A. Getuige Kamphuizen: Ja wel, brood.
2671. V. Wat hebt gij gedurende die 36 uren moeten doen, vertel ons dat eens. Met warme stearine loopen?
A. Ja.
2672. V. En die overgooien in de bakken?
A. Ja, in de machines.
2673. V. Dus altijd maar loopen, loopen?
A Ja.
2674. V. De machines, daar bedoelt gij meê de vormen, waarin de kaarsen zitten?
A. Ja.
2675. V. Gij moet dus de bakken met stearine overgieten in de vormen, en de kaarsen afsnijden. Dat is uw werk gedurende de 36 uren. Van zitten kwam dus niets in?
A. Neen, mijnheer.
2676. V. Kreegt gij 's nachts geen rustuur?
A. Van 12 tot 1.
2677. V. En gedurende dien tijd kondt gij dan wat op den grond gaan liggen?
A. Ja, dan zocht ik maar een zachte plank op.
2678. V. Was dat ook zoo met u het geval, Geertruida Moos?
A. Getuige Geertruida Moos: Ja, mijnheer.
2679. V. En nu heeft de dokter gezegd, dat het niet meer mag?
A. Jawel, de meester.
2680. V. Vertel eens, vrouw Kamphuizen, hoe hebt gij het met de boeten? De waarheid zeggen, hoor!
A. Ja, als wij eene geheele week werken, dan kunnen wij altijd zeggen, dat wij nooit 6 dagen hebben, één moeten wij er altijd missen voor koffie en de boeten.
2681. V. Dat is nu een rare manier van rekenen, dan zoudt gij er het brood ook wel bij kunnen tellen. Hoe is het met de boeten alleen?
A. Ja, als wij weinig hebben, is het altijd een schelling in de week, maar dan is het niet veel.
2682. V. Doet gij dan zooveel kwaad? Daar ziet gij nogal niet naar uit. Wat voor kwaad doet gij dan?
A. Wij worden beboet als de kaarsen van onderen wat mottig zijn.
2683. V. Mottig? Is dat met het afsnijden?
A. Neen, dat goed is wel eens wat dik, en dan vallen er van onder wel eens gaatjes in, en dan krijgen wij die kaarsen terug. In den slappen tijd kost dat ons een kaartje.
2684. V. Dat is dus 3 cents?
A. Ja. Maar, als het druk is, kost het iedere keer een dubbeltje.
2685. V. Dus nu wordt gij dan beboet voor 3 cents, maar wat zegt gij, moet gij die boete betalen in den vorm van teruggaaf van een kaartje?
A. Wanneer wij des avonds onze kaarsen overgeven, dan ligt daar eene lijst, waarop vermeld staat het getal kaarsen, dat wij teruggekregen hebben, en even zoovele kaartjes worden ons dan afgehouden.
2686. V. Dus die boete wordt niet door u in geld betaald, maar men doet alsof gij minder gewerkt hebt. En gij werkt goed en doet zeker uw best?
A. Dat spreekt, Mijnheer, ik heb kinderen.
2687. V. En gij verliest bijna elke week een dag loon aan boete?
A. Niet een vollen dag, want des Zaterdags werken wij maar tot 1 uur. Daarvan moet men ook aftrekken het koffiegeld; maar door elkander verliezen wij dertig centen per week aan boete.
2688. V. Krijgt gij wel eens boete voor te laat komen?
A. Neen, Mijnheer, ik zorg altijd op tijd te zijn.
2689. V. Maar er zijn er wel die het harder te verantwoorden hebben met de boeten?
A. Ja.
2690. V. Vallen er wel eens zwaardere boeten? Worden er wel eens kaartjes tot vijftig cents afgehouden?
A. Neen tegenwoordig niet.
2691. V. Vroeger dus wel?
A. Ja, toen heb ik wel eens een gulden betaald.
2692. V. Wat hadt gij toen voor ergs gedaan?
A. Bij voorbeeld als ik even had staan te praten. Toen hadden wij den heer Hendriks; die beboette wel eens met f 3. Als wij ons werk niet afhadden, gaf hij ons gedaan, en wilden wij dan op de fabriek terugkomen, moesten wij f 3 betalen.
2693. V. En kwamen die boeten in zijne handen?