Apollo,s kermis-gift aan de Haagsche vermaaks-gesinde jeugd. Deel 1
(1750)–Anoniem Apollo's kermis-gift– Auteursrechtvrij
[pagina 47]
| |
2. My dagt ik sag een blyde Schaar
Soetjes jokken met malkaar,
Alwaar de Jagt-Godin
Stond midden in:
En de Musen drie maal dry,
Voegden sig terstond daar by,
Men song om Prys
Het leek wel een Paradys.
3. Vrouw Venus kwam getreden aan
Als Apoll' den Harp sou slaan,
God Bacchus met zyn maats
Namen d'eerste plaats,
Cupidootje vloog in 't rond,
Yder Nimph een pyltje sond,
Dies bleef ik staan,
En dagt hoe sal 't vergaan.
4. Onder dese blyde schaar
Wierd ik ook myn lief gewaar:
Myn hert en Ziel ontstak,
Als ik haar sprak.
Ik genoot myn volle lust,
'k heb haar minnelyk gekust,
En dit geviel,
Ook wel aan myn tweede Ziel.
5. Toen de vreugt op 't hoogste scheen
Was het dat zy haast verdween,
De slaap nam op 't gerugt
Van my de vlugt:
Onder dese Melody,
Voer ook haast myn droom voorby;
Ik stond en sag,
En maakte dit droef geklagt.
6. ô Genugte vol van list,
Die zoo haastig zyt gemist,
Gy hebt my in de slaap verleyd,
Uyt enkel spyt.
| |
[pagina 48]
| |
Zyn de droom dan soo soet,
Denk eens hoe het wezen moet,
Als men daar van
De Waarheden proeven kan.
|
|