| |
Verhoor van den heer M.J. Van de Waal.
4252. De Voorzitter: Ik verzoek u op te geven uw naam, uwe voornamen, uw beroep, uw ouderdom en uwe woonplaats?
A. Marinus Johannes Van de Waal, firma M.J. Van de Waal en Co., vervaardiger van vrouwenkleederen in het algemeen, oud 50 jaren, wonende te Amsterdam.
4253. V. Zijt gij reeds lang in de zaken?
A. 25 jaren.
4254. Hebt gij een talrijk personeel?
A. Ruim 200 werkmeisjes. Buitendien 10 mannelijke arbeiders, verder eenige juffrouwen en het kantoorpersoneel.
4255. V. Zijn die werkmeisjes allen ongehuwd?
A. Ja.
4256. V. Loopt de leeftijd uiteen?
A. 4 van 12 jaar, 40 tot 18 jaar, deze leeftijd is de beste om het vak te leeren, daar het eene nieuwe industrie geldt. Wel is het maken van kleederen hier te lande voldoende bekend, maar niet zoo, om tot eiken prijs tegen het buitenland te kunnen concurreeren, van waar kleederen in massa worden ingevoerd. Voor die concurrentie is een beter geoefend personeel een eerste vereischte.
4257. V. Gij hebt dus het liefst dat de meisjes op 14jarigen leeftijd bij u komen?
A. Ja, wanneer wij tijd hebben; anders neem ik ze tot elken leeftijd. Het schijnt dat oudere meisjes zich minder gemakkelijk voegen. Sommige zijn bij mij oud geworden en zijn toch niet gehuwd. Er zijn enkelen van 30, 40 jaar.
4258. V. Maar zij komen meestal op jeugdigen leeftijd, en gij hebt dat het liefst, omdat zij het beste bekwaamheid in haar vak verkrijgen?
| |
| |
A. Ja.
4259. V. Hebt gij het als een soort van regel aangenomen dat, als zij huwen, zij dan bij u afgedaan hebben, of is het toeval?
A. Neen, maar als zij gehuwd zijn, willen zij uit valsche schaamte niet meer werken.
4260. V Bij u is er dus op dat punt geen voorschrift, maar het komt op hetzelfde neer, want zij zijn er niet?
A. Juist.
4261. V. Hoe laat komen die meisjes des ochtends?
A. In gewone tijden, als er niet te veel werk is, komen zij om 8 uren en blijven tot 6 uren. Dit hebben zij het liefst, omdat zij dan achtereen alles afwerken en des avonds vrij zijn, ook zou het voor velen, met het oog op den grooten afstand van hare woning, bezwaarlijk zijn. Zij, die van goede familie zijn, werken des avonds te huis; anderen gebruiken haar tijd voor andere zaken.
4262. V. Waarom zoudt gij liever wenschen dat die tijd wat langer uit elkaar liep?
A. Omdat het werken aan één stuk niet zoo goed is als met eene tusschenruimte van 1 à 2 uur. In dit laatste geval hebben zij afleiding en verpoozing.
Dat werken aan één stuk mat dunkt mij meer af. Het zou veel moeite kosten ze er toe te brengen over dag eenigen tijd naar huis te gaan om rust te nemen; het achtereen werken bestaat nu eenmaal, en dat laten zij niet los.
4263. V. In het belang van uw eigen werk en ook omdat gij goeden wil hebt voor degenen, die bij u werken, zoudt gij liever een weinig langer rusttijd tusschen in wenschelijk oordeelen, maar gij kunt ze er niet toe brengen, niet waar?
A. Ja.
4264. V. Op de fabriek krijgen zij toch een uur of anderhalf rust?
A. Ja, tweemalen een half uur.
4265. V. Op welke tijden van den dag?
A. 's Morgens om negen uur en om een uur, maar 's morgens is het nogal beel lastig, omdat zij per stuk betaald worden, zoodat elk oogenblik dat zij werken voor hen geld waard is; die het meeste werkt krijgt het meest betaald.
