De arbeidsenquête van 1887. Deel 3: De vlasindustrie. Tilburg. Eindverslag
(1981)–Anoniem Arbeidsenquête van 1887, De– Auteursrechtelijk beschermd§ 3. Limburg.- Ten einde de vereischte gegevens ten behoeve der enquête zoo volledig mogelijk omtrent de 124 gemeenten der provincie Limburg te verzamelen, is in elke dier gemeenten uit het ten raadhuize berustend register der patentplichtigen over het laatste dienstjaar (1885-1886) een staat opge- | |||||||||||||||||
[pagina 20]
| |||||||||||||||||
maakt van al die patentplichtigen, zoowel fabrikanten als ambachtslieden, welke met hulp werken. Bij al de op die staten voorkomende patentplichtigen, ten getale van 1940, is vervolgens, onder leiding van een van de leden der Commissie, een onderzoek ingesteld, waarvan het resultaat in daarvoor vooraf vastgestelde tabellen is opgeteekend. Dat onderzoek heeft in alle gemeenten geloopen over den aard van het werk, over de kracht der gebezigde stoomwerktuigen, het getal der werklieden, hun leeftijd en kunne, den dagelijkschen werktijd, den aanvang en het einde daarvan, den etenstijd en de andere rusttijden, het overwerk, nachtwerk en Zondagswerk en de loonen, terwijl bovendien in de gemeenten Maastricht, Roermond en Venlo aanteekeningen zijn gemaakt omtrent den toestand on de inrichting der werklokalen, de wijze van verlichting, het meer of minder brandgevaar, de middelen van ventilatie, de werktuigen alleen door jongens en meisjes bediend, en omtrent de vraag of overmatige arbeid van jongens of meisjes wordt gevorderd. Op deze wijze is een overzicht verkregen over den toestand van 11 156 arbeiders, volgens leeftijd en kunne verdeeld als volgt:
Dank zij de bereidwillige medewerking in de gemeenten Maastricht, Roermond, Vaals en Venlo van de plaatselijke besturen en politie, en wat betreft alle overige gemeenten van de officieren en brigade-commandanten der Koninklijke marechaussee, liep dat geheele onderzoek zoo spoedig af, dat van de resultaten daarvan kon worden gebruik gemaakt bij de getuigenverhooren voor de gemeente Maastricht, die den 17den Januari 1887 een aanvang namen. Die verhooren werden verder voorbereid door een persoonlijk onderzoek in fabrieken en werkplaatsen, waarbij het bedoelde lid der Commissie werd ter zijde gestaan door de heeren A.A. Bekaar, ingenieur van den Waterstaat, als daartoe op verzoek der Commissie door den Minister van Waterstaat Handel en Nijverheid aangewezen, en dr. E. Wintgens, adjunct-inspecteur voor het geneeskundig Staatstoezicht voor de provinciën Noordbrabant en Limburg. Die tabellen, nader omgewerkt en alphabetisch volgens de gemeenten gerangschikt, vindt men in bijlage T. Daarin komen in iedere gemeente de fabrieken en ambachten, eveneens alphabetisch volgens hunne soort gerangschikt, voor. Het blijkt daaruit dat in de navolgende fabrieken, werkplaatsen en ambachten wordt gearbeid:
| |||||||||||||||||
[pagina 21]
| |||||||||||||||||
Tot de voornaamste fabrieken en werkplaatsen, alphabetisch gerangschikt, behooren, buiten Maastricht, de navolgende met het daarbij vermeld aantal arbeiders: de beeldhouwerswerkplaatsen van: a. den heer F. Stolzenberg te Roermond, met 54 mannen en één jongen van 12-16 jaren, en b. den heer J. Thissen te Roermond, met 10 mannen, 4 jongens van 16-18 jaren en 2 jongens van 12-16 jaren; het beeldsnijdersatelier van den heer J, A. Oor te Roermond, met 22 mannen, 1 jongen van 16-18 jaren en 2 jongens van 12-16 jaren; de behangselpapierfabriek van den heer B. Deuss te Roermond, met 24 mannen en 5 jongens van 16-18jaren; de bierbrouwerij van den heer E. Smeets te Gulpen, met 20 mannen; de boekdrukkerijen van: a. den heer C. Weyerhorst te Heerlen, met 26 mannen, 5 jongens van 16-18 jaren en 2 van 12-16 jaren; b. van den heer M. Alberts te Gulpen, met 14 mannen, 2 jongens van 16-18 jaren, 1 jongen van 12-16 jaren en 3 gehuwde vrouwen; c. van den heer A. Goossens te Venlo, met 6 mannen, 5 jongens van 16-18 jaren, 6 jongens van 12-16 jaren en 7 meisjes van 12-16 jaren; het cementwerk van den heer Kalff e a. te Vaals, met 18 mannen; de glazenmakerij van den heer F. Nicolas te Roermond, met 24 mannen, 6 jongens van 16-18 jaren en 4 jongens van 12-16 jaren; de katoenspinnerij van de firma Ph. Claus te Roermond, met 40 mannen, 4 jongens van 16-18 jaren, 2 ongehuwde vrouwen, 9 meisjes van 16-18 jaren en 3 meisjes van 12-16 jaren; de kunstwolfabriek van den heer P. Pastor te Vaals, met 11 mannen; 7jongens van 16-18 jaren en 11 meisjes van 12-16 jaren; de lakenfabrieken van: a. den heer Th. Binterim te Vaals, met 40 mannen, 2 jongens van 16-18 jaren, 14 jongens van 13-16 jaren, 1 gehuwde vrouw, 7 ongehuwde vrouwen, 8 meisjes van 16-18 jaren en 1 meisje van 13-16 jaren; b. den heer R. Perrink te Vaals met 28 mannen; de pannenfabrieken: a. van de Naamlooze Vennootschap te Echt, met 37 mannen, 10 jongens van 16-18 jaren en 7 jongens van 12-16 jaren; b. van de Gebrs. Theunissen te Tegelen, met 16 mannen, 2 jongens van 16-18 jaren en 2 jongens van 12-16; c. van den heer C. Canoy te Tegelen, met 12 mannen, 2 jongens van 16-18 jaren en 4 jongens van 12-16 jaren; d. van den heer P. Kissen te Tegelen, met 12 mannen en 6 jongens van 12-16 jaren; de papierfabrieken: a. van de firma Schrammen en Cie. te Meerssen, met 45 mannen, 12 jongens van 12-18 jaren, 18 vrouwen en 5 meisjes van 12-18 jaren; b. van den heer B. Deuss te Maasniel, met 20 mannen en 10 meisjes van 16-18 jaren; de pijpenfabriek van den heer J. Trumm te Weert, met 8 mannen, 1 jongen van 16-18 jaren, 2 jongens van 12-16 jaren, 1 gehuwde vrouw, 1 ongehuwde vrouw en 1 meisje van 16-18 jaren; de porseleinfabriek van den heer L. Regout te Meerssen, met 62 mannen, 37 jongens van 12-18 jaren, 21 vrouwen en 41 meisjes van 12-18 jaren; de schoenmakerswerkplaats van den heer M. Levenbach te Sittard, met 5 | |||||||||||||||||
[pagina 22]
| |||||||||||||||||
mannen, 4 jongens van 12-16 jaren, 1 gehuwde vrouw, 4 ongehuwde vrouwen, 5 meisjes van 16-18 jaren en 9 meisjes van 12-16 jaren; de sigaren- en tabaksfabrieken van: a. van de weduwe Hennekens te Beek, met 53 mannen, 25 jongens van 16-18 jaren en 18 jongens van 12-16 jaren; b. van den heer H. Esser te Venray met 11 mannen, 3 jongens van 16-18 jaren en 8 jongens van 12-16 jaren; c. van den heer A. Esser te Venray, met 14 mannen en 5 jongens van 12-16 jaren; d. van den heer F. Arnoldts te Sittard, met 7 mannen, 4 jongens van 16-18 jaren, 6 jongens van 12-16 jaren, 1 gehuwde en 1 ongehuwde vrouw; e. van den heer A. Kreekamp te Tegelen, met 14 mannen. 1 jongen van 16-18 jaren en 2 jongens van 12-16 jaren; en f. van den heer A. Smeets te Sittard, met 5 mannen, 3 jongens van 16-18 jaren, 5 jongens van 12-16 jaren en 3 gehuwde vrouwen; de steenbakkerijen van: a. den heer H. Canoy te Tegelen, met 30 mannen, 15 jongens van 16-18 jaren en 20 jongens van 12-16 jaren; b. van den heer G. De Rijk te Tegelen, met 18 mannen, 4 jongens van 16-18 jaren, 3 jongens van 12-16 jaren en 1 meisje van 12-16 jaren; c. van de heeren Canoy-Russel te Tegelen, met 12 mannen, 2 jongens van 16-18 jaren en 1 jongen van 12-16 japen; d. van den heer F. Otten te Bergen, met 18 mannen en 2 jongens van 12-16 jaren; en e. van den heer P. Frusch te Beek, met 8 mannen, 3 jongens van 16-18 jaren, 2 jongens van 12-16 jaren, 2 meisjes van 16-18 jaren en 3 meisjes van 12-16 jaren; de domaniale steenkolenmijn te Kerkrade met 273 mannen, 32 jongens van 16-18 jaren en 2 jongens van 13-16 jaren; de stoommeelmolens van: a. den heer J. Thewissen te Venlo met 24 mannen, 4 jongens van 16-18 jaren en 3 jongens van 12-16 jaren; b. den heer C. Trup te Roermond, met 27 mannen en 1 jongen van 12-16 jaren en c. den heer R. Smeets te Roermond met 19 mannen en 1 jongen van 12-16 jaren; de turfspinnerij van den heer W. Schellings te Horst met 30 mannen: de ijzergieterij van den heer H. Hillen te Tegelen met 26 mannen en 9 jongens van 16-18 jaren; de naamloozeijzerfabriek te Tegelen met 28 mannen en 4 jongens van 16-18 jaren: de naamlooze zinkwitfabriek te Eysden met 27 mannen. De duur van den dagelijkschen werktijd ligt in de meeste fabrieken en werkplaatsen tusschen 9½ en 12 uren, na aftrek van de rusttijden, die overal tusschen de werkuren gegeven worden; uitzonderingen maken vooral sommige steenbakkerijen, waar slechts gedurende de zomermaanden gewerkt wordt, maar dan dikwijls van des morgens vier tot des avonds negen of tien ure, evenwel met verschillende rusttijden. Overwerk heeft nagenoeg nergens plaats, nachtwerk slechts in enkele fabrieken en uitsluitend door mannen (boven 18 jaren) met uitzondering van de glasblazerij, waar ook jongens van 12 tot 18 jaren des nachts arbeiden. Vrouwen of meisjes verrichten in geene enkele fabriek of werkplaats nachtarbeid. Des Zondags wordt in geene fabriek of werkplaats gearbeid, met uitzondering van: 1o. de glasblazerij de firma P. Regout en Co., waar tot des Zondagsmorgens 6 uur door de glasblazersploegen wordt gewerkt; 2o. de papierfabriek, waar de papiermolens tot 6 uur des Zondagsmorgens loopen. om dan stil te staan tot den volgenden morgen 6 uur: 3o. het onderhouden van vuren onder verschillende ovens, bijv. in de aardewerkfabrieken en de glasfabriek, in de zinkwitfabrieken, welke voortdurend brandende moeten gehouden worden, en waarbij derhalve ook des Zondags de stokers, en bovendien in de glasfabriek de smelters werkzaam moeten blijven; 4o. bierbrouwerijen en branderijen, waar des Zondags somtijds een paar uren tot het omzetten van het mout moeten worden besteed. Nog zij hier geconstateerd dat door alle fabrikanten en werkgevers, aan wie inlichtingen zijn gevraagd, deze met de meeste voorkomendheid zijn gegeven, en dat bij het bezoeken van fabrieken en werkplaatsen steeds groote welwillendheid in het verleenen van toegang en het verstrekken van gegevens en ophelderingen is betoond. | |||||||||||||||||
[pagina 23]
| |||||||||||||||||
Maastricht. -De uitkomsten van het onderzoek en van de verhooren van deskundigen en getuigen ten opzichte van de gemeente Maastricht zijn de navolgende geweestGa naar voetnoot(1). 1. De wet op den kinderarbeid van 19 September 1874 (Staatsblad no. 130) wordt behoorlijk nageleefd, en met nagenoeg volkomen zekerheid kan worden aangenomen, dat thans het arbeiden van kinderen beneden twaalfjarigen leeftijd in fabrieken en werkplaatsen niet voorkomt. Was dit in de eerste jaren na de invoering der wet eene enkele maal wel het geval, dan geschiedde dat meestal ten gevolge van verkeerde opgaven der ouders, die, ten einde zoo spoedig mogelijk van den arbeid van hun kind eenige winst te behalen, een hoogeren leeftijd dan den werkelijken aan den fabrikant opgaven en dien staafden door overlegging van schriftelijke bescheiden, welke niet het aangeboden kind golden, maar diens anderen broeder of zusterGa naar voetnoot(2), en waarin soms zelfs vervalschingen werden gepleegd. Van de groote fabrieken, die ook de meeste kinderen als werkkracht gebruiken, hebben de Koninklijke Nederlandsche Papierfabriek en de Société Céramique als regel aangenomen, de kinderen eerst op dertien jarigen leeftijd in de fabriek toe te laten, zoodat daardoor in die fabrieken vanzelf de hand aan de uitvoering der wet gehouden wordt. De firma P. Regout & Cie volgt voor hare aardewerk afdeeling zooveel mogelijk denzelfden regel; er zijn echter, bij uitzondering, tijden waarop zij de kinderen reeds op twaalfjarigen leeftijd aanneemtGa naar voetnoot(3). De invloed, dien de wet op den kin derarbeid heeft gehad, is een zeer gunstige, en allen, die daaromtrent hebben verklaard, zijn eenstemmig omtrent hare nuttige werking. Voor hare invoering werden tal van kinderen op zeer jeugdigen leeftijd, soms van 7 en 8 jaren, naar de fabriek gezonden, en daar gedurende een groot aantal uren, niet alleen over dag, maar in de glasblazerij ook des nachts, aan het werk gehoudenGa naar voetnoot(1). Zij verrichtten daar bezigheden, die zeer zeker hunne zwakke krachten verre te boven gingen. Dit had een hoogst nadeeligen invloed op hunne lichamelijke, verstandelijke en zedelijke ontwikkeling. Het reeds op zoo jeugdigen leeftiid voortdurend werken in lokalen, welke dikwijls uit een hygiënisch oogpunt te wenschen overlieten, aan een arbeid, waarvoor, al was hij ook soms op zich zelf niet te zwaar, door zijn langen duur het kind niet berekend was, kon niet anders dan nadeelig werken op de lichamelijke ontwikkeling. Voor de vorming van het verstand bleef onder die omstandigheden geen tijd over, en de kinderen groeiden in onwetendheid op. Hun verblijf te midden van personen van meer gevorderden leeftijd, wier ongebonden taal zij maar al te vaak te hooren kregen, bedierf hen ook op zedelijk gebied. Zelfs kinderen, die vroeger eerst op elfjarigen leeftijd de school verlieten om in fabrieken te gaan werken, waren na een paar jaren wegens de doorgestane ellende niet meer te herkennenGa naar voetnoot(2). Aan geregeld schoolgaan viel voor die kinderen natuurlijk niet te denken. De gevolgen daarvan bleven dan ook niet uit. In 1874 konden 12 pet. der kinderen, die ongeveer den 12jarigen leeftijd hadden bereikt, lezen noch schrijven, terwijl thans die verhouding is verminderd tot ruim 3 pet.Ga naar voetnoot(3). Ten gevolge van de invoering der wet is het schoolbezoek toegenomenGa naar voetnoot(4), ofschoon ook thans nog niet alle kinderen tot hun twaalfde jaar geregeld schoolgaan Dit is ten deele toe te schrijven aan den behoeftigen toestand der ouders zoodat de kinderen op de eene of andere wijze behulpzaam moeten zijn in het huishouden, vooral daar, waar de verdiensten van den vader niet toereikend zijn om in het onderhoud van zijn gezin te voorzien, en ook de moeder verplicht is, hetzij op de fabriek, hetzij elders, buitenshuis eenig geld te verdienen. Door het missen van de verdiensten der jeugdige kinderen zijn zeer zeker in | |||||||||||||||||
