| |
Verhoor van den heer F.A.L. Van den Bergh.
(Verkort.)
10934. De Voorzitter: Mag ik uw naam, voornamen, betrekking en woonplaats weten?
A. Ferdinand Adolf Leonard Van den Bergh, fabrikant te Tilburg, oud 39 jaren.
10937. V. Gij hebt geen zeer talrijk vrouwelijk personeel aan uwe fabriek?
A. 25 à 30 vrouwen.
10938. V. Zijn dat meisjes beneden de 18 jaren?
A. Meestal meisjes van 16-22 à 23 jaren, en slechts ééne weduwe van omstreeks 50 jaren.
10939. V. Waarom neemt gij die meisjes niet jonger?
A. Er zijn voldoende grootere te krijgen, en dan nemen wij liever geen jongere.
10940. V. Wat doen die meisjes van haar 12de tot haar 16de jaar?
A. Voor het grootste gedeelte zijn zij werkzaam thuis met het pluizen van stukken, voorzoover dit nog gedaan wordt. Dit is echter in de laatste jaren
| |
| |
door wijziging in het fabrikaat veel verminderd. Velen worden nu gebezigd om hout te sprokkelen in de omstreken van Tilburg of zijn in het huishouden werkzaam. Daar ziet men nog al veel kinderen sprokkelen in de bosschen.
10941. V. Dat is geen zeer ontwikkelende arbeid?
A. Dat ben ik geheel met u eens. Ik heb mij er dikwijls van overtuigd, omdat ik veel buiten kom en jager ben, en dus veel in het veld kom. Vele kinderen ziet men in de omstreken van Tilburg door de bosschen gaan.
10942. V. Dan komen wij misschien tot deze niet zeer gunstige conclusie, dat die kinderen tot hun 12de jaar prompt schoolgaan, van het 12de tot het 15de à 16de jaar wat verwilderen in de bosschen en op hun 15de à 16de jaar in de fabrieken komen?
A. Ik geloof dat dit wel wat sterk is uitgedrukt, dat zij uitsluitend in de bosschen zouden sprokkelen; want voor zoover mogelijk helpen zij in het huisgezin en pluizen zij wol, snijden gras en dergelijke dingen.
10943 V. Dat is toch minder wenschelijk?
Ik ben het eens dat dat niet wenschelijk is, maar er is voor hen geen werk te vinden, vooral in de laatste jaren, nu er overvloed van volk is. Anders is het gesteld met de jongens, die worden reeds op hun 12de jaar gebezigd in de fabrieken.
10944. V. Het leeren van die jongens en meisjes eindigt met het 12de jaar?
A. Ja, in den regel, met de tweede communie meestal, dus ook wel vóór het 12de jaar
10945. V. Maar dan er tegen aan?
A. Ja.
10946. V. Zij gaan allen, totdat zij hun communie doen, trouw school?
A. Ja, bijna allen.
10947. V. Zou er voor die jongens en meisjes van 12 en 13 jaar, naar uwe kennis van de toestanden, niet op de een of andere wijze verbetering in te brengen zijn, want de bestaande toestand, zooals gij dien geschetst hebt, is niet goed?
A. Ik geloof dat het zeer wenschelijk zou zijn als de kinderen tot hun 14de jaar onderwijs konden genieten, zoowel in het belang van den werkman als van den industrieel.
10948. V. Waarom?
A Omdat daardoor het gehalte van den werkman zeer zou verbeteren Wij hebben over het algemeen goede werklieden wat werkzaamheid, goedheid van karakter betreft, maar het intellect van den werkman, hoewel niet laag in vergelijking met dat in andere streken, is niet hoog. Wij zijn nu zeer dik wijls verplicht onze meesterknechts uit Verviers en andere vreemde plaatsen te doen komen. Wanneer het onderwijs verbeterd werd, geloof ik dat wij goede directeuren en meesterknechts uit ons eigen land zouden kunnen krijgen.
Dat zou ook vanzelf weder gunstig werken op het gehalte der industrieelen zelven, omdat men te allen tijde gezien heeft dat de industrieelen zich uit den werkenden stand opheffen. Hoe beter dus die stand, hoe meer dat ten goede zal komen aan de industrie en daarop kan het onderwijs een grooten invloed uitoefenen.