4266. V. Maar gij geeft ze de gelegenheid om twee malen per dag te rusten?
A. Ja.
4267 V. En krijgen zij in den rusttijd van u wat?
A. Koffie.
4268. V. Betalen zij daarvoor?
A. Voor de koffie niet, ze betalen wel wat dat zij koffiegeld noemen, maar dat is voor het schoonhouden van hare plaats.
4269. V. Wat betalen zij daarvoor?
A. Ik geloof vier centen in de week.
4270. V. Is er dan een apart persoon voor om voor het schoonhouden te zorgen?
A. Ja, de portier. Deze regeling is van de oprichting van de zaak al in 1860 ingeslopen. Ik begon toen zeer klein met ééne werkster. Het was toen 's avonds de gewoonte dat deze zelve hare plaats aanveegde, Toen het personeel langzamerhand grooter werd, veegden zij om de beurt. Ik kreeg daar weldra echter heel veel moeite mede, en daarom bepaalde ik dat ieder meisje 4 cents voor het schoonhouden van hare plaats zou betalen en degene, die zich met die taak belastte, het geld zou ontvangen. Later is die taak in handen van den portier gekomen. Die ontvangt nu, buiten zijn loon, f 18 per week, dus f8 voor het schoonhouden van de werkplaats. Hij heeft daar een paar schoonmaaksters voor aangenomen. Die f8 gulden zijn daarvoor wel niet voldoende, maar het is toch eene kleine vergoeding.
4271. V. Dus al wordt het koffiegeld genoemd, het dient feitelijk voor het schoonhouden van het lokaal?
A. Juist.
4272. V. En worden zij allen per stuk betaald?
A. Neen, want het snijden kan niet per stuk gaan; daarmede zouden zij mij te veel kunnen bederven. Die meisjes krijgen vast loon, werk of niet; en voor overwerk, dat nooit bijna langer is dan een uur, worden zij betaald. Ook op feestdagen gaat haar loon door; niet op Zondagen, want die worden niet als feestdagen beschouwd, maar ik bedoel Kerstmis, Paschen, Pinksteren, Hemelvaartdag enz.
4273. V. Krijgen zij voor die dagen
| |
| |
het gemiddelde loon voor stukwerk?
A. Neen, dat geldt alleen degenen die vast loon hebben.
4274. V. Dat zijn dus meer de betrekkingen van vertrouwen?
A. Ja, zij rekenen op haar loon en eene korting voor zulke dagen zou haar allicht in ongelegenheid brengen en wat maakt mij een werkloon over die weinige dagen uit op een geheel jaar?
4275. V. Het aantal meisjes waarover wij nu spreken is niet groot?
A. Een vijfentwintigtal van de 200.
Het knippen, bij voorbeeld, kan zoo haastig niet gedaan worden. Om tijd voor zich zelf te winnen, zouden de meisjes mijn goed bederven.
4276. V. De hoofdartikelen, die gij tegenwoordig maakt, en sinds lange jaren maakt, zijn?
A. Korsetten, rokken en boezelaars. Ik ben begonnen met crinolines en tournures.
4277. V. Gij zijt begonnen met één meisje, niet waar?
A. Ja.
4278. V. Welke artikelen hebt gij toen achtereenvolgens gemaakt?
A. Korsetten, en dan heb ik er ook bij gemaakt, omdat ik niet wist of ik slagen zou, boezelaars. Een tijdlang heb ik ook pantoffels gemaakt, maar daar ik genoeg werk kreeg, was het niet noodig om dit er bij te doen.
4279. V. Dus in plaats dat het buitenland u verdringt, verdringt gij thans het buitenland? Het buitenland doet zeker in uw vak ook wel zaken?
A. Ja, Engeland, Duitschland en België trachten hier ook zaken te doen, maar ik geloof toch dat het grootste gedeelte bij mij gemaakt wordt, zoowat de helft of drie kwart.
4280. V. Altijd van de binnenlandsche consumtie, niet waar?
A. Ja.
4281. V. En verkoopt gij ook in het buitenland?
A. Ja, in Duitschland kan ik niet verkoopen. In Zweden en Noorwegen ben ik bezig, in Denemarken en België heb ik nogal veel succes. Als ik restitutie van het inkomend recht kon krijgen, zou mij dit veel steunen. In het algemeen, zooals mijn zaak ligt, zou ik niet voor bepaalde bescherming zijn. Dat verlang ik niet; ik voel mij sterk genoeg. Mijne zaak bewijst het trouwens; ik houd die gaande, heb werk genoeg en heb gereusseerd, maar om voor het buitenland te werken, zijn de rechten, die ik betaald heb, te bezwarend.