[pagina 24]
| |||||||||||||||||
den beginne, na de invoering der wet, in meerdere huisgezinnen moeilijkheden van stoffelijken aard ontstaan, maar die schijnen veelal spoedig door het nalaten van niet geheel onvermijdelijke uitgaven uit den weg te zijn geruimd, zoodat de gezinnen niet in materieele welvaart zijn achteruitgegaanGa naar voetnoot(1). Dat de ouders, om de verdiensten van hunne kinderen beneden 12 jaar niet geheel te missen, middelen zouden hebben gevonden om die kinderen toch te laten werken, zonder de wet te overtreden, is niet gebleken; wel worden kinderen beneden 12 jaren gebezigd om in het huishouden, vooral bij afwezigheid der beide ouders, behulpzaam te zijn. Ook komt het nog voor dat kinderen vóór den twaalfjarigen leeftijd de school verlaten, die er op uit moeten gaan om, zooals het heet, den kost te verdienen, die òf moeten gaan bedelen òf naar buiten op het land gaan en zien wat zij krijgen kunnenGa naar voetnoot(2). Ter vervanging van den verboden kinderarbeid zijn in sommige takken van nijverheid, b.v. de behangselpapierfabricageGa naar voetnoot(3), aanvankelijk de jongens beneden 12 jaren door meisjes boven dien leeftijd vervangen, maar voor dezen zijn na eenigen tijd weder jongens boven 12 jaren in de plaats gekomen. In de aardewerk-afdeeling van de fabriek der firma P. Regout en Cie. werden vóór 1874 slechts weinig kinderen beneden 12 jaren gebezigd, en die wet heeft daar volstrekt niet gehinderdGa naar voetnoot(4). Bij de glasblazerij, waar daarentegen vele kinderen beneden dien leeftijd werden gebezigd, zijn ten gevolge van de invoering der wet de loonen der jonge werklieden verhoogdGa naar voetnoot(5) Over het algemeen heeft de toepassing der wet op de nijverheid geen nadeeligen invloed uitgeoefend; zij verkeerde destijds in bloeienden toestand, veel meer dan thans, en heeft door de invoering der wet niet geledenGa naar voetnoot(6). II. In de gemeente Maastricht bestaat geene plaatselijke verordening krachtens art. 82 der wet van 17 Augustus 1878 (Staatsblad no. 127). Daartoe schijnt de noodzakelijkheid ook niet aanwezig te zijn. Het is bij de enquête niet gebleken, dat buiten de fabrieks- en ambachtsnijverheid kinderen beneden 12 jaren tot arbeid gebezigd worden, van veldarbeid kan te Maastricht geen sprake zijn, en naar naburige gemeenten worden de kinderen ook niet uitgezonden tot het verrichten van zoodanigen arbeid Aanmoediging tot regelmatig schoolbezoek van de zijde van het gemeentebestuur zoude geen verbetering aanbrengen, omdat daarvoor reeds op andere wijze zoo goed wordt gezorgd, dat elke verdere bemoeiing gerust achterwege kan blijven Alle genootschappen van weldadigheid namelijk, zooals de vereeniging der Dames de Charité, van den H. Vincentius à Paulo, Dorcas, beijveren zich om het schoolgaan te bevorderen. Zij hebben alle als algemeenen regel aangenomen dat geen huisgezin bedeeld wordt, wanneer de kinderen niet schoolgaan. Ook de geestelijkheid is zeer streng op dat punt, en geen kind wordt in de Christelijke leer onderwezen, ten einde zich voor te bereiden voor de eerste Heilige Communie, dat niet schoolgaatGa naar voetnoot(1). Bovendien wordt door de onderwijzers der scholen, die door de meeste kinderen uit de behoeftige klasse worden bezocht, het schoolbezoek aangemoedigd door het uitdeelen van kleederen en levensmiddelen aan hen, die trouw ter school komen. Het onderwijzend personeel wordt daarin door de ingezetenen en eene bijzondere vereeniging gesteundGa naar voetnoot(2). III. De voornaamste fabrieken, waarin jongelieden van 12-16 en van 16-18 jaren van een of van beider kunne, ongehuwde of gehuwde vrouwen, gebezigd worden, zijn:
| |||||||||||||||||
[pagina 25]
| |||||||||||||||||
Voorts worden nog in de navolgende fabrieken, werkplaatsen en ambachten jongelieden tusschen den leeftijd van 12 tot 18 jaren als werkkracht gebruikt: behangers; blikslagers; boekdrukkers; borstelfabrieken; glazenmakers; goudsmeden; kabinetwerkers; kachelmakers; kleermakers; kuipers; kunstbloemenfabrieken; leidekkers; meubelmakers; modisten en naaisters; werkplaatsen waar papieren voorwerpen worden vervaardigd; pompenmakers; rijtuigmakers; schoenmakers; schrijnwerkers; sigarenmakers; slotenmakers en smeden; steendrukkers; wevers; ijzergieterijen; zadelmakers; zeepzieders. Vooraf zij bemerkt, dat in geene enkele fabriek, met uitzondering van de glasblazerij voor zooveel betreft jongens van 12 tot 18 jaren, des nachts of des Zondags door jongens en meisjes beneden 18 jaren, gehuwde of ongehuwde vrouwen arbeid verricht wordt. In de fabriek der firma P. Regout & Cie., afdeeling aardewerk, arbeiden: 341 jongens van 12-16 jaren; 128 jongens van 16-18 jaren; 318 meisjes van 12-16 jaren; 144 meisjes van 16-18 jaren; 262 ongehuwde vrouwen; 127 gehuwde vrouwen; 784 mannen boven de 18 jaren. De jongens, die door een geneesheer gekeurd worden vóór dat zij worden toegelatenGa naar voetnoot(1), worden gebezigd tot het dragen van vormen, het aangeven van gereedschappen, het wegbrengen der gevormde voorwerpen naar de droogkasten; na eenige jaren worden de geschikten als leerlingen opgeleid in het aardvormersvakGa naar voetnoot(2). Sommigen worden gebezigd tot het beschilderen van reeds gebakken en verglaasde aarden voorwerpen, eenigen leeren graveeren. De meisjes van 12- tot 18jarigen leeftijd worden gedeeltelijk gebruikt tot het bovengenoemd beschilderen van voorwerpen; vooral de jongsten worden tot dat werk gebezigd; voorts tot het bedrukken van gebakken voorwerpen met figuren, het sorteeren, wegvoeren en uitpakken van het aardewerk; sommigen, tusschen den leeftijd van 15 tot 18 jaren, helpen bij het verglazen door het afvegen en wegvoeren der verglaasde voorwerpen. Ook worden jongens en meisjes gebruikt tot het maken van stiften en triangels, welke tusschen het verglaasd aardewerk bij het bakken worden geplaatst. Ook de gehuwde en ongehuwde vrouwen vinden werk bij het schilderen, het drukken, het sorteeren, wegvoeren en inpakken van het aardewerk, en bovendien, vooral de ongehuwden, bij het verglazen, het laden van het aardewerk in de cassetten, waarin het in de ovens wordt gebracht, het wegvoeren van het gebakken aardewerk onmiddellijk nadat het uit de ovens is gehaald. De duur van den arbeid is voor allen dezelfde, en wel des morgens van 7 tot 12 uur, en des namiddags van 1½ tot 6½ uur, telkens met een rusttijd van 10 minuten voor het koffiedrinken. Van 12 tot 1½ uur verlaten allen de fabriek tot het gebruiken van het middagmaal. Overwerk komt niet voor, evenmin nacht-of Zondagswerk. Het loon der jongens, die bij het aardvormen worden gebezigd, bedraagt in den aanvang 40 cents daags en klimt langzamerhand opGa naar voetnoot(1). Voor alle anderen wordt het, behoudens eene enkele uitzondering, per stuk berekend. De verhouding van het loon van vrouwen tot dat van volwassenen is ongeveer als van 2 tot 3Ga naar voetnoot(2); een meisje verdient 50 tot 60 cents daags, een man f 1,10 tot f 1,20; doch als vrouwen goed geoefend zijn, gaat haar loon soms tot een gulden per dagGa naar voetnoot(3) Speciale werklieden, zooals de aardvormers en anderen, verdienen intusschen een veel hooger dagloon. Met uitzondering van de jongens die teeken- of graveeronderwijs ontvangen, wordt door de fabriek voor geen onderwijs gezorgd. Gedurende den arbeid staan allen in de werkzalen onder toezicht van opzichters. In de glasafdeeling van de fabriek der firma P. Regout & Cie. arbeiden: | |||||||||||||||||
[pagina 26]
| |||||||||||||||||
111 jongens van 12-16 jaren; 55 jongens van 16-18 jaren; 21 meisjes van 12-16 jaren; 22 meisjes van 16-18 jaren; 65 ongehuwde vrouwen; 418 mannen. De jongens van 12-18 jaren worden gebezigd bij het blazen en vormen der glazen voorwerpen, tot het vasthouden der vormen, het aanbrengen van het gesmolten glas. het brengen der vervaardigde voorwerpen naar de koelovens; na eenige jaren klimmen zij in de glasblazersploeg waartoe zij behooren op, en worden langzamerhand met werkzaamheden belast, die meer bedrevenheid vorderen; in dezelfde mate klimt hun loon, dat aanvankelijk 40 cents daags bedraagt. Het glasblazen is de eenige fabrieksarbeid te Maastricht, die ook voor jongens beneden achttien jaren aanhoudend dag- en nachtwerk vereischt, van des Maandags morgens 6 tot den volgenden Zondag des morgens te 6 uren. Bij de glasovens wordt dus met twee soorten van ploegen gewerkt, dag- en nachtploegen, die iedere week afwisselen, zoodat ook de jongens, 4 in getal, van elke ploeg om de veertien dagen eene week zes achtereenvolgende nachten geheel van nachtrust verstoken zijn. Het aantal arbeidsuren en rusttijden is nagenoeg hetzelfde als in de aardewerkafdeeling dier fabriek, met dien verstande, dat de arbeiders der nachtploeg al de rusttijden in het werklokaal doorbrengen, terwijl die der dagploegen het middagmaal buiten de fabriek gaan gebruiken. Het loon, dat voor de eerstbeginnenden 40 cents daags bedraagt, vermeerdert naar mate van hunne bedrevenheid, en zij ontvangen vooraf vastgestelde percenten van hetgeen door de ploeg van zeven personen, waartoe zij behooren en waarvan de glasblazer de meester is, wordt verdiend; al het werk wordt per stuk berekendGa naar voetnoot(1). Behalve bij het glasblazen, zijn jongens beneden 18 jaren ook werkzaam bij het glasslijpen; hieraan werken ook meisjes beneden 18 jaren, terwijl deze laatsten bovendien tot het sorteeren, het inpakken en het vervoeren van het vervaardigd glaswerk worden gebezigd. Ook gehuwde en ongehuwde vrouwen vinden bij die werkzaamheden arbeid, het loon wordt voor allen per stuk berekend; de duur van den arbeid is geheel dezelfde als in de aardwerkafdeeling. Gedurende den etenstijd van 12 tot 1½ uur verlaten ook al de arbeiders de fabriek. Bij den algemeenen dienst in de fabriek der firma P. Regout worden gebezigd: 6 jongens van 12-16 jaren; 7 jongens van 16-18 jaren; 6 ongehuwde vrouwen; 9 gehuwde vrouwen en 327 mannen. Welke bepaalde werkzaamheden in den algemeenen dienst meer speciaal door jongens en vrouwen worden verricht, is niet op te geven; zij doen allerlei arbeid, de rusttijden en de etenstijd, die ook zij buiten de fabriek doorbrengen, zijn dezelfde als die van al het overige personeel, dat slechts overdag werkt; overwerk, nacht- en Zondagswerk komen ook bij hen niet voor, en hun loon wordt meestal per stuk, van sommigen per uur berekend. Dat er in de laatste jaren eenige wijziging in de verhouding tusschen het getal der volwassen mannelijke arbeiders en dat der jongelieden en vrouwen in de fabriek der firma P. Regout en Cie. zou zijn gekomen, is niet gebleken; nieuwe werktuigen, waardoor het glasslijpen gedurende eenigen tijd geheel machinaal werd verricht, zijn thans niet meer in gebruikGa naar voetnoot(1) De fabriek van aardewerk van de Société Céramique verschaft werk aan de navolgende personen: 51 jongens van 13-16 jaren; 97 jongens van 16-18 jaren; 27 meisjes van 13-16 jaren; 28 meisjes van 16-18 jaren; 116 ongehuwde vrouwen; 18 gehuwde vrouwen en 427 mannen. In deze fabriek verrichten de jongens hetzelfde werk als in de aardewerkfabriek der firma P. Regout en Cie.; hun loon wordt betaald uit de verdiensten van den meester, dien zij ter zijde staan, en zij ontvangen daarvan 20 pct.Ga naar voetnoot(2). De meisjes van 12 tot 18 jaren zijn | |||||||||||||||||
[pagina 27]
| |||||||||||||||||
