Apollo,s kermis-gift aan de Haagsche vermaaks-gesinde jeugd. Deel 1
(1750)–Anoniem Apollo's kermis-gift– AuteursrechtvrijStem: Geeft een Aalmoess voor den Blinde.ALs de gulde Son ging dalen,
En in 't ryzen van de Maan,
Ging Leander eenzaam dwalen
Met zyn minnesmert belaan.
Phillis, riep die trouwe Heder,
Gaat uw wreedheyd dan nog verder?
Zyt gy voor myn Min dan schuw?
Slaat uw oogen, vol meedogen,
Op my die niets mind dan uw.
2. Liefste Phillis hoord myn klagen,
Hoord myn sugten en gesteen:
't Geen ik doe van dag tot dagen
Om uw onverbid'lykheen.
Engel lief! myn vreugd en troosje,
Zielverrukkend geurig Roosje,
Ey verkwik myn ziel en sin.
Ik bemin u, en bezin u,
Als myn eenigste Godin.
| |
[pagina 21]
| |
3 Als ik ben van u gescheyden,
En my u gesigt verlaat,
Korte vreugt, langdurig lyden,
Denk ik in die droeve Staat;
Myn Ziel berooft van die genugten
Brengt niet voort als droeve sugten
Phillis ach! myn lieve ligt
Buigt u sinnen tot het minnen,
Wyl gy elk tot min verpligt.
4. Heb ik myn dienst u opgedragen,
Aanbied ik u myn trouwe min,
Laat u Leander niet mishagen,
Maar laat de min uw boezem in.
Proef met my de minnelusjes,
Lieve sugjes, sagte kusjes,
En het zielverrukkend zoet,
Dat de liefde, die ons griefde,
Aan twee Liefjes smaken doet.
|
|