10949. V. Maar met het sprokkelen van hout in de bosschen en grassnijden zal toch al bitter weinig verdiend kunnen worden?
A. Zeer weinig ja, maar het heeft voor den werkman dit voordeel, dat hij daardoor in de gelegenheid gesteld wordt een varken te mesten en eene geit te houden. Die er zorg voor hebben, zijn zelfs al heel licht in staat om een winterprovisie aardappelen te poten. In dit opzicht zijn de omstandigheden voor den werkman bij ons al zeer gunstig. Wat die kinderen dus doen brengt inderdaad wel voordeel aan het gezin.
10950. V. Dat begrijp ik niet. Als de meisjes anders niet uitvoeren dan zulke nesterijen wat eigenlijk niets meer is dan tijdverbeuzelen, dan kan dat toch geen inbrengst afwerpen van eenige beteekenis?
A. Dat hout hetwelk zij sprokkelen komt het huishouden ten goede en het voer dat zij zoeken voor varken en geit heeft voor die menschen nog al beteekenis. Het ligt trouwens voor de hand dat zij die dingen doen, zoolang zij geen andere bezigheden hebben.
10950bis. V. Ik bedoel dit, en ik ge- | |
| |
loof wel, dat wij elkander begrijpen zullen: gij hebt gezegd, dat, als de kinderen tot hun veertiende jaar op school bleven, dit zeer goed voor hen zou zijn en zeer dienstig voor de industrie -gij hebt dit alles zeer duidelijk uit elkander gezet - maar nu moet gij mij eens antwoorden op deze vraag: acht gij dien luttelen arbeid, die toch geen zeer groote geldelijke voordeelen afwerpt, waarlijk zóó noodzakelijk voor het ge zin, dat alleen om die reden al het goede dat gij opgenoemd hebt, op zijde geschoven en de maatregel ontraden zou moeten worden om de kinderen tot hun veertiende jaar van het werk te houden?
A. Ik zou meenen, dat het wenschelijk zou zijn, dat zij tot hun 14de jaar op school moesten blijven. Ik acht het verlies, dat de huishoudens daardoor zouden lijden niet gering, maar dat zou niet opwegen tegen het groote voordeel, ook voor de industrie, dat het gevolg zou zijn als zij tot het 14de jaar op school bleven.
10951. V. Als ik u dus goed begrijp zijt gij volstrekt niet blind voor het nadeel, dat door het gemis van die kleine inkomsten der kinderen zou geleden worden, maar het groote voordeel, aan den anderen kant, voor de ontwikkeling van het kind en ook voor den gang van de industrie weegt bij u zóó zwaar, dat gij, bij hetgeen gij weet van de toestanden in Tilburg, niet terug zoudt deinzen voor een maatregel, die de kinderen tot het 14de jaar uit de fabriek hield, maar dat gij dien zoudt toejuichen?
A. Daarmede ben ik het geheel eens.
10952. V. Gij zeidet straks, een klein beetje buiten de vraag die ik deed, een en ander omtrent den toestand en de gesteldheid van den werkman te Tilburg, die inderdaad in vergelijking althans met die van andere fabrieksplaatsen gunstig schijnen te zijn. Dat werd immers goed verstaan?
A. Ja, in vergelijking met andere fabrieksplaatsen, zoover ik die hier te lande ken, zijn de toestanden in Tilburg zeer gunstig.
10953. V. Welke toestanden kent u in ons land?
A. Ik ken de katoen-industrie in Twenthe.
10953. V. Vertel ons daar een en ander van, in vergelijking met de toestanden te Tilburg.
A. De toestanden van de arbeiders in de wol-industrie te Tilburg is in zoover gunstig vergeleken bij de Twentsche toestanden, dat de loonen, zonder hoog te zijn, niet bepaald laag zijn, dat het getal werkuren, zonder kort te zijn, in den regel niet te groot is - behoudens uitzonderingen natuurlijk, er zijn fabrikanten die langer laten werken dan de regel is - 13, 14 uren is de gewone regel en dat is niet overmatig. Verder zijn de lokalen over het algemeen goed. De wol-industrie eigent zich daartoe bijzonder, omdat men verplicht is alles ruim te plaatsen en voldoende te verwarmen, en deze industrie niet zooveel stof afwerpt als de katoenbewerking. Van den anderen kant moet ik erkennen dat er gevaren aan onze industrie verbonden zijn met het oog op de gezorgheid en het leven van de werklieden doch de omstandigheden zijn ook te dien opzichte gunstiger dan bij de katoen-industrie.