werkzaam bij het beschilderen van verglaasd aardewerk en bij het bedrukken van gebakken voorwerpen, de andere bovendien bij het sorteeren, wegvoeren en inpakken van het aardewerk, eenige weinige tevens bij het verglazen, tot het afvegen en wegvoeren der verglaasde voorwerpen. Voorts maken zij de reeds genoemde stiften en triangels. Ook ongehuwde en gehuwde vrouwen vinden bij nagenoeg al de voormelde bezigheden arbeid. Een tweetal dezer laatsten wascht de linnen zakken uit, die bij het aardpersen gebruikt worden. De duur van den dagelijkschen arbeid is voor alle jongens, meisjes en vrouwen, zonder eene enkele uitzondering, des voormiddags van 7 tot 12 uur, des namiddags van 1½ tot 6½ uur, telkens met ¼ rusttijd voor het koffiedrinken. Van 12 tot 1½ uur verlaten zij allen de fabriek tot het gebruiken van het middagmaal. Overwerk-, nacht- en Zondagswerk worden door geen van hen verricht. Het loon der meisjes en vrouwen wordt per stuk berekend. Ook in deze fabriek heeft in de laatste jaren geene wijziging plaats gehad in de verhouding tusschen het getal der volwassen mannelijke arbeiders en dat der overige aldaar werkende personen. In de Koninklijke Nederlandsche Papierfabriek is de verhouding tusschen de arbeiders van verschillenden leeftijd en kunne de volgende: 7 jongens van 13-16 jaren: 16 jongens van 16-18 jaren; 36 meisjes van 13-16 jaren; 41 meisjes van 16-18 jaren; 108 ongehuwde vrouwen; 69 gehuwde vrouwen; en 241 mannen. In deze fabriek worden geene jongens of meisjes beneden 13 jaren aangenomenGa naar voetnoot(1), en slechts zij worden toegelaten, die voldoen aan een examen in lezen schrijven en rekenen, door de directie afgenomen. Tot het overgaan tot beter betaalde werkzaamheden wordt het voldoen aan een tweede examen vereischt. In tegenstelling met de aardewerken glasfabrieken is het aantal der bij de Papierfabriek gebezigde jongens beneden den leeftijd van 18 jaren, zeer gering, te zamen 23; zij zijn de mannen bij verschillenden arbeid behulpzaam en worden allen tot hoogere werkzaamheden opgeleidGa naar voetnoot(1). Voor vrouwenarbeid daarentegen is de papier-industrie meer geëigend, omdat een groot gedeelte der werkzaamheden meer vlugheid, handigheid en overleg, dan lichaamskracht vereischt, en het werk der vrouwen en meisjes meestal zittend wordt verricht. De meisjes worden gebezigd tot het sorteeren, vouwen, fatsoeneeren, het verplaatsen bij het satineeren, het linieeren, filigraneeren, het vervaardigen van enveloppes en doozen, en het verpakken van het papier, alle bezigheden die meer eigenaardig aan vrouwen kunnen worden toevertrouwd. Ook gehuwde en ongehuwde vrouwen worden daarmede belast. In tegenstelling met de reeds besproken fabrieken, waar mannelijke opzichters ook over het vrouwelijke werkvolk toezicht houden, wordt het toezicht gedeeltelijk door vrouwen uitgeoefend. Eveneens geschiedt het sorteeren en snijden der lompen uitsluitend door vrouwelijk personeel, doch hierbij worden geene meisjes beneden 15- of 16jarigen leeftijd toegelatenGa naar voetnoot(2). Al het vrouwelijk personeel en ook het mannelijk, voor zoover dit niet aan de papiermolens en stoommachines werkzaam is, heeft een dagelijkschen werktijd van 9½ uur. en wel des voormiddags van 7 tot 11½ uur, des namiddags van 1 tot 6½ uur, telkens met een kwartier rusttijd, voor de vrouwen en meisjes, en des voormiddags van 7 tot 12 uur, des namiddags van 1½ tot 6½ uur voor het mannelijk personeel, mede telkens met een kwartier rusttijd. Gedurende den voor het middagmaal bestemden tijd verlaten allen de fabriek. Overwerk komt bijna nooit voor en dan alleen gedurende hoogstens één uur daags, wanneer na eene slappe periode, gedurende welke wegens het gering aantal bestellingen het aantal werkuren is verminderd moeten worden, eene periode van grootere drukte volgt, gedurende welke de werklieden de schade wederom inhalen, die zij ten gevolge dier slappe periode in hun loon hadden geleden. | |||||||||||||||||
[pagina 28]
| |||||||||||||||||
Nachtwerk en Zondagswerk worden nooit door vrouwelijk personeel verricht. Het loon wordt voor allen per stuk berekend; de jongens verdienen van 55 tot 90 cents daags; de mannen van 90 cents tot 3 gulden; de meisjes 35 cents, zoodra zij op de fabriek komen; de vrouwen kunnen het brengen tot f 1,10Ga naar voetnoot(1). In 1872 telde de fabriek 750 werklieden, welk cijfer in 1882 was gedaald tot 471. Die vermindering was het gevolg van het vervangen van vele arbeiders door machines en van de hevige concurrentie van het buitenland, waardoor de fabriek eene andere richting heeft verkregen, daar thans meer op de quantiteit dan op de qualiteit moet worden gelet. De verhouding tusschen het aantal mannen, vrouwen en meisjes is evenwel dezelfde geblevenGa naar voetnoot(2). Ook de tabaksfabriek van den heer E G. Philips houdt een aantal jeugdige arbeiders en vrouwen bezig; aldaar werken: 14 jongens van 12 tot 16 jaar; 2 jongens van 16 tot 18 jaar; 9 meisjes van 12 tot 16 jaar; 2 meisjes van 16 tot 19 jaar; 26 ongehuwde vrouwen; 26 gehuwde vrouwen, en 55 mannen. De jongens worden gebezigd bij het vervaardigen van de pruimtabak en de snuif, en daarin helpen zij de mannen door het strippen, het wegen van de tabak en het opmaken der pakjes, de jongste meisjes strippen tabak en de ouderen maken de wikkels; de vrouwen, gehuwden en ongehuwden, maken sigaren en sigaretten. De duur van den arbeid is voor het geheele personeel tien uren daags, van des morgens 7 tot 12 en des namiddags 1 tot 6 uur; de gehuwde vrouwen kunnen te 11 uren de fabriek verlaten om het middagmaal gereed te maken. Overwerk komt hoogst zelden voor en slechts bij drukke bestellingen, nachtwerk en Zondagswerk nooit. In de sigarenfabriek worden de werklieden per stuk betaald; in de tabaksfabriek nietGa naar voetnoot(3). Jongens van 12 jaar verdienen f 1,50 per week, volwassen mannen van f7 tot f9. De wikkelmaaksters kunnen ongeveer 80 cents daags verdienen, de sigarenmaaksters ongeveer f 1,30 per dag. Ook bij dezen tak van nijverheid, waar het vooral voor sigarenmaken meer op vlugheid en handigheid dan op lichaams kracht aankomt, vinden eigenaardig meisjes en vrouwen geschikten arbeid, dien bovendien zittend wordt verricht. De behangselpapierfabrieken van de firma J.H. Rutten en de Gebrs. Regout bezigen slechts mannelijke arbeiders, de eerste: 16 jongens van 12 tot 16 jaar; 9 jongens van 16 tot 18 jaar; 30 mannen; de laatste: 3 jongens van 12 tot 16 jaar; 2 jongens van 16 tot 18 jaar; 14 mannen. De jongens zijn de mannen behulpzaam bij al de werkzaamheden en worden zoo doende in het vak opgeleid; zij leeren op die wijze langzamerhand het machinaal en handdrukken, het mengen der kleuren, het satineeren en al wat tot het vak behoort. De duur van den dagelijkschen arbeid is in de fabriek der firma J.H. Rutten van 7 tot 12 en van 1½ tot 6½ uur, met dezelfde rusttijden. Ook daar verlaten de werklieden gedurende het middaguur de fabriek. Overwerk komt hoogst zelden voor, en dan slechts een enkel uur daags; nachtwerk en Zondagswerk komen nooit voor. Het loon wordt berekend per stuk voor de handdrukkers, en per dag voor de arbeiders die aan de machines arbeiden en de overigen; een pas beginnende jongen verdient 30 cents daags; langzamerhand stijgt dat loon. op 18jarigen leeftijd ongeveer tot f 1. Vroeger werd er meer fijn papier, dat uit de hand gedrukt werd, gevraagd, en toen waren de loonen hooger; thans heeft de nijverheid eene andere richting genomen, zoodat een minder soort van werk wordt gemaakt, dat machinaal wordt vervaardigdGa naar voetnoot(1) In de wollen-deken- en vilten-fabriek van den heer J Regout werken: 9 jongens van 12-16 jaar; 7 jongens van 16-18 jaar; 3 meisjes van 16-18 jaar; 6 ongehuwde vrouwen; 1 gehuwde vrouw; en 34 mannen. De jongens werken aan den ruwmolen en aan de mechanieke weefgetouwen, de meisjes en vrouwen houden het toezicht in de kaarderij, waar zij de wol op tafel leggen, eene enkele werkt | |||||||||||||||||
[pagina 29]
| |||||||||||||||||
eveneens aan de mechanieke weefgetouwen en een tweetal is werkzaam in het magazijn, tot het aan elkander naaien der ronde vilten en het inpakken. De duur van den arbeid is voor allen des morgens van 7-12 en des namiddags van 1½ tot 6½, telkens met een kwartier rusttijd. Gedurende het etensuur verlaten alle arbeiders de fabriek. Thans wordt slechts 8 uur daags gewerkt, daar er weinig orders en de tijden slap zijnGa naar voetnoot(1). Overwerk komt thans niet, nachtwerk en Zondagswerk komen nooit voor. Het werk wordt, wat de weverij betreft, betaald per stuk, en zelfs het jonge mannelijk en vrouwelijk personeel kan ongeveer f 6 per week verdienen, daar nagenoeg alles machinaal wordt gedaan en het vooral op handigheid en niet op krachtsontwikkeling aankomt. In de laatste jaren zijn de handgetouwen, die alle door volwassen mannen werden bediend, grootendeels vervangen door mechanieke weefgetouwen. Deze laatste kunnen door jongens en zelfs door meisjes worden bediend, zoodat daardoor wel eenige wijziging in het personeel ten nadeele der volwassen mannen heeft plaats gehad. In de spijkerfabriek van de firma Th. Regout en Cie. werken: 11 jongens van 12 tot 16jaar; 9 jongens van 16 tot 18 jaar; 1 meisje van 16 tot 18 jaar; 8 ongehuwde vrouwen; en 66 mannen. De jongens worden gebezigd bij het vervaardigen en polijsten der spijkers; deze arbeid geschiedt uitsluitend machi naal; het meisje en de vrouwen zijn bijna allen werkzaam bij het afwegen en inpakken der spijkers, eene enkele bij het polijsten, dat machinaal in gesloten trommen plaats heeft. De duur van den arbeid is des voormiddags van 7 tot 12, des namiddags van 1 tot 7 uren, telkens met een rust tijd van 10 minuten; gedurende het etensuur, 12 tot 1, verlaten alle arbeiders de fabriek. Overwerk heeft thans wegens den gedrukten toestand der industrie niet plaats; nacht- en Zondagswerk nooit. Het loon der jongens verschilt volgens hunne bekwaamheid van 40 cents tot 1 gulden daags; dat der meisjes en vrouwen van 75 cents tot een gulden. In deze industrie is in de laatste jaren geene wijziging gekomen in de verhouding van mannen, vrouwen, meisjes en jongens, die op de fabriek arbeiden. In de drie vermicellifabrieken der heeren A. Bauduin, Ch. Bauduin en J. Pagnier vinden respectievelijk werk: in de eerste: 1 meisje van 12 tot 16; 2 meisjes van 16 tot 18 jaar; 6 ongehuwde vrouwen; en 12 mannen; in de tweede: 2 ongehuwde vrouwen; 2 gehuwde vrouwen; en 4 mannen; in de derde: 1 meisje van 12-16 jaar; 2 meisjes van 16 - 18 jaar; 2 ongehuwde vrouwen; 1 gehuwde vrouw; en 6 mannen. De meisjes en vrouwen worden allen gebruikt tot het plooien en drogen van. de vermicelli. In de eerstgenoemde fabriek begint de arbeid 's ochtends te 8 uren en eindigt des avonds te 8 uren, met een uur rusttijd voor het middagmaal, dat buiten de fabriek wordt genomen, en twee rusttijden voor het koffiedrinken, elk van een kwartier; in de tweede fabriek begint de dagelijksche arbeid 's ochtends te 7 uren en eindigt 's avonds te 7 uren; in de derde fabriek begint de arbeid 's ochtends te 6 uren en eindigt 's avonds te 7 uren; in alle drie fabrieken komt overwerk hoogst zelden, nachten Zondagswerk nooit voor. De loonen der meisjes en vrouwen zijn dezelfde en hangen geheel af van de mindere of meerdere handigheid, die ook bij het door deze arbeidsters verrichte werk de hoofdzaak is; hare loonen bedragen per week van 3 tot 5 gulden. De Nederlandsche zinkwitfabriekmaatschappij bezigt, behalve 16 volwassen mannen, slechts 2 jongens, respectievelijk 15 en 13 jaar oud. Beiden verrichten lichte werkzaamheden in de open lucht en in de loods waar het zinkwit wordt gezift; hunne dagtaak begint des morgens te 7 uren, eindigt des namiddags te 5 uren, met 1 uur rusttijd voor het middagmaal en tweemaal 20 tot 25 | |||||||||||||||||
[pagina 30]
| |||||||||||||||||
