Dorst
Zoekende naar water zagen wij opeens recht voor ons uit een kermisland waar blauwe en gele vlaggetjes wapperden in de wind. Dat is het nieuwe land, zei Ariwara. Ik zei dat is het schone land waarin wij zullen drinken en feest zullen vieren omdat we op onze tocht goede mensen geworden zijn met een zuiver hart. En als we gedronken hebben en feest gevierd dan zullen we vele, lange nachten kunnen slapen, zei Ariwara, ik ben zo blij dat dit voorbij is want ik versmacht van de dorst. Ik zei, ik ook, ik versmacht ook van de dorst en we zullen kunnen slapen vele, lange nachten in dat mooie land.
Zo liepen we verder naar dat kermisland. -
Aan onze tocht is geen einde gekomen. Er was geen kermisland maar God zijn eeuwig vuur en zijn zand in het rond en overal. En dorst in die hel, enkel dorst.