4282. V. Op de grondstoffen?
A. Ja.
4283. V. Welke meer bepaald?
A. Voor al wat ik maak; ik noem grondstoffen de goederen waarvan ik mijne producten maak.
4284. V. De manufacturen dus?
A. Ja, dat zijn mijne grondstoffen.
4285. V. Dat is dus uw eenige grief op het gebied der inkomende rechten, dat gij inkomende rechten moet betalen voor uwe grondstoffen, wat uw prijzen voor het buitenland te hoog maakt; maar gij hebt geen behoefte aan bescherming?
A. Het zou mijn zaak veel gemakkelijker te drijven maken, dat spreekt vanzelf, maar ik wensch alleen bij den uitvoer restitutie voor het betaalde recht bij den invoer der grondstoffen die ik verwerk.
4286. V. Hebt gij in België een groot débouché?
A. Dat schikt nogal. Toen ik mij voor een paar jaren in Luik bevond, zag ik daar in een winkelkast Duitsch werk. Wanneer de Duitschers daar konden verkoopen dan kon ik het ook. Daarop heb ik in Brussel een agent geplaatst en die heeft geprobeerd mijn artikelen in België te plaatsen. Dezer dagen heb ik veel verkocht; onder anderen heb ik eene bestelling gekregen van f 6000 van één persoon.
4287. V. Alleen voor corsetten?
A. Ja.
4288. V. Probeert gij in Frankrijk ook uwe waren te verkoopen?
A. Neen. Mijne hoofdzaken drijf ik in het binnenland en de overproductie geef ik met eene zeer kleine winst. Om tegen de buitenlandsche fabrieken in België te concurreeren, zijn deze rechten voor mij zeer zwaar!
4289. V. Zij bedragen toch slechts 5 pct. op de grondstoffen, als het zelfs 5 pct. is.
A. Dat is zoo; natuurlijk betaal ik geen rechten voor mijn maakloon en winst!
4290. V. Thans komen wij tot punten,
| |
| |
die meer bepaald besproken dienen te worden - het vorige was eigenlijk eene kleine excursie.
Krijgen de meisjes, wanneer zij bij u komen, eene geregelde opleiding, is daarop eene zekere orde gesteld, of worden zij zoo maar aan het eene of andere werk gezet?
A. Daarmede heb ik nog al veel moeite. Voor mijne industrie kan men geen personeel vinden; men moet dat eerst zelf vormen. Zoo kan ik op het oogenblik, nu er bijzonder veel werk is, geen menschen vinden en kom dus handen te kort, want ik mis den noodigen tijd om te leeren.
Nu ben ik begonnen met een tijd lang voor het te leeren te betalen, maar daarvan werd al spoedig misbruik gemaakt. Toen het spoedig al meer en meer bekend werd, dat men bij mij kon leeren en dan nog geld verdienen, door bij voorbeeld 3 maanden op de naaimachine te werken, kwamen de meisjes drie of vier maanden en bleven dan weg, zoodat ik loon voor niets betaalde. Toen betaalde ik niet langer, maar stelde iemand aan die het haar leerde. Dit ging ook niet. Ik kon niemand vinden die den goeden tact bezat om met haar om te gaan, want ik moest altijd onder de werkers komen. Nu heb ik eene methode gevonden, die bevalt mij het best. Zij verdienen niets en worden gezet bij eene goede werkster. Die leert haar, en wat zij verdienen wordt betaald aan de werkster die haar leert.
4291. V. Die krijgt er dus belang bij?
A. Ja. Zij is er op die wijze bij geïnteresseerd de meisjes goed op te leiden en dat betaald te krijgen. Als er nu eene wat minder geschikt of ontwikkeld is om het werk te doen, nemen wij bijv. 8 weken leertijd, of, meenen wij dat zij het spoediger zal kennen, dan 4 weken. Wat zij daarna doen wordt aan haar zelve betaald.
4292. V. En bij die wijze van doen gelooft gij de meisjes het snelst onderwezen te krijgen?
A. Ja.
4293. V. Gij zeidet geheel in het begin van uwe verklaring, dat zij in den gewonen tijd om 8 uren komen; maar zijn er geen buitengewoon drukke tijden dat zij vroeger komen moeten?