De katoen-industrie eigent zich daar niet zoo goed toe In de spinnerij heerscht een warmere temperatuur en vliegen veel meer stofdeeltjes rond dan bij ons het geval is. In de weverij vindt men dit nog in sterkere mate. Door het pappen van de ketting is de lucht geheel en al bezwangerd met stof, en ik meen te weten dat men om de ketting go te doen weven de lucht in dergelijk weeflokalen vochtig houdt. Die vochtige en met stofdeeltjes bezwangerde lucht is natuurlijk schadelijk voor de gezondheid, en in dit opzicht verkeert men dan ook te Tilburg in veel gunstige omstandigheden.
Daarbij komt dat voor de katoen-industrie veel meer kinderen en vrouwen gebruikt worden dan voor de wol-industrie. Te Tilburg zijn er weinig vrouwen en kinderen in de fabrieken werkzaam.
Ik geloof dan ook dat de wol-industrie beter is dan eenige andere industrie in ons land.
10955. V. In het uiterlijk voorkomen en in de wijze van wonen in Tilburg, ontdekt gij in Tilburg gunstige verschijnselen?
A. Ja, ik moet er bepaald op wijze
| |
| |
dat de werkmanswoningen in Tilburg over het algemeen zeer goed zijn Voor f 1, f 1,25 f 1,40 heeft de werkman eene woning met 2 of 3 vertrekken en veelal een tuintje er bij.
10956. V. Aan ziekenfondsen wordt in Tilburg niet veel gedaan, die zijn niet populair?
A. Die komen bijna niet voor.
10957. Wat gebeurt er dan bij ziekte?
A. Ik geloof dat in de meeste gevallen als de patroon hart heeft voor zijn werkman, zijne diensten op prijs stelt, zijn loon in geval van ziekte geheel of gedeeltelijk wordt uitbetaald. Is de ziekte van langen duur, dan krijgen zij soms half geld. Maar anderen zien ook wel eens hun loon geheel ophouden.
10958. V. In het algemeen is het dus overgelaten aan den goeden wil van de patroons en die ontbreekt naar het schijnt in Tilburg volstrekt niet. Maar een recht op ondersteuning heeft de werkman niet?
A. Neen.
10959. V. Vindt gij dit goed?
A. Ik zou het in het belang van den werkman en van de industrie in het algemeen wenschelijk vinden, wanneer de werkman gewaarborgd was tegen gebrek in geval van ziekte.
10960. V. Met Staatsgeld?
A. Dat weet ik niet; daarover durf ik geen bepaald oordeel uitspreken. Ik geloof echter niet dat dat doenbaar zoude zijn.
10961. Dus, gij zoudt begrijpen, dat het moest geschieden door contributie van den werkman en misschien met een bijdrage van den fabrikant. Dan zoudt gij er niet afkeerig van zijn?
A. In dat geval zou ik er voor wezen.
10962. V. Komen er in uwe fabriek weinig groote of kleine ongelukken voor?
A. Niet veel, maar enkele gevallen zijn er toch. Verleden jaar hebben nog twee werklieden van tusschen de 30 en 40 jaren een ongeluk aan de hand gehad.
10963. V. Door de stoommachine?
A. Ja.
10964. V. Was het in beide gevallen een gevolg van onvoorzichtigheid, of hadden de ongelukken kunnen voorkomen worden, wanneer de werktuigen bedekt waren geweest?
A. Louter onvoorzichtigheid. Maar men kan dit den werkman niet zoo erg ten kwade duiden, want het is zeer begrijpelijk, dat hij iederen dag in zijn omgang met de machines onvoorzichtiger wordt.
