A. Neen, er wordt goed voor hen gezorgd.
11395. V. Zij krijgen dus hun halve daggeld thuis; maar hoe komen zij dan aan den dokter of meester?
A. Den dokter of meester moeten zij zelf betalen, behalve in het geval dat zij op de fabriek een ongeluk krijgen. Dan betaalt de fabrikant het.
11396. V. Weet gij ook, dat het volk zijn uiterste best doet om zelf den dokter of meester te betalen, en dat zij het zoolang mogelijk uitstellen om voor niet hulp van de armen te krijgen?
A. Zij blijven van de armen weg, zoolang het maar eenigszins kan.
11397. V. Zij zoeken dus daarvoor hun eigen middeltjes bij elkaar, om niet ten laste van de stad te komen?
A. Dat is zoo; maar zij worden ook door de heeren fabrikanten ondersteund. De één heeft het trouwens harder van doen dan de ander.
11398 V. Hoelang duurt het uitbetalen van het halve loon, want de man kan wel zoo lang ziek zijn?
A. In den regel ontvangt hij het zoo lang, tot hij weer op de fabriek komt.
11399. V. Dus het geschiedt niet maar voor een korten termijn?
A. Dat is bij ons nog niet voorgevallen.
11406. V. Gij zijt reeds vele jaren meesterknecht bij de heeren Pollet. Worden daar boeten geheven?
A. Als zij te laat komen, wordt er soms eene kleine boete opgelegd, om hun dat af te wennen, want het zijn doorgaans dezelfden, die dat doen; of zij worden gestraft, doordat men hen een halven dag naar huis zendt.
11408. V. Is het veel, dat als boete wordt opgelegd?
A. Neen, 10 of 15 cents.
11410. V. Zijn er nu nog geen andere boeten? Bedenk u eens.
A. Als zij eene fout in het werk maken, worden zij wel eens gestraft met een dag naar huis zenden, of als zij eene fout maken bij de machinale weverij, wordt het afgetrokken, om het hun af te wennen.
11411. V. Maar wie legt die boeten op?
A. Voor de weverij doet mijnheer het, die de wevers betaalt, en ik voor het andere volk, dat ik betaal.
11412. V. En dat opleggen van de boeten staat aan u?
A. Ja.
11413. V. En doet gij dit - ik bedoel dit niet in kwaden zin - geheel naar eigen opvatting, of kent gij daarin vooraf den patroon?
A. Als ik zie, dat ze dikwijls te laat komen, straf ik ze.
11416. V. Zijn dat de twee eenige redenen waarvoor boeten worden opgelegd; voor het te laat komen en voor het begaan van fouten?
A. Ja.
11417. V. Maar die sommen beloopen geen bedragen van eenigerlei belang?
A. Wat gekort wordt, heeft geene beteekenis.
11418. V. Genieten de jongens, die op de fabriek gaan, nog onderwijs?
A. Zij bezoeken de Zondagsschool.
11420. V. Gaan ze er trouw heen?
A. Die school wordt druk bezocht.
11421. V. Is dit alles? Wordt aan het teekenen nog iets gedaan?
A. Wel door de jongens die op een ambacht zijn.
11422 V. Zijn er getrouwde vrouwen op de fabrieken in Tilburg?
A. Zoover ik weet, neen.
11423. V. Vindt gij dat goed? Meent gij dat het beter is dat de getrouwde vrouw in het huishouden is en niet op de fabriek werkt?
A. Ik geloof dat het beter is dat zij in het huishouden blijven.
11424. V. Dus vindt gij het goed zooals het is?
A. Ja, getrouwde vrouwen op de fabriek zijn niet goed voor jonge meisjes.
11425. V. Hoe bedoelt gij dat?
A Zij vertellen dingen, die de jonge meisjes niet behoeven te hooren.
11427. V. Heeft het werkvolk te Tilburg aan één uur schafttijd genoeg om naar huis te gaan?
A. De menschen zorgen dat zij zoo dicht mogelijk bij de fabriek wonen.
11428. De heer Bahlmann: Gij zijt 24 jaren meesterknecht bij den heer Pollet, en weet dus den loop der loonen van volwassenen. Welk was hun loon in 1860?