Het Antwerps liedboek. Deel 1. Teksteditie(2004)–Anoniem Antwerps liedboek– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 50] [p. 50] 21 Een oudt liedeken [Commentaar] 1 ‘Die voghelkens in der wilder heyden Si hebbent so wel ghesonghen; Ick ben van mijnen soeten lieve So ruyterlijcken gedrongen: Si meynt dat ick haer eyghen ben Ende is si dan niet slechte? Ick en mach niet meer ter molen gaen, Hillenbillen metten jongen knechten. Stampt, stamperken, stampt! Stampt, hoerekint, stampt! Stampt, stamperkin, in de molen.’ 2 ‘Ic en can mi voor dese Jonge gesellen niet gehoeden - Ende dan so coemt dat oude wijf, Si wil daeromme verwoeden! Omdat si dat niet gemaken en can, Daeromme so wil si vechten! Ick en mach niet meer ter molen gaen, Hillenbillen metten jonghen knechten. Stampt, stamperken, stampt! Stampt, hoerekint, stampt! Stampt, stamperken, in de molen.’ 3 Die een goede nieuwe molen heeft Och, hoe wel mach hijse malen! Wanneer hijse wel ghemalen heeft, So leyt si wel also stillen. Den oppersten steen die gaet of, Den ondersten blijft in zijn rechten. Ick en mach niet meer ter molen gaen, Hillenbillen metten jonghen knechten. Stampt, stamperken, stampt! Stampt, hoerekint, stampt! Stampt, stamperken, in de molen. [pagina 51] [p. 51] 4 Hi nam dat meysken bi der hant, Hi leydese aen die steene. Hi steldese op dat cuypenboort, Hi haddese daer alleene. Dat een been stelde hi op den sack, Dat ander been al op die lechte... Ick en mach niet meer ter molen gaen, Hillenbillen metten jonghen knechten. Stampt, stamperken, stampt! Stampt, hoerekint, stampt! Stampt, stamperken, stampt in de molen. Vorige Volgende