gens genieten ook onderwijs in andere vakken, zooals Nederlandsche taal, aardrijkskunde, kennis der natuur, enz.
10276. V. Loopen de uren van de lessen aan die avondschool niet in elkander met uren waarop juist op de fabrieken gewerkt moet worden?
A. Zooals ik zooeven gezegd heb zijn het meestal ambachtslieden die daar komen.
10277. V. Dus niet kinderen van fabrieksarbeiders?
A. Minder.
10278. V. Van hoe laat tot hoe laat moeten die kinderen van fabrieksarbeiders, die jongens van 12-16 jaar, op de fabrieken werken?
A. Zoo lang - om eene uitdrukking te gebruiken, die in Tilburg algemeen bekend is - als de fabriek draait.
10279. V. Maar hoe laat draait zij?
A. Dat is verschillend Tegenwoordig tot 's avonds 8 uur.
10280. V. En hoe laat begint men?
A. Zoodra als men zien kan. Er zijn echter wel fabrieken, die wanneer zij het druk hebben en er spoed-bestellingen moeten geëffectueerd worden, wat vroeger met gaslicht beginnen. Zij eindigen gewoonlijk echter 's avonds om 8 uur.
10281. V. Ik zal u op den man af iets vragen, maar ik vraag geene namen; dat delicate punt raak ik niet aan Zijn er fabrieken, van welke gij gelooft dat het werk voor jongens van 12 tot 16 jaar er wel een beetje lang duurt?
A. Ik ken er geene. Zelfs heb ik in de kamer van koophandel met verwondering gehoord, dat men dit te veel overdreef. Wij hebben later een brief verzonden, waarin wij die quaestie behandeld hebben, hoofdzakelijk omdat er, wanneer er aan de machinerie een gebrek is, dit 's nachts hersteld wordt.
10282. V. Dát is eene geheel exceptioneele zaak. In zulke gevallen moeten in iedere huishouding, in iedere particuliere zaak de handen uitgestoken worden op welk uur van den dag of nacht ook.
Maar om eens bij dit punt te blijven. Gij hebt toch ook wel eens gehoord dat er in Tilburg fabrieken zijn, waar 16 uren gewerkt werd door volwassenen en jongens ook?
A. Ja, maar die het gezegd heeft wilde geen namen noemen.
10283. V. Maar in de kamer van koophandel is de zaak toch een paar jaar geleden besproken geworden?
A. Zeker.
10284. V. En er waren toen onder de heeren, die dat wat te bar vonden; niet waar?
A. Ja, maar men weet niet waarom de een dat van den ander zou vertellen.
10285. V. Maar het feit was toch zoo?
A. Degeen, die het gezegd heeft verdient alle geloof.
10286. V. De fabrieksbevolking in Tilburg schijnt zich nogal gunstig te onderscheiden. De menschen zijn tevreden over de patroons en de geest schijnt goed te zijn?
A. Ja, ik kan bevestigen dat het goed marcheert met den werkman.
10287. V. Hebt gij wel eens slechter tijden, in dit opzicht, gekend?
A. Neen.
10288. V. De verhouding is dus altijd goed geweest?
A. Ja. Eens hebben de wevers eener fabriek bij eene loonsvermindering die een gevolg was der concurrentie, zich verzet, maar die quaestie is dadelijk hersteld geworden.
10289. V. Het is derhalve een unicum in de geschiedenis der Tilburgsche industrie dat zich die zaak heeft voorgedaan?
A. Ik beschouw het zoo.
10290. V. Het leven van den arbeider, zijne woning, zijn bestaan, is dat alles in Tilburg ook niet tamelijk goed?
A. Ik houd het voor zeer goed, wanneer ik het vergelijk bij hetgeen men in groote steden ziet. De menschen hebben allen eene woning, die zoodra men de voor- of achterdeur open doet, dadelijk toegang geeft tot de open lucht. velen hebben er een tuintje bij, waar zij aardappelen kunnen verbouwen. Ik geloof, dat men op dit gebied zeer tevreden mag zijn.
10291. V. Dat een arbeider een eigen woning heeft is geen zeldzaamheid?
A. Er zijn er verscheidenen, die spaarzaam zijn, die leggen wat over, zooals men dat zegt; een metselaar of aannemer is licht genegen een woning te bouwen, er wordt geld opgenomen, dat