Het Antwerps liedboek. Deel 1. Teksteditie(2004)–Anoniem Antwerps liedboek– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 186] [p. 186] melodie Souterliedekens 1540b, ps. 109 [pagina 187] [p. 187] 80 Een nyeu liedeken [Commentaar] 1 Het ghinghen drie gespeelkens goet Spaceeren in dat wout; Si waren alle drie bervoet, Den haghel ende snee was cout. 2 Die een die weende seere, Die ander hadde huebschen moet, Die derde begonste te vraghen Wat heymelijck boelschap doet. 3 ‘Wat hebt ghi mi te vraghen Wat heymelijck boelschap doet? Het hebben drie ruytersche knechten Gheslaghen mijn lief ter doot!’ 4 ‘Hebben drie ruytersche knechten Gheslaghen u lief ter doot, Een ander boel sult ghi kiesen Ende draghen huebschen moet.’ 5 ‘Soude ick een ander boel kiesen, Dat doet mijnder herten so wee. Adieu mijn vader ende moeder, Ghi en siet mi nemmermeer. 6 Adieu mijn vader ende moeder Ende mijn joncste susterkijn! Ick wil gaen ter linden groene, Daer leyt die alderliefste mijn.’ 7 Die dit liedeken dichte, Dat was een ruyter fijn. Sinen buydel was seer lichte, Daerom drinct hi selden wijn. Vorige Volgende