Klacht
Ik heb geklaagd over zoveel dat zinloos verliep en ik heb geklaagd over de lans die bij Paranoa doormidden brak hoezeer ook eenmaal een teken van kracht. Nu, van dag tot dag verder krachteloos geworden, ben ik alleen nog in staat tot het bewonderen van vissen, kleurige vissen, die ik gedachteloos bewonder wanneer ik in duikerspak gedoken ben naar de zanderige bodem van een geliefde rivier.
Overigens klaag ik en draai dunne sigaretten die mij opwekken uit een lusteloosheid, ontstellend diep. Ik klaag en de enkele keren dat ik mij ophef, de enkele keren dat ik nog bloemen plant, doe ik dit met duizend herinneringen aan Paranao, aan de tijd toen nog zonlicht doordrong tot m'n bloed en strijd mij wekte als een helder lied.
De bloemen, die ik plantte, staan eindelijk in bloei en in een nacht van maanlicht sluip ik naar ze toe en giet emmers vol as over hun schoonheid leeg. - Ik klaag. Ik klaag bitter. Ik heb niets en niets verwacht ik. Ik klaag over de hemel en klaag over de zee.