Apollo,s kermis-gift aan de Haagsche vermaaks-gesinde jeugd. Deel 1
(1750)–Anoniem Apollo's kermis-gift– Auteursrechtvrij
[pagina 117]
| |
Stem: Wanneer de Son in 't Morgenrood.IS 't Waarheid dat gy my bemind?
Zo als ik uyt uw drift moet gissen?
Laat Gloorroos, laat dan eens de wind
Van uwe Mins-geheymenissen
Maar slegts verkondigen, hoe gy
Dan sugten kund aan myne sy?
Ach! Glooroos Lief, laat uw oogen
My slegts verkondigen, hoe gy
Dan sugten kund aan myne sy,
Of Liefde's groot vermogen.
^tab|2. Om dat ik, zey zy, u geheel
En redelyk bemin myn Floris,
Soo vrees ik eens het dierbaar deel
Te smetten van het geen myn Gloor is:
Want eerb're liefde werd ligt geyl,
Wanneer men 't al voor haar heeft veyl,
Sie Floris, dat 's de reden:
Want eerb're Liefde werd ligt geyl,
Wanneer men 't al voor haar heeft veyl,
Door haar aanlok'lykheden.
3. Hier op ontrok zy my haar hand:
Hoe, vroeg ik, kan myn Hand uw krenken?
Neen zey zy, 'k vrees myn eygen brand,
En die mag ik met re'en verdenken.
Myn liefde heeft geen weder-gâ:,
Maar vuur en Strô diend niet te nâ
Of 't raakt ligt aan 't branden.
Myn liefde heeft geen wedergâ:
Maar Vuur en Strô diend niet te nâ.
De Min vleid door uw handen.
|
|