minuten voor het koffiedrinken. Overwerk, nachtwerk of Zondagswerk worden nooit door hen verricht. Bij de kleine industrie, voor zoover daarbij vrouwen en jongelieden van beider kunne beneden 18jarigen leeftijd worden gebezigd, is blijkens de reeds gemelde tabel (Bijlage T) de gemiddelde dagelijksche werktijd hoogstens tien uren. Overwerk komt er zelden en vooral in den tegenwoordigen tijd niet voor, nachtwerk en Zondagswerk nooit. Overal verrichten de kinderen licht werkGa naar voetnoot(1), en de toestand is bevredigendGa naar voetnoot(2). IV. Wordt er in de boven behandelde fabrieken van vrouwen en meisjes geen overmatige arbeid gevorderd, verrichten zij gedurende haar verblijf in de fabriek met eene enkele hier na te noemen uitzondering geen werk dat, en bevinden zij zich niet in eene atmosfeer die schadelijk voor de gezondheid kan genoemd worden, zoodat haar lichamelijke toestand daardoor zoude lijden, geheel anders is het gesteld met het werk, dat in de aardewerkfabrieken en de glasfabriek door jongens beneden 18jarigen leeftijd wordt verricht. Ofschoon ook in de aardewerkfabrieken van hen geen werk wordt gevorderd, dat hunne krachten te boven gaat, zijn zij daar blootgesteld aan het inademen van de stofdeelen, waarmede de lucht in de werkzalen onvermijdelijk gedurende het werk is bezwangerd, zelfs zoo, dat bij het einde van het werk gelaat en kleederen der werklieden als met eene fijne witte laag van dat impalpabel stof zijn bedekt, en zulks niettegenstaande de grootste reinheid en het steeds vernieuwen van de lucht door middel van exhausters, die de met dat stof bezwangerde lucht voortdurend wegzuigen. Werkt het aanhoudend inademen van dergelijke stofdeelen reeds zeer nadeelig op de ademhalingswerktuigen van volwassenen, in veel hoogere mate is dat nog het geval bij kinderen, wier weefsels teederder zijn, wier organen zich nog in de periode van ontwikkeling bevinden en daardoor veel toegankelijker voor die slechte invloeden zijn. Bij velen blijven die nadeelige gevolgen dan ook niet uit. Zooals boven is gezegd, worden zij in den regel in geene der beide fabrieken vóór hun volbracht 13de levensjaar toegelaten, en zelfs in de fabriek der firma P. Regout en Cie. vooraf aan eene keuring onderworpen. Komen de arbeiders eerst op lateren leeftijd bij dat werk, dan schijnen zij minder aan dien nadeeligen invloed bloot te staanGa naar voetnoot(1) Maar een groot aantal ziet er na een verblijf van eenige jaren in de fabriek ziekelijk uit, zij beginnen te hoesten, er volgt chronische ontsteking der slijmvliezen, die ook de longen aantast, en eindelijk komt de tering, eigenaardig door hen zelf pottemannekesziekte genoemdGa naar voetnoot(2). Worden zij op de eene of andere wijze tot een anderen werkkring geroepen, dan verdwijnt niet zelden die ziekelijke toestand, bijv. wanneer zij ten gevolge van loting in militairen dienst gaan; hervatten zij daarna hun vorig beroep, dan doen zich langzamerhand opnieuw dezelfde ziekteverschijnselen voor; het hoesten neemt langzaam toe, gaat over in longtering en eindigt voor velen tusschen het 30ste en 40ste levensjaar met den dood. In den regel worden de aarde werkers, d.i. de aardvormers, niet oud; gedeeltelijk kan thans de oorzaak liggen in de praedispositie, welke bij het tegenwoordig zwakkere geslacht dier werklieden heerscht, wier ouders meestal hetzelfde beroep uitoefenden en die derhalve reeds de kiem der ziekte bij zich droegen; dat laatste was te eerder het geval, daar de in de aardewerkfabrieken aangebrachte groote verbeteringen in de werklocalen, wat betreft de ruimte, de reinheid en de voortdurende zuivering en vernieuwing der lucht, eerst van betrekkelijk recente dagteekening zijn. In beide fabrieken wordt thans het benoodigd personeel gedeeltelijk getrokken uit de omliggende dorpen, waarvan de bewoners, als behoorende tot een krachtiger geslacht, beter tegen de voormelde nadeelige invloeden bestand zijn. Ofschoon er geene oficieele staten omtrent de sterfte der voormelde arbeiders bestaan, zijn alle deskundigen, steunende op hunne ondervinding, het | |||||||||||||||||
[pagina 31]
| |||||||||||||||||
hieromtrent eens, dat de atmosfeer, waarin die arbeiders hun werk moeten verrichten, voor een groot gedeelte hunner leidt (en leiden moet) tot een vroegtijdigen doodGa naar voetnoot(1). Dezelfde nadeelige gevolgen ondervinden de glasslijpers in de glasfabriek. Daaromtrent zullen hier beneden onder VI, nadere bijzonderheden vermeld worden. Voor de grootere vatbaarheid en praedispositie van het jeugdig mannelijk en vrouwelijk daar werkend personeel geldt hetzelfde, als hierboven voor de jeugdige aardwerkers is gezegd Het werk der jongens in de glasblazerij oefent om twee redenen een ongunstigen invloed op hun lichaamsgestel en hunne gezondheid uit. In de eerste plaats zijn zij gedurende hun werktijd bijna aanhoudend blootgesteld aan de zeer hooge temperatuur der gloeiende glasovens, en in de tweede plaats brengt de glasindustrie mede, dat zij om de veertien dagen gedurende de zes nachten eener geheele week, als wanneer zij tot eene der nachtploegen behooren, geheel van nachtrust verstoken zijn. Vooral de nadeelige gevolgen van dit laatste blijven niet uitGa naar voetnoot(2). De kinderen vermageren, zien er chetief en miserabel uit en ondervinden zelfs de nadeelige gevolgen van dat nachtwerk in hun lichaamsbouw, zij krijgen kromme beenen; door het hangen en staan 's nachts worden zij zoo vermoeid, dat de ledematen zich daardoor krommen. Bovendien genieten zij dikwijls na dat afmattend nachtwerk over dag ook geen voldoende rustGa naar voetnoot(3). Bij het verglazen van aardewerk in de aardewerkfabrieken komen bij de kinderen, die de pas verglaasde en nog niet geheel droge voorwerpen moeten afvegen en wegdragen, nu en dan acute loodvergiftingen voor. Overigens wordt ook over dit onderwerp hieronder gehandeld. Behalve de genoemde ziekten, komen er bij de jeugdige en vrouwelijke fabriekarbeiders te Maastricht geen bepaalde kwalen voor, waarvan kan gezegd worden dat zij het noodwendig gevolg zijn van den door die personen verrichten arbeid. Zooals reeds is gezegd, moeten op eene enkele fabriek, en wel de Koninklijke Nederlandsche Papierfabriek, de kinderen bij hunne aanneming en hun overgang tot beter betaalde werkzaamheden voldoen aan een examen. Op geene enkele andere fabriek heeft datzelfde plaats, en behalve eenig speciaal vakonderwijs in teekenen en graveeren, wordt op geene fabriek, hetzij rechtstreeks, hetzij zijdelings, de voortzetting van het lager onderwijs of het herhalingsonderwijs in de hand gewerkt. Veel van hetgeen op de lagere school werd geleerd, wordt vergeten, en ook de pogingen, die van elders gedaan worden om het eenmaal geleerde door herhalingsonderwijs, o.a. door het houden van Zondagsscholen, te doen bijblijven, worden niet altijd met goed gevolg bekroondGa naar voetnoot(1). Aan de werklieden wordt uit verschillende bibliotheken van bijzondere vereenigingen kosteloos lectuur verschaft, en daarvan wordt gretig gebruik gemaakt. Zoo bijv, werden in 1886 28000 boeken aan 1200 lezers in de bibliotheek der Katholieke Heerenvereeniging kosteloos uitgereiktGa naar voetnoot(2). De werkman leest in zijn vrijen tijd, vooral des Zondags gaarne, en in veler handen worden dan boeken aangetroffenGa naar voetnoot(3). De invloed van het verblijf in de fabriek op de zedelijke ontwikkeling der kinderen hangt geheel af van de omstandigheden en de omgeving waarin, en het toezicht waaronder zij daar arbeiden. In sommige fabrieken is een en ander goed geregeld, zooals bijv. in de Koninklijke Nederlandsche papierfabriek. Daar is de maatregel ingevoerd, dat de vrouwen en meisjes vóór en na het middagmaal een half uur voor de mannen heengaan en terugkomen; ook houden daar zooveel vrouwelijke opzichters toezicht over het vrouwelijk werkvolk. In andere fabrieken is de toestand minder gunstig; er heerscht minder streng toezicht en er wordt op de zedelijkheid weinig gelet; over het algemeen | |||||||||||||||||
[pagina 32]
| |||||||||||||||||
staat het peil der moraliteit bij de fabriekarbeiders verre beneden dat van de burgerklasse. Het dagelijks samenwerken van jongelieden van beider kunne geeft zeer dikwijls aanleiding tot eene meer intieme kennismaking op 17of 18jarigen leeftijd, zoodat zij verplicht zijn te trouwen, en dat ook gewoonlijk doen, tenzij de militiewet hun dat beletGa naar voetnoot(1). Het kwaad schuilt evenwel niet alleen in de fabrieken, maar ook in de herbergen, de danshuizen en koffiehuizen, die veel te lang open blijven. Laat de militiewet in gevallen als de bovenbedoelde tijdelijk het huwen van militieplichtige arbeiders niet toe, dan wachten zij en huwen toch altijd, zoodra het beletsel niet meer bestaatGa naar voetnoot(2). Nagenoeg de helft van de fabriekarbeiders die trouwen, verkeeren daartoe in de noodzakelijkheid; vooral door den invloed der geestelijkheid en der vereenigingen van weldadigheid is in de laatste jaren veel verbetering in dien toestand gekomenGa naar voetnoot(3). In 1886 toch kwamen op eene bevolking van 30 000 zielen slechts 35 onechte geboorten voor; van die 35 onechte kinderen zijn 5 gewettigd, van de 30 anderen behoorden 20 tot de fabrieksarbeidersklasseGa naar voetnoot(4) Drankmisbruik wordt op alle fabrie ken ten zeerste tegengegaan; hij die in beschonken toestand verschijnt, wordt beboet en naar huis gezonden; de jeneverflesch wordt op de fabrieken niet toegelaten, en ook het medebrengen daarvan wordt ten strengste gestraft. In vele, zoo niet de eeste gevallen, oefent het werken van gehuwde vrouwen in fabrieken een zeer nadeeligen invloed op hare huishouding en haar familieleven uit. Het leidt tot veronachtzaming van hare kinderen en haar gezin; de man vindt tehuis niets van hetgeen hij na zijn arbeid wenscht, noch behoorlijk klaargemaakte spijzen, noch orde in het huishouden, noch gezelligheid; hij wordt uithuizig en gaat naar de herberg; de kinderen worden slecht verzorgd, en aan zich zelf of aan vreemde handen overgelaten; van kindsbeen af ontwennen zij aan de zorgen en ook aan de liefde der moeder; de band tusschen ouders en kinderen verzwakt. De moeder, die soms korten tijd na hare bevalling wederom in de fabriek gaat werken, vertrouwt hare zuigeling aan vreemde handen toe; dat jeugdig wicht mist de moedermelk en ontvangt daarvoor met eene min of meer gebrekkige verpleging een voedsel, dat het meestal niet verdragen kan en dat leidt tot darmontsteking met opvolgenden doodGa naar voetnoot(1). In dubbele mate doen zich de opgesomde nadeelen gevoelen, wanneer man en vrouw beiden op de fabriek werkzaam zijn. Dan zijn de kinderen somtijds geheel aan hun lot overgelaten; de grootere, die nog niet den leeftijd hebben bereikt, op welken zij eveneens in de fabriek werk kunnen vinden, moeton op de kleine passen, en verzuimen zoodoende de schoolGa naar voetnoot(2). Gehuwde vrouwen worden in den regel in de fabrieken niet aangenomen; zij komen er als meisje, huwen daarna, en daarin wordt geen reden gevonden om haar te bedanken; zij blijven dan als vrouwen het werk verrichten, dat zij als meisjes dedenGa naar voetnoot(3). Intusschen zijn op de fabrieken, waar veel gehuwde vrouwen werken, sommige maatregelen genomen om de voormelde nadeelen zooveel mogelijk te verminderen. Zoo werd in eene fabriek de schaftijd, die in het middaguur van 12 tot 1 was, met een half uur verlengd, om aan de op de fabriek werkende gehuwde vrouwen een langeren tijd te laten om het middagmaal te gaan bereidenGa naar voetnoot(4); zoo keeren de vrouwen op eene andere fabriek eveneens te half twaalf uur. de mannen te twaalf uren des middags huiswaarts, ook ten einde aan eerstgenoemden de gelegenheid te geven den pot te kokenGa naar voetnoot(5); zoo wordt op eene derde fabriek aan de gehuwde vrouwen toegestaan reeds des voormiddags te elf uren naar huis te gaan ten einde het eten gereed te makenGa naar voetnoot(6). Bepaalde voorschriften omtrent het wegblijven uit de fabriek van vrouwen vóór en na hare bevalling bestaan nergens, maar daarin wordt haar overal volkomen vrijheid gelaten; vóór de bevalling wordt van die bevoegdheid wei- | |||||||||||||||||
[pagina 33]
| |||||||||||||||||
nig of geen gebruik gemaakt, en omtrent hot tijdstip van het terugkeeren na de bevalling bestaat nergens eene bepaalde regelingGa naar voetnoot(1). Zij blijven ingeschreven als tot de fabriek behoorende, en bij hare terugkomst hernemen zij hare vroegere plaatsGa naar voetnoot(2). Zij komen terug zoodra zij denken daartoe weder in staat te zijnGa naar voetnoot(3). Aan geene enkele fabriek bestaat eene zoogenaamde crêche of bewaarplaats van zeer jonge kinderen, waar de moeders hare zuigelingen kunnen deponeeren, wanneer zij in de fabriek komen arbeidenGa naar voetnoot(4). Het gebeurt somtijds, dat moeders komen arbeiden en andere kinderen haar het jongste brengen om de borst te geven; dit wordt natuurlijk toegelatenGa naar voetnoot(5). In eene fabriek wordt er door den directeur ernstig aan gedacht eene zaal zoo in te richten, dat de moeders hare zuigelingen kunnen medebrengen en gedurende haar werk onder haar toezicht houden; in een dergelijk goed luchtig lokaal, waar die kinderen dan tevens het hun geëigend voedsel en behoorlijke verzorging zouden ontvangen, zouden zij in ieder opzicht beter verpleegd worden dan ver van de moeder in kleine kamertjes, waar meestal eene verpeste lucht heerschtGa naar voetnoot(6). Zijn alle deskundigen het er over eens dat het werken in fabrieken op twaalfjarigen leeftijd in de meeste gevallen een nadeeligen invloed op de lichamelijke, verstandelijke en zedelijke ontwikkeling der kinderen moet uitoefenen, zelfs indien zij zich niet in werklokalen bevinden, waar eene voor de gezondheid absoluut schadelijke atmosfeer heerscht, bijna even groote eenstemmigheid bestaat er tusschen de gehoorde fabrikanten hieromtrent, dat zonder nadeel voor het aanleeren van het beroep en voor de uitoefening van den onderwerpelijken tak van nijverheid, de leeftijd, waarop thans industrieele kinderarbeid verboden is, met een jaar kan verhoogd worden. Opmerkelijk is het dat, zooals reeds is vermeld, in sommige fabrieken in den regel geene kinderen beneden dertienjarigen leeftijd worden gebezigd. Voor die fabriekèn bestaat dan ook in het bij de wet verhoogen van den leeftijd met een jaar geen bezwaarGa naar voetnoot(1). Ook voor de werkzaamheden bij de glasblazerijGa naar voetnoot(2), in de sigarenfabriekGa naar voetnoot(3), in de wollen-dekenfabriekGa naar voetnoot(4) bestaat tegen die verhooging van leeftijd geene bedenking, en zelfs zoude in sommige de veertienjarige leeftijd met eene overgangsperiode als minimum kunnen worden aangenomenGa naar voetnoot(5). Andere fabrikanten zijn van oordeel, dat de verbodsbepaling zich niet boven den dertienjarigen leeftijd kan uitstrekkenGa naar voetnoot(6). Eén is van gevoelen, dat het beginnen te werken van kinderen op twaalfjarigen leeftijd in zijne fabriek hoegenaamd geen kwaad kan en voor de behoorlijke vorming van den arbeider aanbeveling verdientGa naar voetnoot(7). Een ander fabrikant merkt op, dat de kinderen juist tusschen 12 en 13 jaren nog al groote vorderingen in het leeren makenGa naar voetnoot(8). ‘Van 12 tot 13 is de beste, krachtigste leeftijd om te leeren. Vóór dien tijd zijn het nog maar kinderen. Van 12 tot 13 jaren wordt op alle scholen goed geleerd; dan loopen zij niet meer voor evenveel op straat, dan zijn het jongens en meisjes geworden,’Ga naar voetnoot(9). V. Hoe wenschelijk het zijn moge voor de lichamelijke, zedelijke en verstandelijke ontwikkeling van het kind, dat het niet te vroeg tot dagelijkschen en voortdurenden arbeid wordt gebezigd, en dat ook gehuwde en ongehuwde vrouwen zooveel mogelijk buiten de fabrieken worden gehouden, het aanwenden van kinder- en vrouwenarbeid vindt zijne verklaring in verschillende redenen. Vele gezinnen toch kunnen de opbrengst van den arbeid der daartoe behoorende vrouwen en kinderen niet missen. Gehuwde vrouwen zelve, die van gevoelen zijn dat haar het werken in de fabrieken moest verboden worden, begrijpen dat die arbeid noodzakelijk is, omdat de man niet genoeg verdient, dat het gezin er van zou kunnen bestaanGa naar voetnoot(10). Het gezin kan in vele gevallen niet bestaan zonder de opbrengst | |||||||||||||||||