A. Ik heb het thans zeer druk en het is winter: nu komen zij om 8 uren en blijven tot half 7. Zijn wij wat verder, dan komen zij misschien een half uur vroeger. Meer wordt er niet overgewerkt. Ik zou het dikwijls wel willen, want als er veel werk te krijgen is, en men kan geen personeel vinden, zou men het eenvoudig moeten weigeren.
4294. V. Dus wij zien met uwe zaak dat er voor meisjes, die willen, gelegenheid is om op eerlijke wijze een stuk brood te verdienen?
A. Die vraag kan ik niet zoo bevestigend beantwoorden Ik kan niet alles gebruiken. Op dit oogenblik zou ik gelegenheid hebben aan 25 meisjes meer werk te verschaffen.
4295. V. Bieden zij zich aan?
A. Men kan altijd menschen genoeg krijgen, maar niet allen zijn geschikt. Wanneer zij een paar maanden gewerkt hebben dan kunnen zij nog slechts het gemakkelijke werk doen en beginnen zij wat te verdienen. Maar om goede werksters te vormen, die wat moois kunnen maken, heeft men wel een jaar noodig. Dan eerst hebben ze wat routine gekregen.
4296. V. Dus de uitbreiding van den werktijd bepaalt zich tot een half uur 's morgens en een half uur 's avonds?
A. Ja, in het geheel tot één uur per dag.
4297. V. Zijn de meisjes gesteld op dat overwerk?
A. Velen zouden dit wel wenschen. Maar ik werk met een staf, die des zomers en des winters of er veel dan wel weinig werk is, hetzelfde loon ontvangt; die meisjes verdienen niet meer bij langer werk en zijn dus niet genegen meer werk te doen, wel het personeel dat op stuk werkt; met beide categorieën moet ik rekening houden. Te 6 uren à half 7 gaan de meisjes naar huis, en zij die door de ouders behoorlijk worden nagegaan werken dan voor anderen. Sommigen echter doen niets meer.
4298. V. Zij nemen dus geen werk van u mede naar huis?
A. Zelden, en daaromtrent worden zij geheel vrijgelaten.
4299. V. Wat verdienen zij?
A. De beste kunnen f 8 à f 10 verdienen, de meesten verdienen van f 5 tot f 8,
| |
| |
al naarmate zij beter geoefend zijn. Vroeger had dat op stuk werken niet bij mij plaats, maar ik vond het zeer onaangenaam haar steeds te moeten aanzetten tot werken. Eene goede werkster, die een weinig beschroomd is en niet durft tegenspreken, verdiende dikwijls minder dan eene, die brutaal was en weinig uitvoerde. Daarom heb ik het stelsel van op stuk werken ingevoerd, omdat zij die het meeste doet, nu ook het best betaald wordt.
4300. V. Zijn er veel meisjes onder, die moeten leven van haar weekgeld, of zijn het voor het meerendeel kinderen uit gezinnen?
A. Weinigen leven van hetgeen zij bij mij ontvangen; de meesten ondersteunen daarmede hare ouders, en geven bijv. de helft aan hare moeder af en behouden de andere helft voor zich.
4301. V. Ik vraag u dit, omdat het voor meisjes die zes gulden 's weeks verdienen, toch moeilijk moet vallen daarmede rond te komen?
A. Ja, dat zou heel moeilijk zijn, maar die zijn er niet veel bij. Het zijn meestal dochters uit gezinnen, die uitgaan om te werken.
4302. V. Wat zedelijkheid en gedrag betreft hebt gij geen reden tot klagen?
A. Over het geheel niet. Er komen wel eens enkele gevallen voor, maar dan worden zij verwijderd. De hoofdtoon is goed, zij controleeren trouwens elkander. Zelf heb ik er niet veel mede te doen, maar de juffrouwen houden er de hand aan met het oog op hare eigen reputatie. Zijn er bij, die niet goed zijn, dan maken de meisjes, die net zijn en reeds lang bij mij zijn geweest, op haar opmerkzaam en zeggen: dat meisje, moet, geloof ik, hier niet zijn en ik zou gaarne zien dat zij hier vandaan ging. Het is ook voorgekomen dat, als ik geen gevolg had gegeven aan de gemaakte opmerkingen, de nette meisjes zouden zijn weggegaan. Maar doordat ik er de hand aan houd, is de reputatie van mijn personeel in de stad gunstig.
