3709. V. Geef eens eene beschrijving van de lokalen met het oog op ongelukken door de machines en licht en lucht.
A. Bij mij op de zetterij zijn geen machines, maar het lokaal is niet best. Het is 9½ meter lang, 4½ breed en 2½ hoog. Het wordt verwarmd door een pijp die er doorheen loopt en steeds rookt, waarvan de kachel beneden gestookt wordt. 's Morgens bibbert men van de kou; 's avonds, wanneer de gaspitten opgestoken worden, moet er een raam open, omdat men het anders niet kan houden van de hitte. Hoe dat van den zomer moet gaan, weet ik niet.
3711. V. En zijn de jongens daar ook den heelen dag?
A. Ja.
3712. V. Gaan zij in dat vrije kwartiertje niet naar buiten?
A. Neen, dan eten zij evenals wij een boterham.
3713. V. Die jongens komen dus zoo'n lokaal niet uit?
A. Neen, behalve de loopjongens.
3714. V. Op de plaats waar de machines staan, is het daar gevaarlijk op de drukkerij?
A. Ja, daar is het altijd gevaarlijk.
3715. V. Is het daar buitengewoon gevaarlijk?
A. Ja, want daar er met gaslicht gewerkt wordt, zijn er groote schaduwen.
3716. V. Ik bedoel of er gevaar is dat men met armen, of beenen tusschen de machines komt?
A. Ja, bij de hijschtoestellen. De plaat waar de vormen op gezet worden is zoo teer, dat er gedurende den korten tijd dat ik er ben, reeds twee gaten in den zolder gekomen zijn.
3717. V. Hebt gij nog het een en ander mede te deelen dat gij begrijpt dat nuttig is om aan ons mede te deelen?
A. Beneden is de vouwerij daar zijn veel jongens, die aan geen toezicht zijn onderworpen. Van die jongens komt niets terecht; de taal die men daar hoort is verschrikkelijk.
3719. V. Hoeveel jongens werken daar?
A. Dat is ongelijk; zeker 15 à 20.
3720. V. En zijn dat jongens van 12, 14 en 16 jaar?
A. Van allerlei leeftijd, tot 16 jaar toe.
3721. V. Dus zijn er ook van 12 en 13 jaar? Dat zijn dan zeker de jongens die op de vouwerij werken en des morgens zoo vroeg komen?
A. Neen, die komen om 9 uur.
3722. V. En zij blijven tot?
A. 's Avonds 7 uur, half 8.
3723. V. Maar zonder opzicht?
A. Ten minste het mag weinig of geen naam hebben; de expediteur is er wel bij, maar die maakt zijn expeditie klaar.
3724. V. Dat vouwen gaat machinaal, niet waar?
A. Neen, met de hand.
3725. V. En zitten de jongens dat daar onder elkander te doen?
A. Ja, als er gevouwen wordt, is er toezicht; dan zijn er eenige heeren bij, die met de expeditie belast zijn, maar anders niet.
3726. V. Maar wat voeren zij uit als er niet gevouwen wordt?
A. Niets, spelen en kattekwaad uithalen, straatloopen enz.
3727. V. Als zij lang werken, deugt het niet en als zij spelen ook niet; het wordt moeilijk.
A. Ja, dat is wel waar.
3728. De heer Smit: De drukkerij en het gebouw der redactie zijn van elkander gescheiden. Hoe groot is de afstand?
A. De gebouwen grenzen aan elkander.
3729. V. Dus de jongen moet in de drukkerij naar beneden, en buitenom naar de redactie.
A. Ja.
3730. V. Misschien komt het u voor dat dit te voorkomen was door het maken van een luchtdruktoestel om de proef door te zenden?
A. Ja, het zou kunnen verholpen worden door een deur in den scheidingsmuur te maken en zoo eene verbinding te verkrijgen.
3731. De Voorzitter: Hebt gij nog iets mede te deelen?
A. Neen, Mijnheer de Voorzitter.
3732. V. Dan is. uw verhoor afgeloopen.
E. Jacobsen.