10965. V. Zou het ook indiscreet zijn te vragen of gij ook iets voor die menschen gedaan hebt?
A. Ik heb al dien tijd hunne heelkundige behandeling bekostigd en hun volle loon uitbetaald totdat zij op de fabriek zijn teruggekomen.
10966. V. Dan verheugt het mij, dat ik de vraag gedaan heb.
En het is geen op zich zelf staand feit in Tilburg, dat men op die wijze voor de menschen zorgt?
A. Neen.
10967. V. En wat is daarvan het gevolg? Dat is zeker goed?
A. Wij hebben over het algemeen een tevreden volk. Het volk is ook niet lastig.
10968. V. Dus de patroons zijn goed voor het volk en het volk is over het algemeen goed voor de patroons?
A. Ja.
10969. V. Gij hebt de Schets gezien en weet de punten waarover de enquête loopt. Wilt gij uit eigen beweging misschien nog een of ander mededeelen?
A. Ja, ik weet niet of een der andere heeren uit Tilburg er over gesproken heeft, doch er is ééne zaak die ik wenschte aan uwe opmerkzaamheid niet te laten ontgaan. Er bestaat namelijk te Tilburg een tak van industrie, die ik meen dat èn voor den werkman èn voor de algemeene gezondheid zeer nadeelig is. Dat zijn de vellenblooterijen. In korte woorden zal ik zeggen wat daaronder verstaan wordt. Het zijn de vellen met de wol er op, die uit Amerika en andere streken worden aangevoerd; de wol wordt daarvan afgenomen en de vellen, voor zoover zij geschikt zijn, worden gebruikt voor schoeisel enz. Die vellen worden eenige dagen in koud water geweekt en dan in het zoogenaamde smoorhok gehangen. Na eenige dagen ontstaat er ontbinding, en bij het begin van die ontbinding worden de vellen er uitgenomen en van de wol ontdaan. Dat is op zich zelf reeds een der smerigste baantjes, die er zijn. Waren die vellen nu maar altijd van gezonde schapen, dan zou er misschien nog zooveel ge- | |
| |
vaar niet bij zijn; maar het komt zeer veel voor, dat zij ook zijn van schapen, die aan de eene of andere besmettelijke huidziekte zijn gestorven. Die vellen worden in Amerika verzameld, op de markt te Antwerpen aangevoerd en verkocht. Zij zijn goedkooper dan de gewone vellen, vooreerst, omdat ze in de machinale vellenblooterijen moeilijk te gebruiken zijn daar de vellen door de huidziekten te veel verrot zijn en daarin dus, zoodra de wol er af is, gaten vallen, en ten tweede omdat men niet gemakkelijk een industrieel vindt die ze wil bewerken. Het verwerken van die vellen van aan besmettelijke huidziekten gestorven schapen kan niet anders dan zeer slecht zijn voor het personeel, dat ze bewerken moet. Nadat die vellen van de wol zijn ontdaan, worden ze gedroogd en
gezonden naar de lijmkokerijen, die, zoover ik weet, in Tilburg niet bestaan. Ik meen, dat de bewerking van die vellen voor den werkman en voor de bevolking in het algemeen nadeelige gevolgen moet hebben. Ik ben jarenlang in de gelegenheid geweest dit op te merken, omdat naast onze inrichting eene vellenblooterij bestond. In den regel zagen de werklieden er slecht uit en er heerschte voortdurend eene verpestende lucht.
10970. V. Die inrichting kan niet anders opgericht worden dan met speciale vergunning en onder bepaalde voorwaarden?
A. Het zou wenschelijk zijn, dat dergelijke inrichting niet in de kom der gemeente mocht bestaan.
10971. V. Dit hangt van uw gemeentebestuur af.
Een punt, waarvoor gij u als lid van de kamer van koophandel in eene vergadering in Januari 1884 vrij warm hebt getoond, betreft den duur van den arbeid: is die duur in sommige opzichten niet bovenmatig lang?
