mij wel dat de menschen daarin moeten verkeeren. Nu is dat zoo erg niet, als het hier in den Haag afgeschilderd wordt, zoodat zij er van dood gaan. Ik heb nog een man in mijn dienst van 66 jaar, die is vlasbraker, en die heeft mij vóór mijn vertrek nog gezegd, dat ik gerust kan zeggen, dat hij geen last van stof had.
Men zou eene verordening kunnen maken, waarin bepaald werd om de keten iets breeder en hooger temaken, zonder zoldering of tilt en dat de zwingelaars een weinig van elkander moesten geplaatst worden, dan zou de stof zeer verminderen.
Ik heb maar een slechte keet, maar ik kan hem niet langer of breeder maken. Aan den eenen kant staat de drogerij, en daar mag ik niet te dicht bijkomen, aan den anderen kant is mijn inrij, aan den derden kant is de rijweg. Van de vlasboeren kan niets meer gevergd worden, er zijn er al veel over den kop gegaan; van de week zal er nog eene groote verkooping van een vlasboer plaats hebben. Ik zit aan alle kanten tusschen de vlasboeren.
9902. V. En hebt gij ons nog iets te zeggen, wat gij begrijpt dat ons van nut zou kunnen zijn bij ons onderzoek?
A. Ja, ik heb nog wel eens gedacht over het lot van die kinderen van 12 jaren die in de kooi bij mij werken. Ik heb bij mij een, die met zijn vader meekomt om 5 uur. en tot 's avonds 5 uur met hem meewerkt. Ik heb den vader al dikwijls gezegd: laat dien jongen tot zeven uur liggen, de verdiensten blijven hetzelfde, en van slaap groeien de jongens evengoed als van eten, maar de vader doet het niet.
9903 V. Waar eet zoo 'n jongen dan?
A. Bij zijn ouders thuis.
9904. V. Gaan zij schaften?
A. Ja, zij beginnen van 5 uur tot 7 uur, dan hebben zij een half uur rust, dan wordt weer gewerkt van 7½ tot 9 uur, en daarop gaan zij een vol uur eten.
9905. V. In de kooi?
A. Neen, zij gaan naar huis. Dan beginnen zij om 10 uur weer tot 12 uur. Dan ‘stappen’ zij een half uur zooals wij dat noemen, dan werken zij weer tot 2 uur, rusten dan weer een vol uur, en dan gaan zij door tot 5 uur.
9906. V. Zij hebben dus nogal dikwijls rust.
A. Ja. langer dan twee uur achtereen wordt nooit gewerkt.
9907. V. Kan dat ook zijn omdat zij het niet langer kunnen uithouden?
A. Neen, het is een gewoonte, daar men niet aan kan veranderen, en wij zijn geen groote bazen, al gaat het nu wat beter, nu mevrouw Smit haar werf wat heeft laten schieten, maar ik voor mij kan geen volk genoeg krijgen om mijn vlas te kunnen bewerken, zooals het behoort.
9908. V. Dus de loonen zullen redelijk hoog zijn?
A. Het zomerloon is van allen gelijk; maar het winterloon verschilt veel. want het hangt af van de handigheid. Het bedraagt van f 4 tot f 7,50.
9909. V. Hoe is het in de laatste jaren gesteld met het jeneverdrinken onde bevolking?
A. Daarin is een beterschap waar te nemen van 100 pet.
9910. V. Waaraan schrijft gij dat toe?
A. Dat kan ik niet zeggen. Toen ik een jongen was, een twintig jaar geleden, zag men ze dikwijls bij twintigtallen over den dijk rollen. Maar thans wordt er geen bepaald misbruik van. sterken drank meer gemaakt.
9911. V. Maar verdienen zij thans misschien niet genoeg meer om te kunnen drinken?
A. De verdiensten zijn ongeveer dezelfde als vroeger. Vroeger hadden wij groote kooien met volk, dan namen wij natuurlijk alle man. Nu zijn er langzamerhand scheepswerven bij ons gekomen, waar de kloeke mannen veelal naar toe gaan. De kooien zijn nu kleiner geworden, en hoe kleiner hoe zedelijker.
9912. V. Daarin is men dus ten goede vooruitgegaan?
A. De zedelijkheid is zeer vooruitgegaan, wij hebben nu niets geen last meer bij het werk.
9914. De Voorzitter: Wij danken u voor uwe komst. Uw verhoor is afgeloopen.
As. Van 't Zelfde.