4303 V. En zijt gij zelf tevreden?
A. Ja.
4304. V. Hebben de meisjes het bij u naar den zin?
A. Ik geloof het wel.
4305. V. Bemerkt gij niets van een geest van ontevredenheid of wrevel bij haar?
A. Neen.
4306. V. Gij hebt immers niet lang geleden uwe naaimachines doen veranderen wat de beweegkracht betreft?
A. Ja, zij worden nu alle met stoomkracht in beweging gebracht.
4307. V. De meisjes hebben zich dus daarmede niet te vermoeien?
A. Neen, vroeger wel. Ik heb gezien dat, wanneer de meisjes op haar 15de, 16de of 17de jaar aan de trapmachines gingen werken, zij er langzamerhand slecht begonnen uit te zien. Dat was voor mij natuurlijk niet aangenaam, en daarom besloot ik met stoom te gaan werken. Door het sneller werken worden de onkosten nagenoeg vergoed. De reparatiekosten zijn echter veel hooger geworden. Iedereen toch, die met een hand- of trapmachine werkt, voelt terstond of er iets hokt en of de machine gesmeerd moet worden. Zij zorgen vanzelf, dat het gemakkelijk loopt. Met de stoommachine is dat niet het geval. Daarbij moet men zeer oplettend zijn om te bemerken of de machine wel goed gesmeerd is, en niet droogloopt Het goed smeren is het behoud van mijne machines.
4308. V. Gij hebt dus in het belang van de meisjes, omdat gij zelf bespeurdet dat het werken aan de trapmachine schadelijk voor haar was, dat bezwaar opgeheven door de invoering van stoom?
A. Juist.
4309. V. Hebt gij wellicht nog meerdere veranderingen en verbeteringen in het belang van de meisjes ingevoerd op uwe fabriek?
A. Ik heb bemerkt, dat eene goed ingerichte werkplaats en eene goede omgeving invloed uitoefenen op hetgeen de meisjes doen. Frissche lucht, zindelijke omgeving, goed gewitte muren, geven eene goede dispositie voor het werk, dat men te doen heeft. Als dat alles minder gunstig is, als de meisjes moede worden van het trappen, dan worden zij ontevreden en de arbeid vlot niet zoo. Ik mag dan ook verklaren, dat ik op hetgeen ik in die richting deed, bevredigende resultaten heb verkregen.
4310. V. Hetgeen gij dus uit onder- | |
| |
vinding geleerd en in het belang der meisjes hebt tot stand gebracht, is ten slotte ook ten goede gekomen aan het fabrikaat?
A. Ja.
4311. V. Weet gij ook uit uw hoofd hoe groot uwe lokalen zijn? Zij zijn groot, dat heb ik wel gezien.
A. Het gebouw is zóó ingericht, dat overal dezelfde lucht wordt ingeademd, door middel van eene groote binnenplaats.
4312. V. Gij hebt ook eene inrichting om bij te groote warmte op uitstekende wijze verversching van lucht aan te brengen, niet waar?
A. Ja.
4313. V. Wat hebt gij daar dan?
A. Er zijn 5 verdiepingen boven elkander en in elke vloer is een tamelijk groot gat, dat door een hekje is afgesloten tegen het vallen, en bovenin is een glazen dak op wielen, dat men kan wegrollen. Als het niet te koud is, rollen wij het dak met een handmechaniek, die beneden in de zaal is, weg en kunnen zoodoende gemakkelijk ventileeren.
4315. De heer Van Alphen: Sedert hoe lang hebt gij dat trappen van de machines doen ophouden, en door stoomkracht doen vervangen?
A. Dat is gebeurd in 1874.
4316. V. Heeft het gebruiken van stoom geen aanleiding gegeven tot het verspreiden van meer katoenstof, als toen er langzamer werd gewerkt?
A. Neen, de machines geven niet veel stof.
4317. De Voorzitter: Hebt gij nog al eens te doen met ziekte onder uwe werksters?
A. Jawel. Het werk is wel niet gevaarlijk, maar de meisjes kunnen toch wel eens een ongeluk krijgen, hetzij door vallen, hetzij zij de vingers kwetsen of zoo iets. Blijven zij daarvoor thuis, dan krijgen zij het loon uitbetaald.