[pagina 34]
| |||||||||||||||||
van den vrouwelijken arbeid; een eerste vereischte om gezond te blijven is natuurlijk, dat men genoeg te eten heeft, en wanneer men nu het werken aan de vrouw verbiedt, dan zal het huisgezin in den regel niet het noodige voedsel hebben; de man verdient veelal niet genoeg, om daardoor alleen in het onderhoud van zijn gezin te voorzienGa naar voetnoot(1) Bovendien, verkeert de man in de onmogelijkheid om te werken, dan moet de vrouw wel inspringen, en bij algeheele ontstentenis van den man is het zeer dikwijls eene noodzakelijkheid dat de vrouw in de fabriek werkt, daar zij niet altijd daarbuiten voor haar passend en behoorlijk betaald werk vindt. De vrouwen- en kinderarbeid is onder bepaalde omstandigheden goedkooper dan die van volwassen mannen. Moest eerstgenoemde door die van mannen worden vervangen, voor zoover andere nader te vermelden redenen dat niet beletten, dan zou daarvan, naar de meening van verschillende getuigen, eene verhooging van productie-kosten het gevolg zijn, die de nijverheid in den tegenwoordigen gedrukten toestand, en tegenover de scherpe concurrentie, die haar aan alle zijden door het buitenland wordt aangedaan, allicht zou doen te gronde gaan; eene concurrentie die, zooals zij er bijvoegen, nog verscherpt wordt door de omstandigheid, dat in de meeste vreemde landen het fabrikaat door vaak zoo hooge inkomende rechten beschermd wordt, dat zij met prohibitieve rechten gelijkstaan, terwijl dat vreemd fabrikaat hier hetzij geheel vrijen toegang heeft, hetzij slechts door een zeer laag recht getroffen wordt, dat niet belet dat de vreemde overproductie Nederland overstroomtGa naar voetnoot(2). Voor zoover het niet alleen op lichamelijke kracht, maar tevens op handigheid en bedrevenheid aankomt, moet het bedrijf op jeugdigen leeftijd worden aangeleerd, wil men geschikte en vaardige arbeiders vormen. Zoo wordt voor het beroep van vormer in de aardewerkfabrieken een leertijd van ongeveer zes jaren vereischtGa naar voetnoot(3). Voor de papierindustrie moet het vak ook op jeugdigen leeftijd worden aangeleerd, en zou het begin van den leertijd in geen geval boven den veertienjarigen leeftijd mogen gesteld wordenGa naar voetnoot(1). In de glasblazerij kan onmogelijk een glasblazer gevormd worden van iemand, die niet op zeer jeugdigen leeftijd aan het werk is gegaan; dat is noodzakelijk om het beroep te leeren, en het lichaam moet reeds vroeg aan de hooge temperatuur gewend wordenGa naar voetnoot(2). Het sigarenmakersvak moet eveneens op jeugdigen leeftijd worden aangeleerdGa naar voetnoot(3). Voor sommige soorten van arbeid zijn vrouwen en meisjes ook beter geschikt: in de papierindustrie voor het sorteeren van lompen en al de bewerkingen, die het reeds door de machine gemaakte papier nog moet ondergaan; in de aardewerkfabrieken voor het beschilderen der reeds geglaceerde voorwerpen en het bedrukken van gebakken aardewerk; in de sigarenfabrieken voor het vervaardigen der sigaren. In de laatste jaren was, en ook nog op dit oogenblik is, van het te kort komen van handen onder sommige omstandigheden in geen enkelen tak van nijverheid sprake; integendeel, overal zijn arbeiders in overvloed, en het aanbod van werkkrachten van iedere categorie overtreft verre de vraag en de behoefte. Handen komen nergens te kort, en wegens gebrek aan volwassen arbeiders is derhalve de vrouwen- en kinderarbeid in geenen deele onvermijdelijk. VI. Het onderzoek naar den toestand van fabrieken en werkplaatsen met het oog op de veiligheid, heeft in het algemeen tot bevredigende resultaten geleid. De deskundige, die zich met dat onderzoek heeft beziggehouden, heeft bevonden, dat de grooto fabrieken het best zijn ingericht wat betreft de maatregelen van veiligheid, dat de kleine fabrieken onder dat opzicht hier en daar wel wat te wenschen overlaten, maar dat in kleine fabrieken niet veel ongelukken gebeuren, omdat er veel ruimte is en de werklieden dus niet te dicht bij de machines behoeven te komen. De stoomketels staan in de meeste fabrieken in afzonderlijke lokalen; in de groote fabrieken worden bijna overal signalen gevonden, hetzij in den vorm | |||||||||||||||||
[pagina 35]
| |||||||||||||||||
van eene alarmbel, hetzij van eene fluit, waardoor de machinist in tijd van gevaar een teeken kan ontvangen om in eens alles te doen stilstaan; in de kleine fabrieken is dat niet het geval; bij sommige levert dit geen groot bezwaar op, omdat de machinekamer onmiddellijk aan het werklokaal grenst, bij andere, waar die afstand grooter is, wel. Het omgeven der peilglazen met omhulsels van gaas of dubbel glas tot veiligheid van den machinist bestaat in geene fabriekGa naar voetnoot(1). In de groote fabrieken worden de vliegwielen met eene getande staaf of op andere wijze in beweging gebracht en dus zonder gevaar voor den werkman; in kleine fabrieken geschiedt dat zeer dikwijls met de hand, hetgeen de oorzaak van ongelukken zijn kanGa naar voetnoot(2) Voorts bestaan in de meeste groote fabrieken automatische smeerwerktuigen aan de machinesGa naar voetnoot(3). Ook ter voorkoming van brandgevaar is in de groote fabrieken goed gezorgd; bij sommige kleine laat dat te wenschen overGa naar voetnoot(4). Terwijl in de grooto fabrieken met het oog op dat gevaar vele deuren naar beide zijden openslaan, is in de kleine fabrieken daar niet op gelet. Hetzelfde geldt voor het omkokeren der riemen, die zich met snelheid bewegenGa naar voetnoot(5). Meer in het bijzonder gaven de navolgende groote fabrieken tot de onderstaande opmerkingen aanleiding. In de fabriek van de firma P. Regout en Cie zijn de genomen veiligheidsmaatregelen over het algemeen zeer goed, en die fabriek staat, wat veiligheid betreft, zeer hoog. De machines, waarmede de stiften en triangels gemaakt worden, leveren eenig gevaar op, vooral omdat zij door kinderen worden gedreven. Vroeger waren er inrichtingen die werkten met een wiel, waaraan door het kind gedraaid werd, en dan gebeurde het dat het wiel te ver werd doorgedraaid, waardoor menig kind aan de toppen der vingers gekwetst werd. Dat is veranderd en nu is het veel beter, maar er blijft toch nog altijd gevaar bestaan. Het brengen van de riemen van de vaste op de losse schijven gebeurt bij snelloopende riemen niet met de hand; aan die inrichting ontbreekt echter dat, wanneer de riem op de losse schijf is gebracht, hij moet kunnen worden vastgezet. In de glasslijporij zou het wenschelijk zijn kapjes over de slijpsteenen aan te brengen. Zeer doelmatig is het aanbrengen van eene kap boven de cirkelzaag, zooals dat in de houtzagerij der genoemde fabriek plaats heeftGa naar voetnoot(1). Verwondingen en ongelukken, door machines veroorzaakt, komen zeer weinig voor in verhouding tot het groot getal werklieden; geschiedt het, dan is dat meestal het gevolg van onbedachtzaamheid der werklieden zelveGa naar voetnoot(2). Eene verbandkist met linnen en dergelijke, om bij ongelukken dadelijk de noodige hulp te verschaffen, is in de fabriek aanwezigGa naar voetnoot(3). Tegen brandgevaar is de fabriek goed beveiligd; de zolders van de meeste gebouwen zijn van ijzer en steen en de brandweer is goed geoefendGa naar voetnoot(4) De geheele fabriek is van eene eigen waterleiding voorzien, die met alle stoommachines in verbinding staat. Bij dag en bij nacht, ook des Zondags, is het personeel der brandweer aanwezig, en iederen Zondag wordt het op een onbepaald uur plotseling gealarmeerd en worden de brandkranen en bluschmiddelen beproefdGa naar voetnoot(5). De veiligheidsmaatregelen in de aardewerkfabriek der Société Céramique zijn bijna evengoed als in de zoo even besproken fabriek; de riemen zijn niet van onderen ondervangen, maar overigens staat alles er tamelijk gelijkGa naar voetnoot(6). In de Koninklijke Nederlandsche Papierfabriek zijn bij alle groote machines automatische compteurs der omwentelingen van het vliegwiel aangebracht, en de stoomdruk wordt er geregeld geregistreerd; de groote werktuigen worden automatisch gesmeerd, de kleine niet; de riemen kunnen door een afzonderlijk toestel vastgezet worden wanneer zij zich op de losse schijf bevinden. Tamelijk veel machinedeelen zijn afgesloten, maar toch nog niet alle, en men zoude verder daarmede kunnen gaan. Het brengen van | |||||||||||||||||
[pagina 36]
| |||||||||||||||||
het papier tusschen de walsen geeft wel aanleiding tot verwonding van werklieden; bij sommige machines zijn voor de walsen latjes of rolletjes aangebracht, zoodat de werkman zijn vingers niet verder kan brengen dan tot op zekeren afstand. Bij andere was die voorzorgsmaatregel niet genomen, omdat beweerd werd dat het niet kan geschieden. Het lokaal, waar het hout wordt bewerkt, is electrisch verlicht, wat ten opzichte van brandgevaar eene uitmuntende zaak is. Tegen brandgevaar zijn in deze fabriek goede maatregelen genomen. Door al de zalen en gebouwen loopt eene waterleiding, er is eene eigen goed geoefende brandweer; sommige lokalen kunnen met ijzeren deuren worden afgesloten, en de trappen zijn van steen, flink breed en alle van leuningen voorzien. Het hijschwerktuig om de lompen op te halen is goed ingericht, in zooverre dat de lier van de opening afgescheiden staatGa naar voetnoot(1). In de laatste tien jaren zijn in deze fabriek drie groote ongelukken voorgekomen; twee werklieden verloren den arm, een het leven. Een hunner is bij het overbrengen van papier uitgegleden en met zijn arm tusschen de pers gevallen, dientengevolge is hij zijn arm kwijt geraakt; de beide andere ongelukken waren het gevolg van de onvoorzichtigheid der werklieden, die ter plaatse, waar hun dat overkwam, niets te verrichten haddenGa naar voetnoot(2). De overige fabrieken hebben weinig aanleiding tot aanmerkingen van meer bijzonderen aard gegeven. In sommige zouden eenige machinedeelen eenigszins meer afgesloten kunnen worden en eenige riemen omkokerd, maar in het algemeen komen te Maastricht weinig ongelukken in fabrieken voor. Onder alle gevallen van ongelukken, in de laatste vijf jaren in het burgerlijk hospitaal behandeld, komt slechts een voor van een persoon, die gestorven is aan verwonding in eene fabriek, en die verwonding was nog niet toe te schrijven aan de inrichting der machine; in de meeste fabrieken te Maastricht kunnen zeer goed ongelukken vermeden worden, en wanneer men zich niet roekeloos in gevaar begeeft, zijn zij niet te vreezen. Het gemiddeld aantal fabrieksarbeiders, die wegens zware verwonding in het hospitaal verpleegd worden, is acht op de honderd per jaar; dat cijfer is inderdaad zeer gering bij eene zoo. groote fabrieksbevolkingGa naar voetnoot(1). Kan de toestand van fabrieken en werkplaatsen met het oog op de veiligheid der werklieden over het algemeen bevredigend genoemd worden, hetzelfde is het geval ten aanzien van de maatregelen, die wat betreft de inrichting der werklokalen genomen worden om de aan sommige industrieën eigen nadeelige invloeden voor hen zooveel mogelijk te verminderen. Aan de opmerkingen en adviezen, door den bevoegden ambtenaar van het geneeskundig Staatstoezicht daaromtrent gemaakt en gegeven, werd in vele opzichten voldaan, niettegenstaande dit soms met groote kosten voor den fabrikant gepaard gingGa naar voetnoot(2). Ook wanneer aan de werklieden iets wordt voorgeschreven of aan de hand gedaan, dat dienstig kan wezen om hen te beveiligen voor ziekte, besmetting of schade, wordt gezindheid gevonden om zich daarnaar te voegen; niet altijd is dit evenwel het geval, vooral waar het middel lastig werkt, zooals het dragen van contra-respirateurs; in fabrieken, waar zij den werklieden werden gegeven om hen bij het bewerken en mengen van grondstoffen tegen het inademen van stof te beveiligen, werden zij door hen op zijde gelegd; het loopen met een dergelijken contra-respirateur is zeer onaangenaam, zoodat velen er de voorkeur aan geven de met stof bezwangerde lucht in te ademen. De voordeelen, die de hygiène aanbiedt, worden niet altijd door de arbeiders op den waren prijs gesteld. Bovendien is ook bij hen de zucht tot navolging groot, zoodat, wanneer de een het werktuig wegwerpt, de ander hem spoedig navolgtGa naar voetnoot(3). Tot de fabrieken te Maastricht, waar het bewerken van de grondstoffen en van het fabrikaat een nadeeligen invloed op de gezondheid der werklieden kan uitoefenen door stofontwikkeling als anderszins, behooren in de eerste en | |||||||||||||||||
