Apollo,s kermis-gift aan de Haagsche vermaaks-gesinde jeugd. Deel 1(1750)–Anoniem Apollo's kermis-gift– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 14] [p. 14] Voorbericht aan den leezer. Myn Heeren, DIe misschien met leed Nog Jaar en Dagen suld gaan steunen; Dat gy aan ons bedroefde Deunen Uw schoone geldje hebt besteed. Ey! geeft uw Gramschap eens wat plaats, En laat ik uw voor af eens seggen, Hoe hier omtrent de Zaaken leggen, Ligt raken wy weer goeje Maats. Het is voor menig hondert Jaar Bekend, by Vrienden en by Buuren, De Gekken kend men aan haar kuuren, Dat Spreekwoord blyft dog eeuwig waar; En dat 'er onder al het soort, Die voor Stoknarren op de Ley staan, De Minnaars in de eerste Rey gaan, Dat hebje ook wel meer gehoort. Nu, is een Minnaar uiter aard Altyd genegen om te Dichten; De Liefde en Dichtkonst dat zyn Nichten, En gaan daarom veeltyds gepaard: Nu loof ik hebje al verstaan, Hoe dat dit zootje vieze Grollen, Is in de Wereld komen rollen, [pagina 15] [p. 15] De Min die heeft het al gedaan. De Min (dat Drommels teuter-kwaad! Die somtyds om zyn kunst te toomen, De lompste van de Boere-Zoon Doet spreeken als een Advocaat.) Kwam onlangs in een malle buy, Gevallig twee drie jonge Snaken Tot Minnaars en Pöeten maken, Zo datze Dichten op de Luy! En als zy kwamen by malkaar, Of zaten by hun malsche Vrysters, Dan Songen zy als puure Lysters, Dit duurde zoo een twee drie Jaar. Gong Philis eensjes uit de Stadt, Men song een droef Vaarwel eylasie! Een ander song uyt desperatie, Als hy geen mooye Meyd en had. Een derde sag men onderwyl Het loopen van een paar blauw' Scheenen, Heel cierlyk op de maat beweenen, En huyld' al singend' snot en kwyl. Maar gong het weer eens voor de wind, En had men voorspoed in het Vryen, Dan wou men Feest en Tempels wyen Aan Venus en het Minnekind: Dan zong m' een Nieuwe Minuet Tot Lof van Cloris, of Climéne, Ook wel een Drinklied, en met eene Een Boere-deuntje voor de pret. Nu beurden 't somtyds by geval, Dat d'een of d'ander by die vreugd was, Die, als men door de Wyn verheugt was, Een Liedje uytschreef of ontstal, En dat weer aan een ander gaf, Die 't naar zyn Sin wat gong verhans'len, En 't Rym, en Sin, en al verkwans'len, [pagina 16] [p. 16] En maakten 't smakeloos en laf. 't Geen ons op 't laatst genoodzaakt heeft Uit de verstrooyd' en losse Blaaren, De echte stukken op te gaaren, Die men u tot een Kermis geeft. Dit ziet men in de Tytel-Prent: Daar speeld Apol voor Sinter-Klaasje, En Vader Bagchus drinkt een glaasje, Wyl Cupido de Wagen mend: En neemje hun dit kwalyk af? Daar j'op Nieuwjaars-dag ('k weet het zeker Aan d' Asheer of Lantaarn-ontsteker Veeltyds nog wel een fooytje gaf; En zouje Phoebus dan versmaan Als hy een Kermis-Gift komt brengen, Dat kan de heuschheyd niet gehengen, Des neemt het liever dankbaar aan: In Hoop, dat op een ander reys Hy uw wat beter sal bedenken, En uw een Nieuwe-Jaars Gift schenken, Die gaan sal op een hooger Wys. Gebruik met Lust dan dese Gaaf: En onderwylen dat de Heeren En Juffers sig wat diverteeren Met Singen, blyf ik steeds haar Slaaf. R.D.N. Vorige Volgende