Apollo,s kermis-gift aan de Haagsche vermaaks-gesinde jeugd. Deel 1
(1750)–Anoniem Apollo's kermis-gift– AuteursrechtvrijStem: Aimable Vainqueur.
O Vogels aanschouwt,
Hoe ik zit benout,
In 't huisje vol van zugten,
Die plagt myn genugten
Te scheppen in 't Woud.
O Jager vol boosheid,
Die my door u loosheid
Hier gevangen houd:
Wat sonden of wat quaad
Heb ik uw ooyt bedreven,
Dat gy my doet leven
Hier schier desperaat.
En als gy tot myn spyd
Uw [nyt] hebt geleyd,
Waar op ik quam pikken,
En bleef in u strikken,
Zoo dat ik altyd
Tot myn droevig kruys,
Myn leven moet schikken
In dit Vogelhuys.
2. Adieu Liberteyt,
Want ik ben uw quyt.
Adieu klaar Forteynen,
Daar 'k plag te verschynen
Om in uwe vloed
Myn Bekje te spoelen
Myn Keeltje te koelen
In uwe Waters zoet.
| |
[pagina 20]
| |
Adieu Veld en Bosch,
Daar ik plag te zwieren
En te tierelieren,
Doen 'k was vry en los:
Maar 't argste van al
Is, dat ik nog zal
Het graf moeten derven;
Als ik kom te sterven:
O Droevig ongeval!
Want dan sal de Kat
Myn lichaam verwerven,
Ach! wat spyt is dat.
3. Tot troost in myn pyn
Als ik dood sal zyn, kom Vogels te zamen
Met rouw na betamen
Tot het Lyk van myn;
Komt treurige Uylen
Uyt uw donkere kuylen,
Kraayen van 's gelyk.
En gy witte Swaan
Doet treurige klagten,
Verandert uw Schagten,
Neemt het Rouwkleed aan.
En gy Pluymgediert,
Dat nog daag'lyks zwierd,
En huppelt nog springt niet,
En fluyt niet nog singt niet,
Maar u stemmen dus stiert,
Dat ik door geschrey
Veel dagen hoor klagen
Om het Lyk van my.
|
|