uwe werkzaamheden zich bepaalden tot de minder gevaarlijke zaken? Hebt gij daar fabrieken gevonden, die met het oog op brandgevaar bijzonder onveilig waren?
A. Zoodra er aanmerkingen zijn met het oog op brandgevaar, dan worden deze opgegeven. Binnen 8 dagen komen wij herschouw houden om te zien of aan de aanmerking voldaan is. In den regel is men daarin goedwillig.
172. V. Het spreekt vanzelf dat gij mij op de vraag die ik nu zal doen, niet anders dan een algemeen antwoord zult kunnen geven.
Welke soort van aanmerkingen maakt gij gewoonlijk met het oog op brandgevaar?
A. Vooreerst op de rookgeleidingen.
173. V. Met het oog op het vuil?
A. Neen, het bouwen der rookgeleidingen.
Waar ijzeren afvoerkokers door houten vloeren gaan zonder behoorlijk voorzien te zijn van ijzeren kragen, maken wij aanmerking. Voor de veiligheid der werklieden heeft men wel houten kokers gemaakt om de drijfriemen, maar als de fabriek brandt, zijn dat ware tochtkokers. Mijne ondervinding heeft mij geleerd dat als de fabriek gedeeltelijk was uitgebrand, men zien kon dat bij de houten kokers de brand het meest om zich heen had gegrepen.
174. V. Dus wanneer ik u goed begrepen heb, bestaat er, met allen goeden wil van weerskanten, zonder eenige vijandschap, een soort van tegenstrijdigheid van inzichten tusschen hen, die meer het een en ander zouden verlangen met het oog op de veiligheid van het lichaam van de werklieden en met dat op de eischen, waaraan bijv. u meent dat voldaan moet worden ter voorkoming van eene snelle verspreiding bij brand?
A. Er bestaat hier ongetwijfeld strijd tusschen beide partijen.
175. V. Wordt er op dit oogenblik in de fabrieken nogal iets gedaan om de machinedeelen en dergelijke te beveiligen? Welke zijn hieromtrent uwe indrukken?
A. De eene eigenaar van eene fabriek meent dat men den vijand moet kunnen zien en niet de machines maskeeren moet, terwijl eene ander van een tegenovergestelde meening is en ter voorkoming van gevaar de machines bekleedt, bijv. in diamantslijperijen.
Er bestaat daarin echter veel verschil van opinie.
176. V. U spreekt van diamantslijperijen; er zijn intusschen van die fabrieken, die er wat op weten te vinden door het plaatsen van hekken; dan is de werkman beveiligd en kan men altijd zien wat er omgaat.
A. Ik heb die hekken wel gezien, maar ieder slijper heeft, zooals u weet, een jongen bij zich, die toch doorgaat over de riemen te stappen.
177. V. Waarom? Uit jongensachtigheid, uit onvoorzichtigheid?
A. Ja.
178. V. U komt in fabrieken in de eerste plaats natuurlijk met het oog op brandgevaar Maar tevens ziet u ook wel wat er zoo omgaat. Het doel der enquête is u bekend. Zijn er wel eens dingen geweest die u getroffen hebben, waaromtrent gij hier mededeelingen kunt doen? Zijn er hier of daar ook lokalen die naar, bedompt, benauwd zijn, waar veel werkvolk ingepakt is, waar zware vuren en veel tocht voorkomen, waar buitengewoon hard gewerkt moet worden?
A. Ja. Verleden week ben ik geweest in de borstelfabriek van den heer Zevenboom op den Kloveniersburgwal. En daar kwam het mij wel wat hokkerig voor. Maar op mijne opmerking daarover, antwoordde de chef mij, dat er personen waren, die reeds 30 jaar bij de firma gewerkt hadden, en die geheel op de hoogte zijn van de uitgangen, welke mij toen ook gewezen zijn. Toen moest ik ook weer gaan zeggen, dat het niet zoo heel erg was. Ook is de stoof waar de borstels gekookt worden geheel afgescheiden van het atelier zelf.
Ook vind ik het een zeer goede veiligheidsmaatregel dat de machinekamer geheel afgescheiden ligt van de fabriek zelf en de riemen over eene binnenplaats daarheen loopen.
179. V. Welke fabriek is u voorgekomen te Amsterdam de slechtste te zijn, niet alleen uit een oogpunt van brandgevaar maar ook wat de gezondheid betreft? Waar is wel eens de gedachte bij u opgekomen dat de arbeiders er ziekelijk moeten worden, dat zij het er moeilijk kunnen uithouden; in één woord,