A. Zeker.
3784. V. Moeten zij daardoor hun kerkgang verzuimen?
A. Sommigen.
3785. V. Maar weet gij ook of het hun bepaald verboden is naar de kerk te gaan, of krijgen zij soms vergunning om naar een vroegeren dienst te gaan?
A. Ja, men kan die menschen niet altijd vertrouwen.
3786. V. Gij hebt dit niet gecontroleerd?
A. Ik vraag het wel eens, maar zij zeggen altijd dat zij niet mogen gaan.
3787. V. De Voorzitter: Gij woont vlak bij Nieuwer-Amstel?
Is er niet een zekere fabriek in uw buurt, waarvan gij last hebt?
A. Zeker, de salmoniakfabriok van Van der Elst en Matthes.
3788. V. Welken last hadt gij daarvan?
A. Hinderlijke uitdampingen, doch dat is nu wel wat beter geworden.
3789-3790. V. Gij hebt er met Dr. Saltet over gesproken?
A. Ja, toen hebben zij er wat tegen gedaan, naar aanleiding van een besluit van den Raad van State.
3791. V. Wanneer gij in uwe woning last hadt van de uitdampingen, hoe zal het dan wel gesteld zijn met het arme volk dat op die fabriek zelf werkt?
A. Ongelukkig! Het is werkelijk erg! Zoo weet ik bijv. dat in een jaar of tien zes dooden in die fabriek geweest zijn en dat, de arbeiders, wanneer ze niet zeer oppassen, bewusteloos neervallen en blij mogen zijn wanneer zij niet op eene verkeerde plaats terechtkomen, en nog gauw naar buiten kunnen gebracht worden.
3792. V. Is het daar zoo kwaad?
A. Het is er inderdaad zeer bar.
3793. V. Is dat nog altijd in vollen gang?
A. Altijd.
3794. V. Zijn die menschen in de fabriek zelve gestorven?
A. Zij zijn naar buiten gebracht; de meesten zijn ongeneeslijk. Het volk noemt het de zeere-oogenfabriek.
3795. V. Hebt gij er zoovelen gehad?
A. Ja, die niets meer kunnen doen.
3796. V. Worden die wat ondersteund door de fabriek?
A. Ik geloof het niet.
3797. V. Die menschen hebben hun gezicht bedorven, zijn ongeneeslijk, en zij worden naar huis gezonden zonder iets?
A. Ja. Het is eene zeer ongelukkige fabriek. Door de uitwasemingen vallen de menschen bewusteloos neder en de oogen lijden aanhoudend. De geneeskundige raad heeft er zich mede bemoeid, maar schijnt er niets aan te kunnen doen, ofschoon men nooit zoo iets hoort van de gasfabriek, waar ook salmoniak is.
3798. V. Bestaat deze fabriek reeds lang?
A. Sedert tien jaar, maar zij moet zeer primitief ingericht zijn.
3799. V. Nu die verbeteringen aangebracht zijn, waarop gij doeldet, heeft het voor u en uwe buren wat geholpen; maar weet gij ook of zij ten goede zijn gekomen aan het werk?
A. Men zegt van neen.
3800. V. Dus er werd wel voor de buren, niet voor het werkvolk gezorgd?
A. Juist.
3801. V. Werken zij lang op die fabriek?
A. Dat heb ik niet nagegaan. Ik denk het wel. Het schijnt of ze des Zondags harder werken dan in de week.
3802. V. Behooren werklieden van die fabriek ook tot uwe kerk?
A. Dat zal wel, maar ik informeer dit niet altijd. Alleen kan ik zeggen dat ik onlangs van een man, die er vroeger gewerkt heeft, vernam dat gedurende den tijd dien hij op de fabriek heeft doorgebracht, zes dooden zijn gevallen.
3803. V. Hoe heet de man, die u dat gezegd heeft?
A. Ik zal u dien naam schriftelijk opgeven.
3804. V. Zijn er nog punten in de Schets waarover gij ons iets zoudt willen mededeelen?
A. Ik heb dikwijls den indruk ontvangen dat het werkvolk nogal op verschillende wijzen geëxploiteerd wordt. De menschen zijn bijv. in ziekenfondsen of ze genieten vanwege de gemeente geneeskundige hulp, maar de doctoren komen eenvoudig niet en de zieken blijven hulpeloos liggen. Zoolang zij kunnen loopen moeten zij zich zelf naar