[pagina 37]
| |||||||||||||||||
voornaamste plaats de aardwerkfabrieken, de glasfabrieken en in eene zekere mate ook de papierfabriek. Tal van verbeteringen zijn daar sedert jaren aangebracht, de lokalen zijn nagenoeg alle groot, ruim en goed geventileerd, en alles wordt in het werk gesteld om den bedoelden nadeeligen invloed tot een minimum terug te brengen. De meeste oorspronkelijke gebouwen der aardewerkfabrieken van de firma P. Regout en Cie, hebben langzamer hand voor nieuwe plaats gemaakt; in het algemeen heeft zich de overtuiging gevestigd, dat moeite noch kosten gespaard zijn om daar den toestand te verbeteren en dat deze gunstiger is dan voorheenGa naar voetnoot(1). Tot het bewerken der grondstoffen behoort het malen van den gipssteen, in blokken aangevoerd, dat in drogen toestand geschiedt; hierbij heeft nog al stofontwikkeling plaats, maar het lokaal waar dit malen geschiedt is groot en hoog van verdieping; door het laten draaien der steenen in kassen, zou die stofontwikkeling misschien voorkomen kunnen worden. In de gipsbranderij is het zeer stoffig, en de ventilatie schijnt daar onvoldoendeGa naar voetnoot(2). Al de grondstoffen worden vervolgens nat gemalen, gemengd en door persing tot eene dikke brij verwerkt; daarbij ontwikkelt zich geen stof, zoodat de werklieden niet meer dan gewoonlijk aan het inademen van stofdeelen zijn blootgesteld; de lokalen waar die bewerking geschiedt bevinden zich in een oud gebouw, maar geven geen aanleiding tot het vermoeden, dat het verblijf der werklieden daarin voor hen schadelijk zoude zijn. De geperste brij wordt vervolgens vervoerd naar kelders, waar zij wordt bewaard om, na nogmaals geperst te zijn, steeds in vochtigen toestand, door middel eener hijschmachine in die werklokalen te worden gebracht, waar zij tot het vormen der verschillende voorwerpen wordt gebruikt. Ook die kelders, evenals het gebouw, waaronder zij zich bevinden, zijn van recenten bouw, ruim en behoorlijk geventileerd. De zalen waar uit de aarde de verschillende voorwerpen worden gevormd, zijn alle zeer ruim en groot; zij hebben 1000 kubiek meter inhoud en op iedere zaal werken 50 personen; zij hebben alle, met uitzondering van eenige weinige, in een oud gebouw gelegen, steenen vloeren en zolderingen; midden door die zalen loopen de droogkasten, waarin de gevormde voorwerpen worden gedroogd. De werktafel van ieder vormer wordt door een venster verlicht, en de arbeid geschiedt daar machinaal. Bij dat vormen en bewerken der aarde scheiden zich voortdurend stofdeeltjes af, die in de lucht zweven en met deze door de werklieden worden ingeademd. Ter vernieuwing van de lucht en verwijdering van dat stof zijn tuimelramen en exhausters aangebracht, welke laatste onophoudelijk de lucht wegzuigen en zoodoende 50000 kubiekmeter lucht per uur in iedere zaal brengen. Voorts worden de vloeren der zalen dagelijks meermalen besproeid en driemalen per week door middel van met gaten voorziene ijzeren buizen geïnundeerd en daarna geschrobd. Dat alles neemt echter niet weg dat het verblijf in die atmosfeer voor den werkman op den duur hoogst schadelijk is, en velen die nadeelige gevolgen daarvan ondervinden, welke reeds hierboven (onder IV) bij het bespreken van den jongensarbeid in die afdeeling zijn beschreven. De aldus gevormde en gedroogde voorwerpen worden vervolgens in cassetten geladen en in deze in de zoogenaamde biscuitovens gebakken. De loodsen, waarin die ovens zich bevinden, zijn groot en ruim, en op zich zelve is het vullen en ledigen dier ovens geen zware arbeid, althans voor volwassen mannen, zooals daartoe gebruikt worden; maar de spoed die, zoo niet altijd, dan toch dikwijls gemaakt wordt in het ledigen van die ovens, voordat zij behoorlijk zijn afgekoeld, en de overmatige warmte, waaraan in dat geval de arbeiders, met dat werk belast, blootgesteld zijn, maakt het tot een voor de gezondheid nadeelig werk, dat o.a. door schielijke afwisseling van temperatuur tot longontsteking aanleiding geeftGa naar voetnoot(1). In den winter koelen, door het groot verschil van temperatuur, | |||||||||||||||||
[pagina 38]
| |||||||||||||||||
de ovens vrij spoedig af, maar in den zomer is dat niet het geval, en het hangt derhalve geheel en al van het aantal ovens af, of er genoeg tijd voor eene behoorlijke afkoeling kan worden gelaten. Zij, die door hunne betrekking dagelijks in aanraking met de fabrieksbevolking komen en haar vertrouwen genieten, hebben meermalen hunne klachten over de verschrikkelijke hitte, waaraan de arbeiders gedurende het ledigen der ovens blootstaan, vernomenGa naar voetnoot(1). De geneesheer, bij een arbeider geroepen, stelt als eerste vraag: welk is uw beroep? Hij heeft dan den leiddraad der ziekte. Hoest zulk een werkman en vertoont hij verschijnselen van longontsteking, en verneemt de dokter dat hij in de ovens werkt, dan laat hij zich daar meer van vertellen. Niet eens, maar honderde malen luidde dan het antwoord op de vraag naar de temperatuur in die ovens, dat daar eene zeer hooge, eene bijna verstikkende temperatuur heerschtGa naar voetnoot(2). Maar ook zij, die in de gelegenheid geweest zijn zelf dat werk gade te slaan, hebben zich er van overtuigd, dat de voorstelling niet overdreven is, dat dikwijls bij dat ledigen der ovens eene schier ondraaglijke hitte heerscht, en de werklieden zich daartegen moeten beschutten door het omwinden van het hoofd met doeken, het voorzien der handen van handschoenen en het dragen van stevige klompen aan de voetenGa naar voetnoot(3). Zelfs door den fabrikant en den opzichter over de ovens wordt erkend, dat in den zomer de werklieden wel eens bij uitzondering in een oven moeten gaan die warm is, op een warmen dag als er geen tijd is om hem te laten afkoelen, voornamelijk omdat de vervaardigers van aardewerk buitengewoon hard werken, zoodat de ovens hen niet kunnen bijhouden. De oven kan maar een zekeren kubus inhouden, en dan moet het werk overhaast worden, ten einde die menschen niet te laten wachtenGa naar voetnoot(4). Door de aanwezigheid van een grooter aantal ovens is dat bezwaar op te lossen, en er wordt geleidelijk in voorzien; het gunstige seizoen wordt afgewacht om twee ovens bij te bouwenGa naar voetnoot(5). De gebakken voorwerpen worden vervolgens verglaasd. Dit werk geschiedt door mannen, die de voorwerpen hetzij met de handen, hetzij met eene ijzeren tang in het glazuur dompelen. Dat glazuur houdt eene zekere hoeveelheid loodwit in. Thans in den regel minder dan vroeger, maar die bewerking levert toch voor den arbeider gevaar voor loodvergiftiging op, en deze komt dan ook nog al eens voor, vooral ten gevolge van inademing van het stof dat zich ontwikkelt uit het glazuur; dit komt in vloeibaren toestand op handen en kleederen, droogt daar en wordt hetzij ingeademd, hetzij bij het eten, met niet behoorlijk gereinigde handen, door de gebruikte spijzen in het lichaam opgenomen. Het eenige voorbehoedmiddel is groote zindelijkheid en het stipt opvolgen van het gegeven voorschrift, geen drank of spijs in het lokaal waar verglaasd wordt, te gebruiken, en niet dan na behoorlijke reiniging der handen. Komt de arbeider met de handen voortdurend in het glazuur, waartoe hij tot het verglazen van een aantal voorwerpen, die niet met die tang kunnen worden gevat, verplicht is, dan worden de loodwitbestanddeelen opgenomen door de huid, hetgeen eveneens aanleiding tot vergiftiging geven kan. Sommige arbeiders verrichten langer dan 20 jaren dat werk zonder iets te gevoelen, terwijl andere reeds na twee jaren loodkoliek krijgen; onlangs is bepaald dat de arbeiders maar vijf jaren aan dat werk mogen blijven en dan aan ander werk moeten worden gezetGa naar voetnoot(1). Voordat het aardewerk wordt verglaasd, wordt het soms met figuren bedrukt; dit werk, dat grootendeels door vrouwen en meisjes wordt verricht, geschiedt in ruime lokalen en geeft tot geen ontwikkeling van stof of ongezonde gassen aanleiding. Het ledigen der ovens, waarin de verglaasde voorwerpen ten tweeden male gebakken worden, schijnt niet bij dezelfde hooge temperatuur te geschieden als dat bij de biscuit-ovens wel het geval is; althans daarover worden geene klachten geuit. Bij het beschilderen van het verglaasde | |||||||||||||||||
[pagina 39]
| |||||||||||||||||
aardewerk ontwikkelen zich terpentijngassen, die bij avond, wanneer het gas brandt, wel eens hinderlijk kunnen zijn; tot verwijdering daarvan is in het lokaal, dat overigens ruim en luchtig is, een exhauster aangebracht. Schadelijk voor de ademhalingswerktuigen schijnt dat werk niet te zijnGa naar voetnoot(1). Ook over de hitte bij het ledigen der ovens, mouffles genaamd, waarin het aardewerk na het schilderen gebracht wordt, wordt niet geklaagd. Bij de arbeiders, die loodwit vervaardigen, komt loodwitvergiftiging eveneens eene enkele maal voor, namelijk op het oogenblik dat zij het acetas plumbi van het lood af kloppen; hun wordt dan melk te drinken gegeven; de verdere bewerking van dat loodwit geschiedt langs natten weg en dus zonder gevaar voor den werkman. Die loodwitbereiding heeft evenwel jaarlijks slechts gedurende ongeveer eene maand plaats, zooals ook het vervaardigen van menie, dat soms bij de grondstoffen gemengd wordt, waaruit het glas wordt vervaardigd. Ten opzichte van het bewerken en mengen dier grondstoffen geldt hetzelfde, wat reeds hierboven omtrent het bewerken van alle grondstoffen ten opzichte der stofontwikkeling is gezegd. Ofschoon de glasblazers gedurende hun arbeid voortdurend aan de zeer hooge temperatuur der gloeiovens zijn blootgesteld, komt bij hen toch geene speciale ziekte voor, zooals bij de aardvormers en glasslijpers; het lokaal waar zij werken is zeer hoog en ruim en wordt aan weerszijden voortdurend geventileerd door jaloezieën en aan de bovenzijde door een dakruiter. Zooals de arbeiders die de aarden voorwerpen vormen, zijn ook de glasslijpers werkzaam in eene atmosfeer, die, niettegenstaande het glas nat geslepen wordt, voortdurend bezwangerd wordt met fijne stofdeeltjes van glas, dat zij inademen en dat hen vrij veelvuldig aan eene zelfde ziekte der ademhalingswerktuigen blootstelt als de eerstgenoemde arbeiders, bij de laatsten glasslijpersziekte genoemdGa naar voetnoot(2). Dergelijke arbeiders, die herculisch gebouwd waren, zijn toch gestorven aan teringGa naar voetnoot(3). Tot voortdurende vernieuwing der bedorven lucht zijn ook in de lokalen waar het glas geslepen wordt - de slijpsteenen worden door eene stoommachine in beweging gebracht - exhausters aangebracht, en elk glasslijper zit bij een vensterraam, waarvan het bovenste gedeelte tuimelend is. De vrouwen, die in deze afdeeling de randen van sommige drinkglazen, nadat zij geslepen zijn, in kleine ovens brengen, ten einde de scherpe kanten dier randen te doen wegsmelten, dragen groene brillen, om hare oogen tegen de warmte en het licht dier oventjes te beschuttenGa naar voetnoot(1). De verlichting bij avond en bij nacht geschiedt met gas, dat in de fabriek zelve wordt geproduceerd. Ook in de aardewerkfabriek der Société Céramique zijn de noodige maatregelen genomen in het belang van de gezondheid van den werkman, maar ook daar doen zich, vooral bij de aardvormers, de aan dat werk eigen nadeelige invloeden gevoelen. De zalen waar zij werken zijn ruim en goed geventileerd door tuimelramen en exhausters, de droogkasten zijn afgeslotenGa naar voetnoot(2). De steenen vloeren dier zalen worden iederen avond na afloop van den arbeid besproeid en geschrobd. De ligging dier fabriek is zeer gunstig; alle gebouwen zijn groot, ver uit elkander gelegen en nieuwGa naar voetnoot(3). Het ruwmalen van den steen geschiedt droog, gedeeltelijk in de open lucht, en daarna nat in een groot lokaal. Het is gebleken, dat in deze fabriek de biscuitovens in genoegzamen getale aanwezig zijn, om met het ledigen te kunnen wachten totdat zij behoorlijk zijn afgekoeld, en dat zulks ook geschiedt. Klachten over het ledigen dier ovens bij te hooge temperatuur worden uit die fabriek dan ook niet vernomen. Het voor het glazuur benoodigde loodwit wordt niet in de fabriek vervaardigd, maar van elders aangevoerd. Aan de eischen, die met het oog op de hygiène kunnen gesteld worden, is in de Koninklijke Nederlandsche papierfabriek over het algemeen goed voldaanGa naar voetnoot(4). De lompen worden niet ontsmet voordat zij gesorteerd worden; | |||||||||||||||||
