Apollo,s kermis-gift aan de Haagsche vermaaks-gesinde jeugd. Deel 1
(1750)–Anoniem Apollo's kermis-gift– AuteursrechtvrijStem: Neeltje heeft met &c.PHilida lag neer gezeegen
In de schaduw van de Zon,
Met haar Keursje half ontreegen,
Digt by een klaar Water-Bron:
En zy droomden overluyd,
Dat sy met den herder Damon was de bruid
Damon kust, Naar uw lust;
Want myn minne-vlam moet zyn geblust.
2. Damon, die dat zoete Droomen
Had verstaan van Woord tot Woord,
Is terstond by haar gekomen;
Dat heeft zyn jong Hert bekoord:|
Zyn jong Hertje dat lild, en beeft
Om dat hy de Assurantie niet en heeft,
En hy sugt; Dat de lugt
Wedergallemd van zyn Ongenugt.
3. Wel, sprak hy, wie heeft zyn leven
Sulk, een blooheid meer gezien?
Waarom in 't Verdriet gebleven?
Blooheid wilt dog van my vli'en:
Hier op bekeek hy zyn Philida,
Allerschoonste, sey hy, sonder wedergâ
Mogt myn lust, Zyn geblust,
| |
[pagina 46]
| |
Dan was Damon zyn jong Hert gerust.
4. Hier op ging hy haar Liefkoosen;
Zy ontwaakte met angst belaan:
Schaamte pronkt met roode Roosen,
Als zy Damon daar sag staan;
Ach! zey zy, Herder Damon, ziet
Ik ben tegenwoordig wat je wild, gebiet,
Met besweek, s' Aan de beek,
En haar roode kaakjes wierden bleek.
5. Straks met hondert duysend kusjes
Heeft hy zynen Brand geblust
En voldeed zyn Minne-lusjes:
Doe was zyn jong Hert gerust:
Hy drukte beyd' haar Borsjee bloot
En haar roode Mond hem weer een kusje bood:
Toen de Son, Ondergong,
Scheyden dese beyde van de bron.
6. Philida begon te sugten,
Ach! ach! wat is my geschied?
Damon sprak, Lief wilt niet dugten,
Gy zyt die myn ziel gebied;
Ik sal uw eeuwig zyn getrouw;
Daar en boven eeren als een Man syn Vrou
Zoo dat zy, Alle bey,
Stelden de swarigheyd straks aan een sy'.
|
|