A. Ik acht dien in sommige opzichten te lang; regel is 12 à 14 uren, maar bij uitzondering wordt ook langer gewerkt. Een korten werkdag acht ik in het belang van het gehalte van den werkman en van de industrie. Anderen meenen dat een lange werkdag voor hunne industrie noodig is, maar mijns inziens is de man krachtiger, opgewekter bij een dag, gelijk bij ons, namelijk van 's morgens 6 tot 's avonds 8 ure.
10972. V. Is dat ook de werktijd van de jongens?
A. Ja, van allen.
10973. V. Neemt gij jongens van 12 jaren aan?
A. Ja, wij hebben er 12 à 14 die 12 14 tot 16 jaren oud zijn.
10974. V. Werken die jongens even als de volwassenen van 's morgens 6 tot 's avonds 8 uren?
A. Ja.
10975. V. Zou er niets te doen zijn, in het belang van de ontwikkeling dier jongens dat, bij wijze van algemeenen maatregel, hun eenige vrije tijd gelaten werd om iets te kunnen leeren?
A. Hoewel ik het wenschelijk zou vinden voor de jongens zelve zou het in onze industrie moeilijk toe te passen zijn. Die jongens bedienen de spinmachines, selfactings en mullejennies, en deze moeten zooveel mogelijk werk als kaardmachine produceeren. Wanneer die eenigen tijd door de jongens moeten verlaten worden, zouden zij stilstaan en eene geheele stoornis in de fabriek veroorzaken.
10976. V. Zou daarop niets te vinden zijn?
A. Ja, op alles is iets te vinden, en hier zou de fabrikant meer spinmachines moeten aanschaffen en zijne inrichting veranderen.
10977. V. Zou het dus te vinden zijn met een spinmachine meer te nemen? Leg ons dat eens uit.
A. Gesteld eens dat men thans werkt met zes machines, die zooveel garen spinnen als zes assortimenten (hiermede worden bedoeld kaardmachines) leveren. Zou die spinmachine gedurende eenige uren op een dag moeten stilstaan, dan zou men verplicht zijn om meer spin- machines aan te schaffen.
10978. V. En meer jongens te nemen?
A. Ja, wanneer het doenbaar was een deel van de jongens naar huis te zenden en anderen te nemen, maar ik geloof niet dat het zou gaan.
10979. V. Maar niet een dubbel personeel?
A. Neen, dat niet.
10980. V. Gij zoudt de oplossing dus
| |
| |
zoeken in een grooter getal machines, zoodat elk korter behoefde te werken en vroeger kon stilstaan?
A. Dat is, geloof ik, de eenige oplossing.
10981. V. Zouden daar groote sommen mede gemoeid zijn?
A. Somtijds, somtijds niet. Wanneer eene inrichting eenmaal gemaakt is zou het zeer moeilijk kunnen zijn eene machine bij te plaatsen. Die plaats zal den fabrikant ontbreken; maar bij een nieuwen aanleg van eene fabriek, zou het zooveel niet schelen.
10982. V. Gij hebt de portée van de vraag wel begrepen, maar ik wil haar toch nog wat meer preciseeren.
Het zou wenschelijk zijn dat jongens van 12 tot 14 jaar nog wat leerden, maar het schijnt ook wenschelijk te zijn dat jongens van 12-14 jaar aan den arbeid gezet worden.
Het schijnt dat de fabrikanten zeggen: ik wil wel jongens aannemen van 12 jaar, maar dan neem ik ze geheel en al, en laat ze niet vroeger dan het andere volk los; zij moeten dan denzelfden tijd arbeiden als een gewoon werkman.
Ik heb u nu duidelijk gezegd voor welke moeilijkheid men staat. Weet gij, behalve de oplossing, die gij hebt aangegeven, geene andere of wèl?
A. Ja, deze dat de fabrikant er eerder toe komen zal in tijden wanneer er voldoende werkvolk te vinden is, uitsluitend jongens van 14 jaar aan te nemen.
10982. V. Dan komt men voor de andere moeilijkheid namelijk dat een ander deskundige weer zegt: dan blijven de jongens tot hun 14de jaar geheel uit de fabriek, en leeren zij niet arbeiden; dat is ook een. kwaad?
