Apollo,s kermis-gift aan de Haagsche vermaaks-gesinde jeugd. Deel 1
(1750)–Anoniem Apollo's kermis-gift– Auteursrechtvrij
[pagina 7]
| |
Opdracht aan de Haagsche Vermaaks-Gesinde jonge juffers.Mejuffers, Na dat ik met ruym twee paar ingespanne Sinnen de geheele Weereld voor zoo ver wy deselve bekend is, lang heb doorkruist gehad, om een Persoon op te zoeken wara aan ik dit Werkje, waar over my het opsigt door den Boekverkooper is toevertrouwd (Viva de Man, die my nog tot het een of het ander in staat kent) zou opdragen; zo en heb ik'er geen kunnen vinden, die my het selve scheenen waardiger te zyn, als Uwl: gy Haagsche Schoonheden: Want verzekert zynde van Uwe goedheyd, en vriendelykheyd, my zo menigmaal van eenige uwer zo onverdiend als gulhartig bewesen, heb ik tot geen ander kunnen overgaan. Neem het slegts aan uwen Dienaar maar niet voor ongoed, dat hy zyn gedagten op een ander heeft laten speelen, dog gy weet men is somtyds geen Meester van zig zelve, 't welk veele van Uwl:, immers meer als eens, | |
[pagina 8]
| |
zekerlyk, in verscheyde voorvallende gelegentheden, die ik hier om reden (my hier toe moveerende) niet wil aanhalen, zult ondervonden hebben: dog aan Uwl: goedheyd en inschikkelykheyd denkende, zo verzeker ik my (ten minsten ik verhoop) Uwe Gunst en Genade. Maar schoon Uwl: goedheyd zig also ver over my uitstrekte, dat zy my deze misslag vergaf; zo gevoel ik my echter andermaal aangespoort om voor Uwl: op myn bloote mergepypen neder te vallen, en ootmoedig vergeeving te bidden, voor een misslag van vry wat meerder gewigt: namentlyk, over de al te groote vrymoedigheyd, die ik gebruik van dit gering werk Uwl: toe te eygenen; Waarlyk een zaak waar over ik my zeer genootsaakt vindt, om Uwl: te bidden dezelve met een gunstig, en geen gestreng Oog te beschouwen; want het is zeker, en ik gevoel'er my van overtuigt, een al te slegten stuk Werk, (Heeren Autherus verschoont nu dat ik uw werk een weynig declineer) om aan zulke waardige Personagies opgedragen te werden. 't Is wel waar dat indienje niet zo Cato's gezint zyt als Juffr. Triumphant, gy 'er wel iets in zult vinden, dat na Uwl: genoegen zal zyn, en in staat om Uwl: eenigsints te vermaken, en zeker waar het anders had ik reden om meer te klagen, dan gy de *Ga naar voetnoot* Kanarivogel hoort doen in zyn kouw; en dat ik reden heb van zulks te gelooven, blykt; want dat nieuw is, is aardig; dat aardig is, vermaakt: Ergo, vermaakt het nieuws. Dat Argument sult Gyl: immers voor onwrikbaar agten, en buyten dat hebben my deze redenen tot het nemen dezer vrymoedigheyd aangeset; namentlyk, dat ik verscheyde malen op Bruiloften zynde, niet zelden heb hooren zugten en klagen, dat men geen een fraay deuntje had, gevoeglyk op zoo een plaats buiten die ouwerwetse, welke nog heugden van de tyden van Maarten van Rossem, en die zoo doodgezongen zyn dat men'er eer by zou in slaap vallen, als door vermaakt | |
[pagina 9]
| |
werden; En wat heeft het my mede in particuliere Geselschappen niet wel verdrooten, dat men zig daar altoos moest behelpen met die barmhertige Straat-deunen, die van Jan Rap en zyn Maat dagelyks langs Straat gebulkt werden: gebeurden't nu en dan al eens, dat'er hier of daar een uit een hoek of een gat te voorschyn quam springen, die eens wat nieuws op bazuinde, dat wierd dan aanstonds begeert, maar dikwils niet verkregen; omdat den Eygenaar te traag was het voor andren uit te schryven, en te wantrouwig, om het in eens anders handen te laten komen, als die het oude Spreekwoord wel wist, weest trouw en vertrouwt niemand; en waarlyk met dezelve Misdaad ben ik dikwils mede behebt geweest, wyl my de Experientie meer als eens geleeft heeft, dat die ligt gelooft ligt bedroogen wert: want, hoe menigmaal