10789. V. Hoeveel Zondagsscholen hebt gij?
A. Drie, en nog twee voor de meisjes.
10790. V. Zijn er op die vijf Zondagsscholen te zamen 1300 leerlingen?
A. Ja, ruim 1300.
10791. V. In den regel zijn zij van 13-18 jaar?
A Ja, en ook oudere.
10792. V. Daar krijgen zij eenvoudig herhaald lager onderwijs?
A. Hoofdzakelijk, om de kinderen te geven waaraan zij het meest behoefte hebben.
10793. V. Is het kosteloos?
A. Alles kosteloos, de leermiddelen worden ook kosteloos verstrekt.
10794. V. Gelooft gij dat dit juist maakt waarom zij komen?
A. Volstrekt niet, daar zit het niet in, in geenen deele. Wij hebben zelfs bij wijze van proef ingevoerd een schoolgeld van een dubbeltje in de maand te heffen. Wij hebben daardoor geen leerlingen verloren, maar hadden integendeel dat jaar er 50 meer dan het vorige.
10796. V. Komen op die Zondagsscholen ook kinderen van fabriekarbeiders?
A. Meestal zijn het fabriekarbeiders en ook ambachtslieden.
Het grootste gedeelte bestaat uit fabriekskinderen.
10797. V. Als gij 3000 kinderen op de lagere scholen hebt, hoe komt het dan dat gij er maar 1300 op de Zondagsscholen hebt?
A. Er zijn er velen die wèl op de dagsschool, maar niet op de Zondagsschool komen. Tot het bezoeken van de Zondagsschool wordt niemand gedwongen. Die de Zondagsschool niet geregeld bezoekt, wordt reeds wanneer hij voor de tweede keer verzuimt, niet meer toegelaten. Op het geregeld komen zijn wij zeer streng.
10798. V. Maar gij wendt uw invloed niet aan om kinderen op de Zondagsschool te krijgen, hetgeen gij wel doet voor de lagere school?
A. Wij doen veel om maar tetoonen dat wij alles voor de kinderen over hebben; verder gaan wij niet.
10799. V. Als ik goed verstaan heb, dan hebt gij gezegd: als wij maar herhalingsonderwijs konden geven? Wat bedoelt gij daarmede?
A. Van herhalingsonderwijs heb ik niet gesproken. Ik heb gezegd: als wij herhaald onderwijs in den loop van de week konden geven, dan zou dat onderwijs zeer bevorderd worden.
10800. V. Hadt gij daarbij de avondschool of eene bijzondere school op het oog?
A. Ik heb zooeven willen zeggen dat wij in de week niet kunnen geven wat wij Zondags doen.
10801. V. Dus het was niet uwe bedoeling dat gij het wenschelijk acht, maar niet bereikbaar, helaas! dat 's avonds de kinderen van 12 tot 16 jaar herhalingsonderwijs krijgen?
A. Als het kon gebeuren.
10802. V. Dat had ik uit u begrepen.
A. Er is geen mogelijkheid op.
10803. V. Waarom niet?
A. Om gebrek aan personeel. Die overdag bezig is, behoeft inderdaad 's avonds niet afgetobt te worden. Ik heb menigen onderwijzer gesproken van eene herhalingsschool, maar de lust gaat er af, als ook de lust bij de leerlingen ontbreekt. Het is geen kleinigheid een heelen dag voor eene klasse te staan.
10804. V. Neen, dat begrijp ik, en ook dat men met de kinderen zit, als die een heelen dag op de fabriek zijn geweest?
A. Ja, dat is een groot bezwaar. Dat ontneemt bij de onderwijzers den prikkel. Mijnheer de Voorzitter! Ik heb over de punten, die hier in aanmerking kunnen komen, rijpelijk nagedacht en die zelfs grootendeels op schrift gebracht. Mag ik dat kortheidshalve maar voorlezen?
10805. V. Gaarne, deel ons dat eens mede.
A. Omtrent den invloed van de wet van 1874 op de kinderen kan ik niets verder zeggen dan dat daaruit resulteert dat de kinderen tot 13 jaar op school blijven. Er zijn misschien 30 of 35 kinderen, die vóór hun 13de jaar de school verlaten.
10806. V. Vóór hun 13de jaar?
A. Ja zeker, tot hun 13de jaar.