Het Antwerps liedboek. Deel 1. Teksteditie(2004)–Anoniem Antwerps liedboek– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 247] [p. 247] 108 Een nyeu liedeken [Commentaar] 1 Lustige gheestkens amoreus, Aventuerieus int werck van minnen, Ic bidde u met herten coragieus Dat ic vlus troost mach ghewinnen. Mijn sinnen zijn mi so vast gheleyt Aen een die mi so wel ghereyt. Sterven sal ic, moet ic niet Triumpheren, bancketeren, Met mijn boel hoveren, Want si lost alle mijn verdriet Als si eens vriendelick op mi siet. 2 Al had ic alder werelt goet In mijn behoet, ende ic moet derven Dat bizijn van minen lieve soet, Sonder moet so soude ic sterven. Verwerven sal ic, als ic mach, Mijns liefs troost, al sonder verdrach. Sterven sal ic, moet ic niet Triumpheren, bancketeren, Met mijn boel hoveren, Want si lost alle mijn verdriet Als si eens vriendelick op mi siet. 3 Die aerdighe brieven die si mi sandt In mijn hant, ende die amoreuse tale... Si hout mijn herte in haer bedwanck; Ghewont ben ic met Venus' strale, Ick en salts haer niet afgaen, Altijt tot haren dienste staen. Sterven sal ic, moet ic niet Triumpheren, bancketeren, Met mijn boel hoveren, Want si lost alle mijn verdriet Als si eens vriendelick op mi siet. [pagina 248] [p. 248] 4 Ick sal alle mijn leven lanck Der liefden dranck sonder versaden Drincken, al souden mijn sinnen cranck In liefs bedwanc bliven versmaden. In staden sal ic altoos staen Die mi met minnen heeft bevaen. Sterven sal ic, moet ic niet Triumpheren, bancketeren, Met mijn boel hoveren, Want si lost alle mijn verdriet Als si eens vriendelick op mi siet. 5 Sulck in Venus' bootken roeyet, Hem vernoeyt lustich hanteren. Als ic daermede ben ghemoeyt, Therte doorgloeyt, ic en cans bestieren. Roseren sal ic in alder tijt Na liefs danck, der nijders spijt. Sterven sal ic, moet ic niet Triumpheren, bancketeren, Met mijn boel hoveren, Want si lost alle mijn verdriet Als si eens vriendelick op mi siet. 6 O Venus, met uwen strale fel, Gheeft bevel mijnen lieve alteenen, Dat si mi minne ende nyemant el Met herten snel, al sonder vereenen. Verleenen willet mi gestadich Ende tot mi also genadich. Sterven sal ic, moet ic niet Triumpheren, bancketeren, Met mijn boel hoveren, Want si lost alle mijn verdriet Als si eens vriendelick op mi siet. [pagina 249] [p. 249] 7 Princelijck lief, vol alder duecht, Als ghi moecht, wilt mi biblijven! Want bi u mijn sin verhuecht, In ghelijcke vruecht doet ghi mi bedriven. Schriven sal ic met bloede root U eyghen te zijne tot in mijn doot. Sterven sal ic, moet ic niet Triumpheren, bancketeren, Met mijn boel hoveren, Want si lost alle mijn verdriet Als si eens vriendelick op mi siet. Vorige Volgende