4318. V. Mag ik u even in de rede vallen. Het zijn stukwerksters waarvan gij nu spreekt. Dus gij geeft haar zeker dan het gemiddelde van hetgeen zij verdienen, gij slaat er dan een slag in?
A. Ja, de anderen hebben een vast weekloon.
Wie gewoon ziek wordt, krijgt geen uitbetaling, maar - en dit is ook mijn belang, want de meisjes hebben veel zorg en moeite gekost om ze zoo ver te brengen dat zij goed werk leveren - maar hare plaats blijft open, als het goede werksters geldt.
4319. V. Maar gij hebt dan geen vaste regelen om bij gewone ziekte uitkeering te doen. Wel als de ziekte gekomen is door of in verband staat met het werk?
A. Ja, dat is iets dat geheel van mij uitgaat, ik heb daar geen vaste regelen voor. Is het eene werkster, die ik op prijs stel, dan geef ik haar eene wekelijksche toelage; maar dikwijls zijn het meisjes van familie's waar men het niet zoo erg noodig heeft en waar men er dan ook niet om vraagt. De omgang van het personeel met hunne ouders is een groot voordeel. Wanneer men met mannen werkt dan wordt er niet zoo erg op gelet of het zedelijk gedrag al niet zoo heel gunstig is; maar bij meisjes is het geheel anders. Wanneer er op het zedelijk gehalte van een harer wat te zeggen valt, dan willen de anderen gewoonlijk niet met haar werken.
Wanneer de meisjes bij mij des Zaterdags betaald worden, dan krijgen zij een briefje mede, waarop hun gedrag staat en de uren waarop zij gekomen en weggegaan zijn. Op die wijze kunnen de ouders met mij medewerken in het belang van de meisjes.
Wanneer woorden niet helpen, dan worden zij door boete gedwongen. Dit zijn echter slechts kleinigheden en eenvoudig middeltjes, die gebruikt worden om prestige uit te oefenen.
4320. V. Hebt gij wel eens goede resultaten van dat medegeven van die briefjes ondervonden?
A. Ja, somtijds wel. Alles hangt echter in dat opzicht van de ouders af. Letten deze er niet op. dan geeft het niets of ik hen al in de gelegenheid stel.
Op die briefjes staat wat de meisjes verdiend en hoe zij gewerkt hebben, hoe laat zij zijn gekomen en gegaan zijn. De vader of moeder, of wien het aangaat, kan dan vragen hoe dat komt en er mij over spreken, hetgeen dan ook wel gebeurt. Ook zeggen wij zelfs wel eens aan de ouders dat hun dochter
| |
| |
meer geld zou kunnen verdienen, wanneer zij goed doorwerkte. Het is ons daarbij te doen om eene aansporing van huis te hebben. Hoewel wij dien steun niet altijd genieten, bestaat er echter over het algemeen reden tot tevredenheid.
4321. V. Gij zeidet daar (en op de wijze waarop het door u gezegd werd, begrijp ik dat het in hoogst onbeduidende mate bij u plaats heeft), dat gij, als een der middelen om de meisjes op den goeden weg te houden, het middel van boeten gebruikt?
A. Ja, als zij te laat komen, verbeuren zij 5 cents. Geschiedt het voor de tweede maal, dan is het weder 5 cents; maar voor de 3de maal krijgen zij 10 cents boete per week. Zijn zij dus in de week driemaal te laat gekomen dan is dat 20 cents. Wij doen het niet om die boeten te hebben, maar om haar tot verbetering te brengen.
4322. V. Hebben die boeten eene of andere bestemming?
A. Eene bestemming eigenlijk niet. Ik heb reeds dikwijls gezocht er iets mede te doen, maar ik heb het nog niet gedaan.
4323. V. Is het iedere week een cijfer van eenige beteekenis?
A. Neen, veel wordt het niet.
4324. V. Een gulden of tien?
A. Omtrent f3, soms iets meer, soms iets minder.
4325. V. Gij hebt dus geen middel gevonden om dat geld op de eene of andere wijze aan te wenden, om de meisjes aan te moedigen?