ben ik den een en den ander niet wel te hulp gekomen in het leenen van nieuwe, en by hun nooit gehoorde Gesangen? die ik tot heden toe nog uit hunne handen ben te rug wagtende, niet tegenstaande ik hun reeds menigvuldigmaal om restitutie der zelve heb aangesproken, om daar mede ook dit Werkje te verryken, dog ik ben tot myn leedwezen tot nog toe gepaayt geworden met uitstel op uitstel; zo dat Uwl: zig met deze weynige zullen gelieven te Contenteren; waar onder 'er myns wetens geen zyn, die oit te voren het ligt gezien hebben, en alle van 't beste zoort zyn; schoon ik Uwl: by deze verklaar dat ik het grootste gedeelte zelf nog niet gelezen en heb; niet te min verzeker iw Uwl: van hun Deugt, waarom ik my des te meer met Uwl: Gunst vleyende ben, en weest verzekert dat indien ik bemerk, dat deze verzameling na Uwl: genoegne is ('t welk ik zal afmeten, na mate van het Debit dat den Drukker van dezelve zal hebben) ik ligt in 't korte met een heel Foliant Uwl: zal komen begroeten: En ten dien eynde versoek ik aan al de gene die deze zulle zien ofte hooren lezen, zo'er onder hun eenige fraye Gezangen zyn gerustende, dat zy den Druk- | |
[pagina 10]
| |
ker de zelve (mits van te voren noit gedrukt) gelieven toe te zenden, en alzoo tot Completering van het aanstaande Deel zo veel Contribueren als in hun vermogen is: dog schoon ik hier in hun aller bystand ontbrak, dat ik echter niet en hoop, maak ik my evenwel sterk, dat ik Apel zodanig zal bepraten (schoon hy anders een knaap is die zig niet ligt by de neys laat leyden,) dat hy aan Uwl: een Nieuwjaars-Gift sal schatten, waar by zyn Kermis-Gift zo veel zal gelyken als de Ruïne van Eykenduinen, by het van outs befaamde Persepolis, zo gy slegts maar blyken uwer genegentheyt voor deze zyn Kermis Donatie toont, en den Drukker dezelve alle afhandig maakt; want het is hem niet evenveel of hy zig verrykt door het Drukken van een Boekje met weynig Gezangen, dan of hy zig ruïneert door het Imprimeren van een Reuse Foliant, dat zo veel aftrek heeft dat den Drukker (na dat hy een Jaar 3. á 4. na klanten tot het zelve gewagt heeft) op zyn hals derft zweren, dat hy van niemand'er nog vragen na gehad heeft, om het voor Scheurpapier te gebruiken, maar zoo droefgeestig tusschen het Bolwerk zyner overgebleve Exemplaren, die van geen mensch gezogt werden, blyft zitten kyken, als of hy zyn Sententie des doods ontfangen had. Toont dan die meegaande –en toegeventheyd, die ik van u bescheydentheyd (my in zoo veel voorvallende gelegentheden gebleken) verwagtende was, en welke onder de voorgenoemde redens wel de grootste is, die my de grootste is, die my de vrymoedigheyd heeft doen gebruiken, van Uwl: Naam tot myn Voorhooftciersel te nemen, en geensints in navolging van andere Opdragt of Bedelbriefschryvers, uit Baatsugt of Pluymstrykery; Neen, Uwl: waardigheyd alleen doet my zo veel Veneratie voor Uwl: hebben (want ik belach al die geciviliseerde Bedelaars) en dezelve verdient duisentmaal meerder; dog Uwl: inschikkelykheyd wete ik neemt ook met kleyne dog opregte geschenken gaarne Contentement. | |
[pagina 11]
| |
Dog indien ik my in myne meening mogte bedriegen en Uwl: in plaats van dienst hier mede ondienst had gedaan: zoo bid ik, dat Uwl: over my echter geen al te strenge, maar gratieuse Regteressen gelieft te zyn, op dat ik na den uitgaaf dezer, wederom sonder de allerminste schroom, onder Uwl: Lieve en Ziel-betoverende Oogen mag verschynen, om in dezelve my te spiegelen, en te vermaken als eertyds: En zo doende, zuld gy het zwaarste Jok van Verpligting leggen op de schouders van Uwl: nederigsten Slaaf. Een Jok het welk hy zo bereyd,
Het gantsch getal van zyne dagen,
Wil als een Konings Rykskroon dragen;
Met een Vreugd en met Eerbiedigheyd.