[pagina 40]
| |||||||||||||||||
het is te betwijfelen of dat zou kunnen geschieden, zonder overdreven, niet in te willigen eischen aan de industrie te stellenGa naar voetnoot(1). Epidemieën komen in deze fabriek niet voor, meer bepaaldelijk niet onder de lompensorteersters; ook geen pokken-epidemieën, al blijft de mogelijkheid bestaan dat lompen de kiemen van ziekten kunnen overbrengenGa naar voetnoot(2). De zalen, waar het sorteeren en snijden der lompen plaats heeft, zijn zeer groot, ruim en licht; zij worden niet door exhausters geventileerd, maar hebben tuimelramen, om het gedurende dat werk zich ontwikkelend stof weg te voeren. Volgens den fabrikant zou het aanbrengen van mechanische werktuigen eerder nadeelig zijn, omdat de ventilatie bij deze soort van werk stof opwekt en de verhitte werklieden koude doet vattenGa naar voetnoot(3). Aan de lompensorteersters waren respirateurs verstrekt om zich tegen het inademen van stof te vrijwaren, maar zij hebben die weldra weggeworpenGa naar voetnoot(4). Vóór den aanvang van haar arbeid trekken zij een werkpak aan, hetgeen zij vóór het verlaten van de fabriek, en na zich behoorlijk gewasschen en gereinigd te hebben, weder tegen hare gewone kleeding verwisselenGa naar voetnoot(5). Het builen, koken en malen der lompen heeft machinaal plaats, en daaraan zijn geene nadeelige invloeden voor den werkman verbonden, evenmin als aan het maken der papierpap uit hout, hetgeen in zeer groote en ruime lokalen geschiedt; vroeger was de ontwikkeling van het chloorgas, dat met chloorkalk dient om de papierpap te bleeken, wel eens hinderlijk voor den werkman en konden daardoor keelziekten, chronisch hoesten en slechte spijsvertering ontstaan, maar tegenwoordig wordt, ten gevolge van verbeterde inrichtingen, niets meer van dien aard ondervonden. Ook de lokalen, waar de papiermolens staan, en waar voorts het papier wordt gesatineerd, gesorteerd en door vrouwen en meisjes verder bewerkt, zijn zeer groot en ruim; de geheele fabriek is door middel van stoombuizen verwarmd en bij avond met gas verlicht, met uitzondering van de electrische verlichting in de afdeeling, waar het hout wordt bewerkt. Er heerscht overal eene zeer groote zindelijkheid. Tot de categorie der fabrieken, waarin vergiftige verfstoffen worden gebezigd, behooren te Maastricht de behangselpapierfabrieken; in het bijzonder werd daar vroeger, vooral tot het vervaardigen van groene gordijnen, gebruik gemaakt van arsenikhoudende verfstof, en de werklieden, met het bereiden der kleuren belast, ondervonden daarvan soms schadelijke gevolgen, zonder dat dit evenwel tot ernstige ziekten, veel minder tot sterfgevallen aanleiding gaf; het beste voorbehoedmiddel bestond in groote reinheid en het dagelijks nemen van een bad. Thans wordt zeer weinig arsenicum gebruikt, omdat de gezegde groene gordijnen nagenoeg niet meer worden vervaardigd; de werklieden zijn dientengevolge veel minder aan de schadelijke invloeden van dat vergif onderworpenGa naar voetnoot(1). Ook in de Nederlandsche zinkwitfabriek levert het werk geen gevaar op voor de arbeiders. Het inademen van schadelijke dampen van zinkoxyde komt niet voor en kan ook niet plaats hebben, daar de geheele bewerking in volkomen afgesloten toestellen geschiedt; gevallen van vergiftiging zijn niet voorgekomenGa naar voetnoot(2). Voor het overige geven de fabrieken en werkplaatsen te Maastricht geen aanleiding tot vermelding van bijzondere punten met het oog op de hygiène; voor lucht, licht, verwarming en reiniging is overal voldoende zorg gedragen, en nergens zijn de werklokalen overbevolkt met arbeiders. Voor zoover, behalve mannelijke werklieden, vrouwen en meisjes tot fabrieksarbeid worden gebezigd, worden afzonderlijke lokalen voor de beide seksen aangetroffen: 1o. in de papierfabriek, waar het sorteeren en snijden der lompen en het sorteeren, fatsoeneeren enz. van het vervaardigd papier uitsluitend door vrouwelijk personeel geschiedt; bij het satineeren zijn, behalve het vrouwelijk personeel, tot het bedienen der machines mannen aanwezig; 2o. in de tabaks- en sigarenfabriek van den heer | |||||||||||||||||
[pagina 41]
| |||||||||||||||||
E. Philips, waar het vrouwelijk personeel de sigaren en sigaretten maakt; 3o. in de vermicellifabrieken van de heeren J. Pagnier en A. Bauduin, waar het vrouwelijk personeel de vermicelli plooit en droogt; 4o. in de wollen-dekenfabriek van den heer J. Regout, wat betreft de kaarderij, waar alleen vrouwelijk personeel werkt. Ten opzichte van den duur van het verblijf in de gebouwen, rusttijden, nachten Zondagsarbeid van mannen is de toestand als volgt: In de fabriek der firma P. Regout en Cie. is de werktijd dagelijks gedurende de zes werkdagen van iedere week - des Zondags wordt niet gewerkt - in alle afdeelingen, behoudens de navolgende uitzonderingen, van 7 tot 12 uur voormiddags en van 1½ tot 6½ namiddags, met telkens 10 minuten rusttijd, terwijl alle werklieden gedurende den etenstijd de fabriek verlaten. Nachtarbeid wordt verricht: in de afdeeling aardewerk bij de aardmolens, die van Maandagmorgen zes uur tot Zaterdagavond twaalf uur voortdurend, door stoom gedreven, de natte grondstoffen malen; in de afdeeling glasblazerij, waar van Maandagmorgen zes uur tot den volgenden Zondagmorgen zes uur voortdurend glazen voorwerpen worden ververvaardigd; en in de beide afdeelingen door de machinisten en stokers. Deze laatsten zijn ook des Zondags werkzaam tot het onderhouden der vuren onder de ovens, waarin het glas wordt gesmolten, en die waarin het aardewerk wordt gebakken. Al die arbeiders zijn verdeeld in dag- en nachtploegen, welke elkander des morgens en des avonds te zes uur aflossen. Bovendien wisselen wekelijks de ploegen, zoodat de werklieden van iedere ploeg om de veertien dagen een week nachtwerk en eene week dagwerk verrichten. Des Zondags staan alle stoommachines stil. Behalve de stokers bij de glasovens zijn daar ook werkzaam de smelters, die de grondstoffen in de kroezen werpen. De ploegen van die beide categorieën wisselen des Zondags op het midden van den dag, zoodat zij dan ongeveer 18 uren aan het werk blijven. Wanneer twee feestdagen op elkander volgen, hebben de smelters 24 uren vrij, omdat het glas 24 uren noodig heeft om te smelten, maar de stokers hebben nooit vrij. De glasblazers, stokers, smelters en machinisten verlaten gedurende hun werktijd de fabriek niet en gebruiken gedurende de rusttijden, te zamen ongeveer 1½ tot 2 uur in de 12 uren werktijd, hetzij middag- hetzij ander eten in de werklokalen. In de fabriek der Société Céramique draaien eveneens de aardmolens, door stoom bewogen, van Maandagmorgen zes uren tot Zaterdagavond, en moeten de vuren der ovens, waarin het aardewerk gebakken wordt, dag en nacht worden onderhouden; het tot die werkzaamheden benoodigd personeel werkt en wisselt af op dezelfde wijze als in de eerstgemelde fabriek. Al het overige werkvolk in de fabriek der Société Céramique werkt dagelijks, eveneens met uitzondering van den Zondag, van 7 tot 12 uur en van 1½ tot 6½ uur, telkens met een kwartier rusttijd, die in de lokalen wordt doorgebracht; tot het gebruiken van het middagmaal verlaten al die arbeiders de fabriek. In de Koninklijke Nederlandsche Papierfabriek wordt de werkdag insgelijks door een rusttijd van 1½ uur afgebroken, tot het buiten de fabriek nuttigen van het middageten; des voormiddags wordt gearbeid van 7 tot 12, des namiddags van 1½ tot 6½ uur, telkens met een kwartier rusttijd. Uitzondering maken de machinisten en stokers en het verdere personeel, benoodigd voor de papiermolens, die, door stoom gedreven, des Maandagmorgens te zes uur in beweging worden gezet en onophoudelijk tot den volgenden Zondagmorgen zes uur doormalen. Ook hier wordt des Zondags niet gewerkt, behalve het evengenoemde werk tot zes uur 's morgens der molens. In de Nederlandsche Zinkwitfabriek worden de ovens dag en nacht, ook des Zondags, gestookt, en ook daar wisselt het personeel der stokers, in dag- en nachtploegen verdeeld en die ieder twaalf uur daags aan de ovens werkzaam zijn, geregeld af, zooals reeds is vermeld, met dit verschil, dat de des Zaterdagmorgens opkomende werklieden vier en twintig uren aan een stuk bij de ovens | |||||||||||||||||
[pagina 42]
| |||||||||||||||||
dienst doen, ter verwisseling der dagen nachtploegen. In de meelmolens van den heer Dolk en de firma Behr en Co. wordt van Maandagmorgen tot Zaterdagavond voortdurend gemalen, en het benoodigd personeel, verdeeld in dag- en nachtploegen, wisselt eveneens op de bovenvermelde wijze af. Des Zondags wordt ook daar niet gewerkt. Geheel op dezelfde wijze zijn de werkzaamheden der bakkers geregeld in de machinale broodbakkerij van den heer Harger, waar eveneens, met uitzondering van den Zondag, bij dag en bij nacht voortdurend wordt gebakken. In geene enkele andere bakkerij wordt des nachts gewerkt. Volledigheidshalve zij nog gemeld, dat in de stedelijke gasfabriek de ovens tot het maken van gas voortdurend brandend worden gehouden, en dus ook daarin het personeel op de gewone wijze in dag- en nachtploegen is verdeeld. In geene der andere groote en kleinere fabrieken of werkplaatsen wordt des nachts of des Zondags gewerkt, behalve in sommige gevallen bij de bierbrouwers des Zondags gedurende een paar uren tot het omzetten van het mout; de werkdag vangt meestal des morgens ten 6, 7 of 8 uren aan, om des avonds op ongeveer hetzelfde uur te eindigen, met een rusttijd van 1 of 1½ uur voor het middagmaal en twee korte rusttijden, van ongeveer een kwartier, voor het koffiedrinken; na aftrek der rusttijden is de gemiddelde werkdag tien uren. In de meeste fabrieken wordt bij het stuk gewerkt, zoodat ingeval van overwerk, dat thans hoogst zelden, en dan meestal slechts gedurende een enkel uur, plaats heeft, dat overwerk volgens het gewoon tarief betaald wordt. Onder de aangelegenheden, die betrekking hebben op den toestand der fabrieken en werkplaatsen met het oog op het welzijn der arbeiders, en die, hetzij rechtstreeks, hetzij zijdelings verband houden met hunne veiligheid en gezondheid, bekleedt eene voorname plaats de zorg voor den werkman wanneer hij door ziekte, in of buiten de fabriek, opgedaan, door ongeval in de fabriek, door ouderdom als anderszins tijdelijk of voortdurend buiten staat geraakt om te werken. De ziekenfondsen en voorzorgskassen, in vele fabrieken opgericht, hetzij door, hetzij met medewerking van den fabrikant, bewijzen dat èn werkgever èn arbeider overtuigd zijn van de noodzakelijkheid, daaromtrent voorzieningen te maken. Zoo bestaan er in de fabriek der firma P. Regout en Cie zes verschillende ziekenfondsen, waaraan voor de mannelijke arbeiders boven 18 jaren de deelneming verplichtend is, en waarin door de firma voor ⅓ wordt bijgedragen; een algemeen ziekenfonds voor alle werk - lieden der fabriek bestaat niet, omdat de aard van het verschillend werk - men denke slechts aan dat der aardvormers en glasslijpers - eene hoogere bijdrage voor de eene categorie van arbeiders dan voor de andere zou medebrengen. In de aardewerk-afdeeling worden dan ook twee ziekenfondsen gevonden, het aardewerkers-ziekenfonds en het aardewerk-quinzaine-ziekenfonds. In het laatste wordt door de arbeiders gemiddeld 1½ percent van hun loon bijgedragen; ingeval van ziekte ontvangen zij geldelijke ondersteuning, maar geen geneeskundige hulp; deze moeten zij bij het burgerlijk armbestuur vinden. De aardewerkers betalen ongeveer 3 pet. van hun loon in het ziekenfonds. Zij ontvangen ingeval van ziekte geldelijke ondersteuning en geneeskundige hulp; zij vormen een meer blijvend personeel, dat minder afwisselt, een bepaald beroep uitoefent en beter betaald wordt. Ook de glasblazers en glasslijpers storten een gedeelte van hun loon in ziekenfondsen, waaruit zij eveneens ingeval van ziekte geldelijke ondersteuning en geneeskundige hulp ontvangenGa naar voetnoot(1). Nog is er eene quinzaine-ziekenkas bij de glaswerk-afdeeling, en eene dergelijke bij de afdeeling: diversen. Andere fondsen bestaan aan die fabriek nietGa naar voetnoot(2). Vroeger was er een fonds voor de weduwen der beambten, aan welke het verboden was eenige winkelnering te houden, maar na 3 jaren is op hun verlangen dat fonds wederom ontbonden. Van de geringe rente der door de fa- | |||||||||||||||||
[pagina 43]
| |||||||||||||||||
