bij haar vroegere verloofde terug kan komen, op voorwaarde dat zij hem trouw is. Tot trouw is zij bereid, maar als zij in zijn armen ligt, zal ze toch aan een ander denken... - De tekst van dit lied laat zich niet zonder gissingen begrijpen; met name str. 3 baart moeilijkheden. Wij stellen ons commentaar ter discussie als een poging tot interpretatie.
1:1-4 Vermoedelijk is in deze strofe het meisje aan het woord. Zij begint haar verhaal met de vermelding van wat als een verzachtende omstandigheid zou kunnen gelden: het gebeurde op een nacht toen de vogels met hun gezang de mensen tot mingenot verlokten. - 1:1 te nacht: ‘'s nachts’; soeten: ‘liefelijke’. - 1:3 De: druk Te; fier: ‘dappere’, ‘trotse’, het traditionele epitheton van de nachtegaal; hief op: ‘hief aan’. Naar middeleeuwse opvatting is het vooral de nachtegaal wiens gezang de mens mingezind maakt. - 1:4 wilder: ‘tomeloze’. |
2:1-4 In die situatie is zij bezweken voor de aandrang van twee zwervende gezellen. Getreurd om het verlies van haar maagdelijkheid heeft zij niet. - 2:2 gesellekens (druk geselleken) van avontueren: Het valt moeilijk uit te maken wat voor soort mannen hier bedoeld zijn; misschien mogen we aan ruyters denken (zie hiervóór, Dl. II, p. XXIV). - 2:3 minen fieren maghedom: ‘mijn kostbare maagdelijkheid’. - 2:4 mochter: ‘kon er’. |
3:1-4 Veel erger vindt zij dat de gesellekens haar een gouden ring hebben afgenomen. Wij vermoeden dat dit een verlovingsring is, en dat het meisje hier te verstaan geeft dat haar verloving tengevolge van het avontuurtje met de twee gesellekens is verbroken. - 3:1 hadde: De melodie vereist had. - 3:2 vingerlinc: ‘ring’; root van gouwe: ‘van rood (kostbaar) goud’. - 3:3-4 Als de gesellekens de ring terug zouden brengen, dan zullen ze nog spijt krijgen van hun daad. Bedoelt ze, dat zij hen dan zal laten boeten door hen aan te klagen wegens diefstal of verkrachting? - 3:4 En is waarschijnlijk toegevoegd ter vulling van de opmaat. |
4:1-4 Een schipper hoort het meisje klagen en biedt haar voedsel aan. Dit aanbod suggereert dat zij een haveloze, ondervoede indruk maakt; men zou kunnen gissen dat zij de gesellekens per schip achterna wil reizen. - 4:1 Het: ‘er’. - 4:3 Gebreect u: ‘ontbreekt het je aan’. - 4:4 u doen: ‘voor je laten’. |
5:1-4 Zij antwoordt dat zij zwanger is en de vader van haar kind zoekt. - 5:2 geenderhande dinghen: ‘iets anders’. |
6:1-4 De schipper geeft haar goede raad. - 6:2 Condt ghi: ‘kun je’. - 6:3 doet... alle zijn gerief: ‘laat het... aan niets ontbreken’. - 6:4 Bedoeld is vermoedelijk: als je hem een gezond kind kunt aanbieden. In de druk volgt op dit vers: en van uwen cleyne kinde. |
7:1-4 Zij besluit de nachtegaal te vragen of elke liefdesverhouding op een scheiding moet uitlopen. - 7:2 De nachtegaal treedt in het volkslied dikwijls op als raadgever in liefdeszaken, maar ook als boodschapper tussen gelieven. - 7:3 Maer of: ‘of’; gesceyden moeten zijn: ‘gescheiden moeten leven’, ‘uiteen moeten gaan’. - 7:4 En: cf. de aant. bij 3:4. |
8:1-4 Hier spreekt een minnaar, misschien bij monde van de nachtegaal. Wij houden het ervoor dat in deze strofe haar vroegere verloofde (de man die haar de ring gegeven heeft) aan het woord is. Hij is vergevensgezind, op voorwaarde dat zij hem trouw is. - 8:2 ‘het heeft haar naderhand zeer
|