11456. V. Op welke school waart gij tot uw 16de jaar?
A. Op de Fransche school bij Bosten in Tilburg.
11457. V. Was dat eene school van de stad?
A. Neen, het was eene particuliere school.
11458. V. En toen zijt gij op uw 16de jaar op het vak gekomen?
A. Ik ben een half jaar te huis geweest, en in dien tijd heb ik weven moeten leeren, en daarna ben ik op de fabriek gekomen.
11459. V. Dus zijt gij pas begonnen op uw 16de jaar?
A. Ja.
11460. V. En nu zijt gij 30 en zijt al meesterknecht, en hebt dus de kunst toch wel beet kunnen krijgen?
A. Ja.
11461. V. Dus gij levert het bewijs op, dat de jongens, om het vak te leeren, niet op hun 12de jaar behoeven te beginnen?
A. Ja, maar in veel huishoudens is het noodig voor de inkomsten.
11462 V. Ik bedoel nu meer speciaal het leeren van het vak?
A. Ja, dat kan men wel driejaar later leeren, als de inkomsten het maar toelieten.
11463. V. Als men maar alleen op de inkomsten let, dan zouden de kinderen wel op hun 10de jaar kunnen beginnen?
A. Tien jaar is wel wat vroeg, dan zijn het nog te veel kinderen; het is al erg genoeg, dat zij op hun 12de moeten beginnen, maar in huishoudens waar 5 of 6 kinderen zijn en er soms twee zijn, die boven de 12 jaar zijn en de ouders moeten dan de verdiensten van de kinderen verliezen, dan is het al te erg.
11464. V. Waarom zegt gij: het is al erg genoeg, dat zij op hun 12de jaar beginnen?
A. Omdat ik het in alle opzichten beter voor een kind zou vinden, als het op zijn 14de jaar op de fabriek kwam, maar de oudelui kunnen het niet missen en moeten ze dus wel naar de fabriek zenden.
11465. V. Hebt gij wel bijgewoond, dat het anders gebeurd is?
A. Dat niet.
11466. V. Maar vertel ons eens, waarom die meisjes in den regel later dan de jongens op de fabriek komen? Het schijnt dat de jongens in die gezinnen, die dan voor hunne kinderen niet zoo goed zorgen als uwe ouders voor u, op hun 13de jaar naar de fabriek worden gezonden, maar het schijnt ook dat men dat met de meisjes niet doet; die beginnen met hun 14de, 15de jaar, is dat niet zoo?
A. Ja.
11467. V. Maar waarom?
A. Wel dat is natuurlijk, het werk dat de meisjes en de vrouwen moeten doen in de fabrieken, het knoop plissen of dichten, leeren zij van de moeders.
11468. V. Dus dat leeren zij thuis?
A. Ja, van de moeders, omdat deze dat geregeld thuis moeten doen, en als de meisjes 15, 16 jaar oud zijn, en plaats kunnen krijgen op de fabriek, dan gaan zij daarheen.
11469. V. Maar jongens en meisjes beiden gaan tot hunne eerste communie, dus tot hun 12de jaar, prompt naar school in Tilburg?
A. Ja, allemaal.
11470. V. En het werkvolk? Hebt gij daar wel eens moeite mee of zijn zij geschikt?
A. Neen, heel geschikt; ik heb er nooit moeite mee. Ik sta er van 's morgens tot 's avonds bij, maar ik heb er nooit last van.
11471. V. Zijn zij tevreden?
A. Ja, voor zoover ik kan oordeelen, is de werkman tevreden, maar dat zeggen alle fabrikanten niet.
11472. V. Maar, zoover gij er over kunt oordeelen, zegt gij gerust dat - ja, er zal wel een of andere anders onder zijn - het gros tevreden is?
A. Ja, maar er is verschil. Als de zaak goed floreert, en de patroon goed verdient, kijkt hij er ook niet naar om den werkman goed te betalen, maar floreert de zaak niet, dan is het voor den werkman ook niet best. De zaken zijn in de laatste jaren niet beter maar wel slechter geworden.
11473. V. Maar gij hebt tot nog toe geen klagen?
A. Neen, bij ons niet, maar dit is eene uitzondering.
11474. V. Maar naar hetgeen andere getuigen uit Tilburg ons medegedeeld