Verhoor van den heer D. Sanches.
2374. De Voorzitter: Wilt gij uw naam, voornaam, ouderdom, betrekking en woonplaats opgeven?
A. Daniël Sanches, oud 42 jaar, ambtenaar in dienst van de gemeente Amsterdam.
2375. V. Is uwe betrekking van technischen aard?
A. Ja, ik ben bij het Liernur-stelsel.
2376. V. Hoe lang zijt gij in dienst van de gemeente Amsterdam?
A, Sinds drie jaren.
2377. V. Wat waart gij vóór dien tijd?
A. Ik was eerst gedurende 8 jaren bouw- en werktuigkundige bij de kaarsenfabriek, en drie jaren fabrieks-chef, te zamen 11 jaren.
2378. V. Wat waren en gros uwe bezigheden als chef?
A. Ik ging over de geheele fabriek en verving als zoodanig den ontslagen directeur, den heer Graswinkel.
2379. V. Was dat tijdens de directie van den heer Hartogh?
A. Ja.
2380. V. Is uwe plaats door een ander ingenomen geworden?
A. Dat weet ik niet zoo precies
2381. V. Maar gij hadt dus alles in ééne hand?
A. Ja.
2382. V. Gij waart dus reeds op de fabriek vóór de werking van de wet van 1874. Heeft die wet merkbaren invloed uitgeoefend op het personeel van de kaarsenfabriek, of werden er vóór dien tijd weinig kinderen gebruikt?
A. Neen, er werden veel kinderen gebruikt.
2383. V. En daar is een einde aan gemaakt door de wet?
A. Ik geloof niet, dat dat het geval is geweest; er is wel op gelet dat er geen kinderen beneden den leeftijd van 12 jaar op de fabriek kwamen. Maar in dien tijd was ik werktuigkundige en had niets te maken met het personeel.
2384. V. Dat was dus in de periode van de eerste acht jaar?
A. Ja, toen Graswinkel nog directeur was.
2385. V. Gij meent dus, dat er na dien tijd geene kinderen beneden de 12 jaar gewerkt hebben?
A. Behalve de fraudes, die er gebeurden.
2386. V. Gebeurden?
A. Ja, en misschien nog gebeuren, niet door de directie, maar door de ouders
2387. V. De directie wordt dus bedrogen door de ouders, die den ouderdom verkeerd opgeven?
A Ja.
2388. V. Willens en wetens worden er dus geen kinderen beneden de twaalf jaar toegelaten?
A. Neen. Men vergunne mij voor te lezen, wat ik omtrent dit punt heb opgeschreven, daar ik van meening was, dat ik door ziekte niet zou kunnen opkomen.
2389 V. Gij zegt dus, dat gij gisteren ziek geweest zijt en, vreezende hier niet persoonlijk te kunnen komen, het een en ander op schrift gebracht hebt, hetgeen gij nu wilt mededeelen?
A. Ja.
2390. V. Mogen wij dat stuk na voorlezing behouden? Anders laten wij uwe mededeeling opteekenen?
A. Ja, mits gij mijne mededeelingen niet beschouwt als eene officieele akte van beschuldiging; het is eene verzameling van hetgeen ik weet en heb hooren zeggen.