A. Ik zou het wel willen, maar het is nog al moeilijk er iets mede te doen.
4326 V. Waarom? Is dit weder omdat gij eene of andere ervaring hebt, dat ge dit of dat niet met haar moet doen?
A. Neen, dat toch niet. Ik zou het liefst willen dat ik het kon gebruiken voor degenen die het best op haar tijd komen, zoodat aan degenen, die geregeld op tijd komen, ten goede kwam wat de anderen als boeten moeten betalen. Maar ik heb daarvoor nog niet een goeden vorm kunnen vinden.
4327. V. Wij spraken zooeven van ziekten met het oog op ondersteuning van uw kant. Komen er vele ziektegevallen voor bij uw personeel?
A. Neen.
4328. V. Gij hebt dus niet den indruk dat het werken in uw vak of het verblijf in uwe lokalen een slechten invloed heeft op de gezondheid van uw personeel?
A. Neen, ik ben overtuigd dat zij het bij mij beter hebben dan in hun eigen huis.
4329. V. Ik geloof dat gaarne, want ik vond inderdaad uwe lokalen uitstekend.
Gij hebt eene Schets van vragen ontvangen. Wenscht gij naar aanleiding van die vraagpunten voor uw vak of voor andere vakken iets mede te deelen?
A. Daarin wordt gesproken van de naleving der wet op den kinderarbeid. Maar ik heb geen kinderen beneden de 12 jaren. De meisjes worden aangenomen door tusschenkomst der directrice, daar zij met iemand van haar eigen geslacht gemakkelijker spreken dan met mij. Toen u mij bezocht, Mijnheer de Voorzitter, waren er 4 meisjes boven de 12 jaar.
4330. V. in 1874 waart gij al aan het werk, hadt gij toen kleine meisjes?
A. Die heb ik nooit gehad.
4331. V. Gij zoudt dus geen bezwaar hebben meisjes van 14 jaar aan te nemen?
A. Bezwaar zou het niet bepaald zijn, maar ik geloof dat jongere kinderen gemakkelijker te leiden zijn. Die van 15 à 16 jaar hebben gewoonlijk tehuis niets gedaan als rondloopen, en leeren moeilijker.
4332. V. Gij spreekt nu van verwilderde kinderen; maar hoe denkt gij over kinderen die steeds behoorlijk ter school gingen?
A. De leeftijd van 14 jaar zou voor mij geen bezwaar zijn.
4332 bis. V. Uw eigenlijk bedrijf staat op Zondag geheel stil?
A. Behalve het schoonmaken en herstellen onzer stoommachine en van ons onmisbaar gereedschap, staat mijn eigenlijk bedrijf op Zondag geheel stil.
4333. V. En uwe meisjes werken nooit over tot 7, 8, 9 uur?
A. Neen.
Maar er staat een punt in het mij toegezonden stuk waaromtrent ik even iets wensch mede te deelen. Ik bedoel
| |
| |
dit: ‘Invloed op die verhouding uitgeoefend door de richting waarin de nijverheid zich heeft ontwikkeld.’ Op mijn gebied is dat nog heel weinig. Dat soort van goed wordt tegenwoordig zeer sterk uit het buitenland aangevoerd en neemt veel huiswerk weg. Vroeger werden de kleederen niet in fabrieken gemaakt, maar over het algemeen in het gezin, en tegenwoordig wordt meer en meer gemaakt gekocht, en komt veel van het buitenland hier.
4334. V. Gij weet uw terrein toch hier te bewaren wat de corsetten betreft?
A. Ja, ik geloof dat het mogelijk is.
4335. V. Er werken meisjes bij u, die 's avonds nog tehuis werken voor eigen rekening, kunt gij wel eens iets er van bespeuren dat die meisjes niet zoo frisch en goed voor u den anderen dag werkzaam zijn als de anderen die het niet doen?
A. Neen. Ik geloof dat het beter is dat zij, mits dit niet overdreven wordt, thuis wat uitvoeren, dan dat zij zich vervelen, en dingen doen, die veel nadeeliger voor de gezondheid zijn.
4336. V. Maar het moet toch geen nachtwerk voor die aankomende meisjes worden?
A. De grens is moeilijk te trekken, omdat de werkkrachten van de verschillende menschen niet te vergelijken zijn. Ik heb daarop echter geen controle. Nochtans geloof ik niet dat zij zoo laat werken. Ik weet wel dat er zijn - en dat zijn niet de slechtste. - die, als zij van mij vandaan komen, waar zij ruim en luchtig gezeten, en zich niet overmatig vermoeid hebben, na het eten, weer wat anders gaan doen.