Maar zag! Hier in geen dollemans stuip (ik wil zeggen in geen Poëtische verrukking) te vallen ,riep myn Sozia, zo ras by my deze regels zag nedersetten; want vervolgde hy, die Vlieger zou niet opgaan Meester J ..., om dies wil dat je op ver na den eersten Poëet niet en zyt: Benje nog niet genoeg afgeschrikt door de Inquisiteurs der Dichtkunde, die je laatste Rymelery met haar onbarmhartige Ratstanden sodanig beknabbelt hebben, dat met by na niet kon sien of het met een Paragon of Brevier letter gedrukt was? en zulje niet rusten voor en al eer zy U volgens hun dreygement in den Hexameron hebben doen Catechiseren, en over den hekel halen; schoon zy uw door hun slangetongen (zagt die gelykenis is geen van de beste) ik zeg liever door hun Ezels geblaat al meer verveelt hebben, als dat zy het eerstgenoemde hadden gedaan? Neen myn tweeden ik, kend gy den Persoon wiens schaduw gy zyt niet beter. Weet gy niet als dat hy zig minder aan het raaskallen dier | |
[pagina 12]
| |
*Ga naar voetnoot+Schaarbeekse Philosophen stoort, als aan het keffen van het Jong, besmeert, en gewaand Salet-rekeltje, dat sig meer Airs geeft als de grootste Spaanschen Don? Laten sy vry hun dreygementen ter uitvoering brengen, wy zyn voor hun gantsche geblaas met geen de minste vrees aangedaan, wy zullen geen ander omkoopen om ons te verdedigen, maar wy zullen in 't vervolg dat gespuis slegts laten rasen zo veel zy willen, en hun met een diepe veragting stilzwygende voorby gaan als onwaardig, ons aan hun te bekreunen: Neen! Myn vrome Sozia, daar resideert in ons een gemoed, dat zig door het kwaken en borrekikken dier gemetamorphoseerde Lilische Boeren zodanig noyt liet afschrikken, dat het niet een enkel woord derfde uiten, ten ware het met hun onverstandige sinnelykheden over een kwam; O neen! Liever vermaken wy (gy weet het) met een ordentelyke snakery Jonge Juffers, als dat wy door een eeuwig Silentium, hondert waanwyze Muggezifters te vriend krygen. Weg Ezels, pakt u weg, gy zyt de tucht onwaardig,
Uw schimpen is te plomp, te zot, en al t'onaardig.
Maar verschoon my ô teerbeminde Schoonheden, dat ik in plaats van deze myne Opdragt, myn aanspraak tot uwl: te wenden, zo ver van myn pligt afwyk dat ik in stee van zulks te doen, een hand vol Ekels voor de Zwynen heb geworpen; maar zulks geschied alleen hierom, om dat eenige van dat gespuis, hoorende, dat het oog van uwl. Dienaar het oog heeft gehad, over de | |
[pagina 13]
| |
aan uwl. opgedrage Gezangen, zekerlyk niet zullen nalaten hun gal daar tegens te spuwen, en ondanks al die Vermaning, van voor af aan beginnen te razen en tieren: Om uwl. daar van zeg ik te verwittigen, en te verzoeken uwl: haar vitten zo min wild bekreunen als ik, en dus doende uwl: meer aan myn bereydwilligheyd als aan hun kwaadaardigheyd wilt laten gelegen leggen; want ik kan uwl. met alle sinceriteyt betuygen, dat dit Werkje, hoe gering het is, uit een zuivere en niet min opregte Genegentheyd, die ik altoos voor uwl: gehad, en nog heb, uwl: wert opgeoffert, ja ik derf uwl. dat meer is wel zweren, (zie nu moet gy, ten minste gy diend, het gelooven) dat het uyt geen de minste andere inzigt gedaan wert, als alleen om uwl: te dienen, te vereeren, te vermaken, en meer en meer my uwl. gunst waardig te maken, die ik onverdiend van uwl: zo menigmaal genoten heb, en nog geniet; waar voor ik myn Erkentenes, waar ik kan of mag, altoos bereyd ben te toonen. Merkt dan deze myne kleyne als een reyne Gift aan, en zyn'er Gezangen in, dewelke eenige van uwl. meermaal gehoord hebben, laat uwl: dit niet verdrieten, daar zullen'er zekerlyk onder uwl: meer wezen, aan wie dezelve voor als nog onbekent zyn; en dit doende zult gy my meer en meer nootzaken en dwingen, om met alle Achtinge, Veneratie, en Bereydwilligheyd, my te noemen, die hy altoos was, dat is Uwl. Parate, Obediente, en tot alle Dienst Volveerdigen D. en Allernederigsten Slaaf. |