briek daarin gestorte gelden, f 2000, worden de weduwen van een paar beambten bedeeld. De ziekenkassen werken niet als pensioenfonds, maar als ondersteuningsfonds voor diegenen, welke door langdurigen arbeid een tijdelijken onderstand verdienenGa naar voetnoot(1). Van de zijde der fabriek genieten twaalf mannen, die voor goed hun ontslag hebben gekregen, pensioen of uitkeering; het zijn zoogenaamde quinzaine-arbeidersGa naar voetnoot(2). Behalve die 12 personen ontvangen geene gewezen werklieden eene uitkeering vanwege de fabriekGa naar voetnoot(3). Voor het overige is van pensionneeren in de fabriek geen sprakeGa naar voetnoot(4). Voor vrouwen bstaat er geene gelegenheid aan het ziekenfonds deel te nemen. Verlaat een arbeider om welkereden ook de fabriek, hetzij vrijwillig, hetzij wegens wangedrag, of wordt hij om eenige andere reden weggezonden, dan verliest hij alle aanspraak op de door hem in het ziekenfonds gestorte gelden. In de aardewerkfabriek der Société Céramique hebben de arbeiders eene onderlinge voorzorgskas, waaraan de deelneming wel niet verplicht is, maar waarin door den invloed van den directeur toch nagenoeg alle arbeiders bijdragen; zij wordt door hen beheerd volgens een reglement, dat zij zelve gemaakt hebben. Gedurende de eerste jaren stort ieder werkman daarin drie percent van zijn loon, vervolgens twee, later een percent en eindelijk niets meer. Ingeval van ziekte en ook bij voortdurende ongeschiktheid om te werken door vergevorderden leeftijd als anderszins, ontvangen zij uit die voorzorgskas de helft van hun loon, vrije geneeskundige behandeling en geneesmiddelen, beide laatste evenwel niet voor hun gezinGa naar voetnoot(5), terwijl dan de wederhelft van het loon door de fabriek wordt bijbetaald. Het fonds wordt door den fabrikant beheerdGa naar voetnoot(6). Verlaat een arbeider vrijwillig de fabriek of wordt hij weggezonden, dan verliest hij zijne rechten op het fondsGa naar voetnoot(7). In de Koninklijke Nederlandsche Papierfabriek is met behulp van den directeur eene kas door de werklieden opgericht, waaraan nagenoeg alle arbeiders, ook de meisjes, met uitzondering der lompensorteersters, deelnemen. Die kas wordt gevoed door het inhouden van een gedeelte van het loon; ingeval van ziekte ontvangt het gezin van den werkman de uitkeering, niet het burgerlijk armbestuur, indien hij in het burgerlijk hospitaal wordt verpleegd. Bovendien heeft de fabriek: 1o. eene ondersteuningskas, waaruit meermalen in de voormelde kas is gestort, wanneer zij zwak begon te staan, en 2o. eene hulpkas, waaruit de directeur de bevoegdheid heeft pensioenen toe te staan. De opzichters storten niet in de kas der werklieden, maar worden zij oud en ongeschikt voor het werk, dan worden zij, evenals de werklieden, door de fabriek gepensionneerd; recht op pensioen hebben de werklieden en opzichters evenwel niet. Bij vertrek van den werkman uit de fabriek, om welke reden ook, gaat alle recht op de in het fonds gestorte gelden verlorenGa naar voetnoot(1). Van de bevolking der fabriek is een vierde gedurende ruim 20 jaren en meer in de fabriek werkzaam; 6 percent van het werkvolk is boven de 60 jaren, 15 percent boven de 50. De werklieden van de behangselpapierfabriek der firma J.H. Rutten staan één percent van hun loon af voor een onderling ziekenfonds, waaruit hun gezin ingeval van ziekte de helft van hun daggeld als ondersteuning geniet; bovendien ontvangen zij dan geneeskundige behandeling en geneesmiddelen. De werklieden blijven tot vergevorderden leeftijd in de fabriek, die sedert 1847 bestaat, en wegens ouderdom of onbruikbaarheid is nooit iemand weggezondenGa naar voetnoot(2). Het ziekenfonds is meer dan toereikend, want meer dan eens hebben daaruit al de werklieden eene buitengewone uitkeering ontvangenGa naar voetnoot(3). Ook in de spijkerfabriek der firma Th. Regout & Cie, bestaat eene ondersteuningskas bij ziekte, waarin door de werklieden één percent van hun loon wordt gestort; bij ziekte van ten hoogste zes maanden wordt daaruit de helft van | |||||||||||||||||
[pagina 44]
| |||||||||||||||||
het loon uitbetaald; bij ziekte van langeren duur een kwart. Ook in deze fabriek blijven de arbeiders zeer lang; de oudste is er sedert 49 jaren. In de wollen-dekenfabriek van den heer J. Regout bestond vroeger een ziekenfonds, waarin door den fabrikant werd bijgedragen voor een derde, maar daar die werklieden, welke ingeval van ziekte in het burgerlijk hospitaal werden verpleegd, hiervoor grootendeels, zoo niet geheel, de golden, die zij uit dat fonds ontvingen, moesten uitkeeren, hebben de arbeiders goedgevonden in 1879 dat ziekenfonds op te heffen en de inleggelden te verdeelenGa naar voetnoot(1). Vaste regelen omtrent voorziening ingeval van ziekte bestaan in de tabaksen sigarenfabriek van den heer E.G. Philips niet; er is noch ziekenfonds noch eenig ander, maar ingeval van ziek te gedurende eenige dagen wordt door den fabrikant het geheele loon uitbetaald, bij ziekte van langeren duur de helft. Ook in deze fabriek blijven de meeste werklieden gedurende lange jarenGa naar voetnoot(2). De eenige fabriek, waarvan het bekend is dat voor hare rekening aan de werklieden en hunne gezinnen geneeskundige hulp en geneesmiddelen worden verstrekt, is de Nederlandsche zinkwitfabriek; tevens ontvangt de werkman gedurende zijne ziekte de helft van zijn loon als onderstand. Eene ondersteuningskas ingeval van ongeluk bestaat nog niet; dit is wel het geval voor de zinkwitfabriek te Eysden, van dezelfde maatschappij, welke fabriek sedert langere jaren bestaat. Te Maastricht heeft de fabriek nog geene ondersteuningskas uit het reservefonds, omdat zij eerst 6 jaren geleden is opgerichtGa naar voetnoot(3). De directeur der St. Paulusdrukkerij te Maastricht heeft, op kosten der firma, de werklieden verzekerd tegen ongelukken bij eene Zwitsersche maatschappijGa naar voetnoot(4). Eene geheel bijzondere vermelding verdient het fonds ter ondersteuning van de arbeiders, in dienst bij de domaniale steenkolemijnen te Kerkrade. Het wordt bestuurd door den directeur, wien vier leden, waaronder twee uit de arbeiders, door hen te kiezen, ter zijde staan, doch slechts met raadgevende stem. Daaruit worden de leden ondersteund, welke door ziekte, ouderdom of door buiten hun toedoen gelegen oorzaken, tijdelijk of wel voor immer ongeschikt tot den arbeid worden, alsmede hunne weduwen en kinderen. Al de personen, in dienst bij die mijnen, zijn verplicht deel te nemen aan het fonds. Als bijdrage wordt den leden op iederen betaaldag 3 ten honderd van hun verdiend loon ingehouden, terwijl uit de kas dier mijnen insgelijks iederen betaaldag als bijdrage in dat fonds wordt gestort eene som, gelijktstaande met het totaal der bijdragen van de leden. Deze hebben aanspraak op: 1o. een pensioen voor zich en bij overlijden voor hunne nagelaten weduwen en kinderen; 2o. eene tegemoetkoming bij ziekte; 3o. genees-, heel- en apothekerskosten voor zich en hun gezin; 4o. eene tegemoetkoming bij begrafeniskosten; en 5o. vrij schoolonderricht voor hunne kinderen, dat tot het 14de jaar verplichtend is. De arbeiders zijn in klassen ingedeeld en ontvangen pensioen, zooals ook hunne weduwen en kinderen, in evenredigheid van hunne dienstjaren en hun loon. Het fonds in 1856 door de goede zorgen van den directeur, opgericht, bezat reeds op het einde van 1885 een kapitaal van f 122 000. In 1885 werden f 7617,60 voor de onderscheidene zoo even omschreven doeleinden uitgegeven. Vrijwillig of gedwongen ontslag uit den dienst der mijnen doet alle aanspraak op het fonds verliezen en alle recht op ondersteuning ophouden. Is het ontslag veroorzaakt door gebrek aan arbeid of door verplichten militairen dienst, dan wordt bij terugkeer de vroeger in den dienst der mijnen doorgebrachten tijd in rekening gebracht. Tot stijving van het ziekenfonds of de voorzorgskas worden in alle fabrieken, behalve in die van den heer J. Regout, waar geen ziekenfonds bestaatGa naar voetnoot(1), de aan het werkvolk opgelegde boeten gebezigd. Het heffen van die boeten geschiedt meestal niet uit kracht van een geschreven reglement, maar de werk- | |||||||||||||||||
[pagina 45]
| |||||||||||||||||
lieden weten wat bijv. op het te laat komen, het twist zoeken, het in beschonken toestand verschijnen in de fabriek, enz. staat; over het opleggen der boeten beslist meestal rechtstreeks, en in ieder geval in hoogste ressort de fabrikantGa naar voetnoot(1). In de fabrieken der Société Céramique en van de firma J.H. Rutten (behangselpapier) bestaat een fabrieksreglement, waarin het opleggen der boeten is geregeldGa naar voetnoot(2). De meeste der voormelde ziekenfondsen zijn zoo ingericht, dat ingeval van ziekte de uitkeering plaats heeft niet aan den arbeider, maar aan zijn gezin, omdat anders, bij zijne opneming in het burgerlijk hospitaal, die uitkeering geheel of ten deele door het hospitaal wordt geëischt tot dekking der verplegingskostenGa naar voetnoot(3). Ingeval een arbeider onder deze laatste voorwaarde in het hospitaal is opgenomen, ontvangt zijn gezin, indien het hulpbehoevend is, eenige ondersteuning van het burgerlijk armbestuur. Maar er wordt zeer veel op dat bestuur geschoven, waarvoor anderen te zorgen haddenGa naar voetnoot(4); dit betreft vooral de arbeiders der fabriek van de firma P. Regout en Cie, die, wanneer zij versleten zijn, grootendeels aan hun lot worden overgelatenGa naar voetnoot(5). Het burgerlijk armbestuur is sedert jaren werkzaam tot het oprichten van eene algemeene ziekenbeurs voor fabrieksarbeiders, waarin ook ondersteuning zou gegeven worden ingeval van ziekte, maar tot nog toe is die beurs niet tot stand gekomenGa naar voetnoot(6). Het getal huisgezinnen van fabrieksarbeiders, die door het armbestuur met geneeskundige hulp en geneesmiddelen bedeeld worden, bedraagt 1189. Voorts worden 86 weduwen van fabrieksarbeiders ondersteund, onder welke er zijn van 31 jarigen leeftijdGa naar voetnoot(7). Maar ook de arbeider is veel te veel gewoon op de armenkas te steunenGa naar voetnoot(8); hij meent dat geneeskundige hulp en geneesmiddelen door het armbestuur moeten gegeven worden, en eischt die als zijn rechtGa naar voetnoot(9). De uitbetaling der loonen geschiedt in sommige fabrieken den 1 sten en 15den van iedere maand, in andere om de 14 dagen des Zaterdags; de arbeider ontvangt dan het loon der afgeloopen quinzaine, dus veertien dagen later; verlaat hij de fabriek, dan ontvangt hij bij de afrekening het loon van twee quinzaines tegelijkGa naar voetnoot(1). Daardoor heeft den fabrikant den werkman onder zijne macht; vertrekt deze onverwacht, dan verbeurt hij zijn reeds verdiend loon. Vroeger geschiedde die betaling in de fabriek der firma P. Regout en Cie. om de maandGa naar voetnoot(2). Elders wordt twee dagen na afloop der quinzaine het daarin verdiende loon uitbetaaldGa naar voetnoot(3). In weder andere fabrieken wordt wekelijks het gedurende de week verdiende loon uitbetaaldGa naar voetnoot(4). Somtijds wordt op het loon een voorschot gegevenGa naar voetnoot(5). Het betalen van het loon door middel van bons bestaat te Maastricht nietGa naar voetnoot(6). De wensch naar het uitbetalen van het loon om de week werd meermalen geuit, met aandrang op een anderen betaaldag dan den meest gebruikelijken, namelijk den Zaterdag, ten einde vele voor het huishouden benoodigde inkoopen des Vrijdags en Zaterdags à comptant op de markt te kunnen doen. Wordt het geld des Zaterdagavonds ontvangen, dan gaat veel daarvan des Zondags en Maandags in de herberg verlorenGa naar voetnoot(7). Onder de maatregelen, die in de fabrieken aangewend worden ter bevordering van het welzijn der werklieden, dient nog vermeld te worden de soepkokerij in de fabriek der firma P. Regout en Cie., waar de werklieden dier fabriek voor een zeer geringen prijs warm middagvoedsel kunnen bekomen; vooral voor de arbeiders, die uit de omliggende dorpen in de fabriek komen werken is dit eene goede inrichting. Aan een zestigtal jongens wordt die soep kosteloos uitgereiktGa naar voetnoot(8). Afgescheiden van de conclusiën, die uit de tot dusver gehouden enquête voor het geheele land kunnen worden getrokken, kan aan het einde van het overzicht over den industriëelen arbeid te Maastricht, en tevens op grond van den reeds vermelden staat (bijlage T) ten | |||||||||||||||||
[pagina 46]
| |||||||||||||||||
opzichte van geheel Limburg, worden gezegd dat de toestand der nijverheid in die provincie het nemen van de navolgende wettelijke maatregelen toelaat:
Deze bepalingen zouden zoowel op de ambachtsnijverheid als op de fabrieksnijverheid van toepassing moeten zijn, maar niet op den landbouw. Is de wettelijke regeling van de drie gemelde onderwerpen vrij eenvoudig, anders is het gesteld met het in het leven roepen van verplichte zieken- en pensioenkassen, waaraan patroons en werklieden bijdragen, en door een bestuur, uit beiden samengesteld, volgens regelen door de wet te stellen, te beheeren. Het door de domaniale steenkolenmijnen te Kerkraden gegeven voorbeeld, om niet te gewagen van hetgeen in Duitschland op wetgevend gebied in die richting is tot stand gebracht, toont aan, dat eene dergelijke regeling mogelijk is. Zelfs kan, met het oog op hetgeen ook te Maastricht reeds in dat opzicht bestaat, gezegd worden dat tot die regeling op een niet te ver verwijderd tijdstip zal kunnen worden overgegaan. |
|