A. Ik geloof, dat hoe men het opvat, het niet bepaald noodzakelijk is dat de jongens op hun 12de jaar op het werk komen. Op 14jarigen leeftijd is hij nog even geschikt om het vak te leeren en beter nog dan als hij 12 jaar is.
10984. V. Ik begrijp dat goed. Om de vereischte handigheid in het vak te krijgen, behoeft men het niet op zijn 13de jaar te beginnen. Maar de deskundigen, tegenover wie ik gaarne uwe verklaringen wil vernemen, zeggen, het speciale vak nu eens daargelaten, dat jongens van 12 jaar aan het werk gezet moeten worden, omdat dat goed voor hen is, en dat bezwaar zou niet opgelost worden als er eene bepaling werd gemaakt dat de jongens niet vóór hun 14de jaar mogen arbeiden. Begrijpt gij de moeilijkheid?
A. Ik ben het geheel met u eens, indien dit zoo begrepen moet worden dat de jongens vóór dien leeftijd in het geheel niets zouden mogen doen, geen enkele bezigheid; maar ik zou denken dat als zij dien tijd onderwijs genoten, het voor de jongens het best zou zijn.
10985. V. En dan niet arbeiden?
A. Neen.
10986. V. Gij schijnt de oplossing van de moeilijkheid om de kinderen tot 14 jaren te laten leeren en toch op 12jarigen leeftijd aan het vak te gaan, niet anders te kunnen oplossen dan door het aanbrengen van meer spinmachines?
A. Ja, of door meer jongens van 14 jaar te nemen.
10987. V. Maar dan lost gij het andere bezwaar niet op. Of begrijpt gij, dat een sterker personeel van jongens zou noodig zijn, omdat de jongens van 12 tot 14 jaar vroeger gedaan zouden krijgen; bedoelt gij dat?
A. Ik geloof niet, dat de fabrikanten dan jongens van 12-14 jaar zouden nemen.
10988. V. Dus gij zoudt denken, dat de jongens pas op hun 14de jaar zouden worden aangenomen in dat geval?
A. Ik geloof niet dat het te Tilburg gemakkelijk zou te regelen zijn om de jongens van 12-14 jaar gedeeltelijk op de fabriek te laten werken en de overige uren naar school te zenden.
10989. V. Van twee kwaden het minste kiezende, zoudt gij dan in het belang van den werkman en van de industrie verkiezen, dat de jongens tot hun 14de jaar op school bleven?
A. Zeker acht ik het een groot bezwaar, dat de inkomsten van de gezinnen gedurende een paar jaar zouden verminderd worden, want de moeilijkste jaren voor den werkman zijn als de kinderen nog klein zijn. Als zij grooter worden en wat verdienen, dan komt er een tijd van welvaart, maar niettegenstaande dit alles, zou ik het wenschelijk
| |
| |
vinden, als het regel werd, dat de jongens niet voor hun 14de jaar op de fabriek werden toegelaten.
10990. De heer Bahlmann: Gij hebt gezegd dat ziekenfondsen te Tilburg bijna niet voorkomen. Ik zal u er nu eenige opnoemen wier bestaan mij persoonlijk bekend is. Er zijn ziekenfondsen bij:
De werkplaatsen van de Maatschappij tot Exploitatie van Staatsspoorwegen, |
H. Eras & Zonen, |
B.J. Sträter, |
F.A. Swagemakers & Zn., |
Swagemakers Caesar, |
Hoeben, |
Franken van Brunschot, |
Vincent van Spaendonck, |
en bij de Gebr. Diepen. |
Verder zijn er nog eenige geweest, maar die zijn ontbonden, wegens tegenkanting van de zijde der werklieden. Zoudt u niet meenen, na dit gehoord te hebben, dat uw antwoord straks wat te ver ging?
A. Ja, ik wist niet dat er zooveel ziekenfondsen waren, maar het doet mij genoegen te vernemen dat het zoo is. Mijn antwoord van straks moet dus gewijzigd worden.