4338. De heer Van Alphen: Heeft dat vervangen der trapmachines door stoom, ter wille van de gezondheid der werksters begonnen, ook uit dat oogpunt goede resultaten opgeleverd? Zien zij er nu gezonder uit?
A. Ik heb daarover wel reden tot tevredenheid.
4339. V. Houdt gij er eene statistiek van hoe lang de werksters bij u blijven of kunt gij dat schatten?
A. Dat is heel ongelijk.
4340. V. Natuurlijk, naar het gemiddelde?
A. In den regel blijven zij niet zeer lang, ongeveer tot haar 25ste jaar, maar er zijn er die langer blijven. Het is bij werksters zeer moeilijk een goed personeel te vormen. Een man leert een vak, en dat doet hij om naderhand, als hij getrouwd is, in zijne behoefte te voorzien. Dat doen de meisjes niet, die gaan uit werken, totdat zij getrouwd zijn en dan gaan zij weg en al wilde men ze dan dubbele loonen geven, dan willen ze toch niet blijven.
4341. V. Uwe werksters blijven dus totdat zij tot een huwelijk komen?
A. Het is lastig voor mij om telkens mijn personeel aan te vullen. Het zijn niet de slechtsten die weggaan, en de nieuwelingen moeten alles opnieuw leeren.
4342. V. Gebeurt het niet dikwijls dat uwe meisjes den arbeid moeten staken wegens gezondheidsredenen?
A. Enkele malen wel. Het is zeer moeilijk dat met zekerheid te zeggen. Er zijn veel oorzaken waardoor de meisjes ziek worden. Dikwijls zegt de dokter: gij moet een maand of twee niet werken, blijft eens te huis. maar dikwijls werd eene zoodanige verklaring gegeven door een dokter, die niet weet hoe de meisjes bij mij werken.
4343. De Voorzitter: Zijn er veel van die confectiewinkels in Amsterdam?
A. Die gedreven worden zooals mijne zaak niet.
4344. V. Dus er zijn er geen waarvan u in Amsterdam zelf de concurrent is, of die het van u zijn?
A. Dat wil zeggen, concurrenten heb ik wel, maar dat zijn vertegenwoordigers van buitenlandsche fabrieken, geen fabrikanten.
4345. V. Maar dat zijn geen menschen die in Amsterdam zelf fabriceeren. Dus gij hebt geen bezwaar om u uit te spreken over de confectiewinkels in Amsterdam, want dat zijn geen menschen waar u tegen op werkt of die het tegen u doen? Kent gij den confectiewinkel van de heeren Hirsch & Co.?
A. Ja, maar dat is eene geheel andere zaak dan de mijne en daarmede niet te vergelijken. De zaak van Hirsch is een detailzaak, geen fabriek. Hij koopt iets en verkoopt het weer, terwijl ik iets maak en dat verkoop.
| |
| |
4346. V. Wat bedoelt gij met: hij koopt iets en verkoopt het? Dat doet gij toch ook?
A. Ik koop grondstoffen, maak daarvan mijne artikelen en verkoop die. Dat is mijne zaak. Hirsch zal wel iets op maat maken, maar tot geheel andere prijzen berekend. Dat kan men niet vergelijken, maar er zijn bijv. heeren-confectiezaken tegenwoordig zooals Oostmeijer, Cahen en die nieuwe zaak op den hoek van den Dam bij Van Gend en Loos.
Die importeeren hoofdzakelijk buitenlandsche goederen.
4347. V. Dus dat zijn geen eigenlijke confectiewinkels?
A. Neen.
4348. V. Maakt gij bezwaar om u over die inrichtingen uit te laten?
A. Neen.
4349. V. Zijt gij wel eens in de werkplaatsen van Hirsch geweest?
A. Neen, want daar zijn eigenlijk geen werklokalen; er werken misschien 10 of 15 personen, meer niet.
4352. De Voorzitter: Ik dank u voor de gegeven inlichtingen. Uw verhoor is afgeloopen.
W.C. Van de Waal. |
|