Het Antwerps liedboek. Deel 1. Teksteditie(2004)–Anoniem Antwerps liedboek– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 327] [p. 327] 144 Van Symonet [Commentaar] 1 Symonet stont voor die poorte, Sinen meester die hi comen sach. ‘Die groote necker met zijnder soorte, Die geve u also quaden dach!’ ‘Wat segt ghi, lieve knape fijn?’ ‘Meester, ic hiete u wellecome: Moet ic niet een goet bode zijn? Meester, ic ben Symonetkijn, Die van uwer vrouwen camere Draecht het slodt ende het sluetelkijn. En ben ic niet een mannekijn? Ende altoos ben ic smoorpot fijn.’ 2 Symonet over tafel was gheseten, Sijn vrouwe brochte spijs ende dranc. ‘Symonet, ic laet u weten: Altijt staet ghy in mijn bedanc, Knaep ende meester suldy zijn.’ ‘Och vrouwe, dat sal ic betalen! Moet ic niet een goet bode zijn? Meester, ic ben Symonetkijn, Die van uwer vrouwen camere Draecht het slodt ende het sluetelkijn. En ben ic niet een mannekijn? Ende altoos ben ic smoorpot fijn.’ 3 Symonet maecte goede chiere Daer hi op die bedsponde sadt. Die meester maecte die maniere, Door een cleyn spleetken dat hi sach. ‘O, wat maect ghi, lieve knape mijn?’ ‘Meester, ic doe dat ghi behoort te doene! Moet ic niet een goet bode zijn? Meester, ic ben Symonetkijn, Die van uwer vrouwen camere Draecht het slodt ende het sluetelkijn. En ben ic niet een mannekijn? Ende altoos ben ic smoorpot fijn.’ 4 Symonet sinen meester diende Seven maenden, meer noch min: Al hadde hi zijnder vrouwen te vriende Sijn meester gaf hem zijn ghewin. ‘Ghi en moecht niet meer goet bode zijn, Die van mijnder vrouwen camere Draecht het slot ende sluetelkijn!’ ‘Meester, ic ben Symonetkijn, Die van uwer vrouwen camere Draecht het slodt ende het sluetelkijn. En ben ic niet een mannekijn? Ende altoos ben ic smoorpot fijn!’ Vorige Volgende