeld bezoek van fabrieken en werkplaatsen zal het aan de inspecteurs toch niet verborgen blijven, waar verkeerdheden schuilen of althans tot buitengewoon nauwlettend toezien aanleiding bestaat. Voorzeker zullen de inspecteurs bij de vervulling van dit gedeelte hunner taak, waarvan het belang zal toenemen naarmate de wetgeving op dit gebied verder uitgebreid en meer gedetailleerd wordt, bijzonderen tact behoeven. Maar deze hoog te waardeeren eigenschap is in het algemeen eene volstrekt onmisbare voorwaarde voor de behoorlijke waarneming van hun gewichtig ambt. |
|