10991. V. Zooals gij weet, ben ik in uwe fabriek geweest. U was toen naar eene wolveiling te Antwerpen en tot mijn spijt heb ik u toen dus niet gesproken. Met genoegen heb ik uwe fabriek bezichtigd, en gezien dat het een van de best ingerichte van Tilburg is, wat betreft de localiteit. Nu hebt u ook gesproken van ongelukken in de fabrieken en ik meen dat u ook gezegd hebt dat bij u eenige jaren geleden een ongeluk is voorgekomen door het uitschieten van een spoel bij een machinaal weefgetouw, die terecht kwam in het oog van een werkman die er naast aan het werk was Ik meen dien man gezien te hebben en vernam dat hij op uw kosten naar Utrecht is gegaan en behandeld is door dr. Snellen en later al dien tijd door de fabriek is onderhouden?
A. Inderdaad heeft ongeveer 1½ jaar geleden een van onze wevers een spoel in het oog gekregen. Bij die gelegenheid hebben wij van dr. Snellen in Utrecht vernomen dat het nog al dikwijls voorkwam dat werklieden in weverijen door de spoel verwond werder. Wij hebben toen terstond maatregelen genomen om dat gevaar te voorkomen en tusschen al de weefstoelen ijzeren draadnetten doen hangen. In Twenthe heb ik slechts in sommige weverijen gezien dat men voorzorgsmaatregelen tegen dit gevaar had genomen, maar het zou wenschelijk zijn, dat dit in alle weverijen plaats had.
10992. De Voorzitter: Dus het ge vaar is met een kleinigheid te voorkomen?
A. Ja.
10993. De heer Bahlmann: Ik ben ook in uwe fabriek op den droogzolder, of de zoogenaamde hel, geweest en heb daar uw personeel bezig gevonden met het vasthaken van de lakens of de flanellen op de ramen. Acht gij die werkzaamheid niet beter geschikt voor man nelijk personeel; gelooft gij niet dat juist de contrôle over het volle personeel op dien droogzolder, waar ook jongens werken, den fabrikant aanleiding kan geven tot minder aangename ontdekkingen?
A. Bij ons zelven hebben wij daarmede geen moeite, omdat ons vrouwelijk personeel op den droogzolder uitsluitend werkt met twee getrouwde vrouwen op leeftijd. De zedelijkheid zal er dus niet onder lijden. Wat het werk zelve betreft, alles kan natuurlijk door mannen verricht worden, maar uit den aard der zaak is dit werk beter aan vrouwen toevertrouwd, ten minste in ons vak Diezelfde vrouwen toch moeten het goed verder behandelen, het pluizen en opmaken. Neemt men daar nu mannen voor, dan moet eene geheel andere inrichting worden gemaakt.
10994. V. Gij weet natuurlijk ook dat de hitte in de droogkamer, wanneer de ramen nog niet opengezet zijn, verschrikkelijk is. Ik ben zelf in eene fabriek op de hel geweest en kon het er niet uithouden. De fabrikant zeide mij dan ook: het is een zeer zwaar werk en ik ben altijd de eerste die den droogzolder opgaat, en de ramen openzet. Wanneer dan de stoom vervliegt is het er natuurlijk uit te houden.
Zoudt gij het dus niet beter vinden, daar de vrouwen toch altijd een zwak- | |
| |
ker geslacht zijn, om dat werk geheel aan de mannen over te laten? Ook, wanneer de stoom nog niet geheel weg is en de ramen gedeeltelijk openstaan, is het op de droogzolders zeer benauwd.
A. Ik geloof dat het voor mannen en vrouwen al even benauwd is, het is altijd een hoogst onaangenaam werk. Bovendien kan men in drukke tijden de warmte niet geheel laten weggaan, dan wordt er wel gewerkt in zeer verhitte gedeelten. Dit moet op den duur wel nadeelig zijn, zoowel voor mannen als voor vrouwen.
Nu is het wel mogelijk, dat de vrouw minder goed daartegen bestand is, maar in den regel verrichten de vrouwen dit werk slechts gedurende enkele jaren, daar zij gewoonlijk in den leeftijd van 23 en 25 jaren huwen, terwijl de mannen het hun geheele leven lang zouden doen. Daarom geloof ik, dat het in vele gevallen schadelijker voor de gezondheid der mannen zou zijn.
10995. V. Wij hebben zooeven gehoord van den heer Mutsaerts, dat hij zoowat de eenige was in Tilburg, die vrouwelijk personeel aan den machinalen weefstoel liet werken. Gij weet, dat er op de fabriek van Ledeboer en Co. - ik mag er gerust over spreken - een afzonderlijk lokaal voor vrouwen aan het machinale weefgetouw is. Nu zegt de heer Mutsaerts, dat vronwelijk personeel het evengoed kan doen als mannelijk personeel? Ge weet, andere fabrikanten denken er anders over.
A. Ik zelf prefereer mannen, en wij hebben dan ook uitsluitend mannen in de weverij. Ik geloof dat eene handige vrouw het evengoed kan doen, en die zijn er ook. Maar voor mij is een der bezwaren, dat eene vrouw in den regel op 22-, 23- of 24jarigen leeftijd huwt en men dus telkens van personeel moet veranderen, terwijl men een man, die eenmaal gevormd is, behoudt en later minder moeilijkheid heeft.
10996. V. Dat is de technische zijde der quaestie; maar hoe denkt gij over de zedelijkheid? Vrouwenarbeid is goedkooper; maar er zijn fabrikanten die geen vrouwen willen hebben, omdat zij meer dan het mannelijk personeel van hare plaats afgaan, praten enz. Kunt gij daar inlichting over geven?
A. Ik zou het niet verkiezen, dat mannen en vrouwen met elkander werkten; ik ben er voor, dat mannen alleen werken. Ik kan mij niet voorstellen, dat de orde gemakkelijk te handhaven zou zijn, als men mannen en vrouwen met elkander liet werken, vooral jeugdige vrouwen, hetgeen ik zeer zou af keuren.
10997. V. Wij hebben gisteren van een dokter gehoord, dat er in Tilburg onder het werkvolk nog al veel gevallen van breuken voorkomen. Kunt gij daarvoor eene reden opgeven? Ligt in den aard van het fabriekswerk eenige aanleiding dat de mannen gemakkelijk een breuk krijgen?
A. Ik geloof wel dat het mogelijk is bij de handweverijen, omdat daar de voeten mede werken, maar anders kan ik mij niet voorstellen dat het werk aanleiding geeft tot het verkrijgen van breuken.
10998. De heer Van der Sleyden: Worden op uwe fabriek boeten toegepast?
A. Ja, wij passen boeten toe voor het te laat komen, namelijk 5 centen voor elke 5 minuten, totdat het een half uur bedraagt. Na een half uur te laat mogen de werklieden niet meer binnen gelaten worden en moeten zij zich om 9 uren aan het kantoor vervoegen, om de reden van het te laat komen te verklaren. In de fabriek worden ook boeten toegepast voor kleine vergrijpen. Die boeten bedragen 5 centen voor elk vergrijp. De grootste straf voor hen is evenwel dat zij zelf naar het kantoor moeten gaan om te zeggen dat zij boeten gekregen hebben. Als dit 1 of 2 malen gebeurd is heeft dit zulk een indruk gemaakt, dat het opleggen van boeten verder niet meer noodig is.
De pas aankomende jongens vooral moeten langs dien weg aan orde en regel gewend worden; als zij een paar malen 5 cts. boete hebben moeten betalen en aan het kantoor zijn geweest, zijn zij spoedig genezen. Het een half uur te laat komen komt zeer zelden voor, en zooal, dan worden daarvoor gegronde redenen opgegeven. In de laatste jaren wordt daaromtrent geen boete opgelegd. Wij hebben de boeten zoo laag mogelijk gesteld, omdat met kleine boeten evengoed als met groote het doel wordt bereikt.
| |
| |
10999. V. Heeft het bedrag der boeten eene bepaalde bestemming?
A. Neen, het blijft het eigendom der fabriek, maar het is bijna niets.
Bij volwassenen slaagt men veelal beter door een gemoedelijk woord, wat bij kinderen doorgaans minder ingang vindt.
11000. V. De Voorzitter: Wij danken u zeer voor uw inlichtingen.
F.A.L. Van den Bergh. |
|