78 Waer sal ic mi henen keren
AL CLXVI
Lit.: Kalff, p. 458; FvD II, p. 1070.
Ruiterlied. In dit lied is een losbol aan het woord voor wie zuipen en schransen de hoogste wijsheid vertegenwoordigen. Misschien behoort hij tot het ‘gilde’ der Aernoutsbroeders (cf. D.Th. Enklaar, Varende luyden, Assen 19562, p. 101-156), misschien is hij ook een ruyter (zie hiervóór, Dl. II, p. XXIV). Het lied begint in mineur, maar al gauw krijgt de zorgeloosheid de overhand. Waarom zou hij ook aan morgen denken, als hij vandaag de bloemetjes buiten kan zetten? Hij laat zich een feestmaal opdienen, en als het op betalen aankomt, maakt hij zich snel uit de voeten. - Een Duitse versie van dit lied is overgeleverd in het Ambraser Liederbuch van 1582, nr. XCVII, p. 99-102 (zie ook EuB III, nr. 1170, p. 91); de AL-tekst is daarvan een gebrekkige vertaling. Op enkele plaatsen lijkt de vertaler het Duitse lied op het gehoor te hebben vernederlandst, zonder zich veel te bekommeren om de betekenis.
1:2 broederlijn: Deze aanduiding suggereert dat de ‘ic’ van dit lied tot het ‘gilde’ der Aernoutsbroeders behoort, jongens van de vlakte, landlopers die met bedelen en dobbelen aan de kost trachtten te komen. - 1:3 ‘waarmee zal ik mij in leven houden’. - 1:4 goet: ‘bezit’. - 1:5 ‘als ik een onderkomen heb’. Deze betekenis van wesen is in het Duits gebruikelijk, maar in het Middelnederlands zeer zeldzaam. De vertaler heeft het Duitse vers Als ich ein wesen han woordelijk overgenomen. - 1:5 So: ‘dan’; balde: ‘weldra’; van daen: ‘(weer) weg’. - 1:7-8 Vrij vertaald: ‘waar ik vandaag van zou moeten leven, dat heb ik gisteren al over de balk gegooid’. |
2:1 te vroech gheboren: Door een voortijdige geboorte miste men een gelukkig gesternte. - 2:2 ‘waar ik mij ook wend of keer’. - 2:3-8 Vandaag heeft hij geen geluk, zelfs al zou hij schatten bezitten, zou hij alles erdoorjagen. - 2:4 keyserdom: ‘keizerrijk’. - 2:5 daer toe: ‘daarbij nog’; den tol vanden Rijn: Het recht om tol te heffen van alle schepen die de Rijn bevaren. - 2:6 Venegien: Venetië (in de Middeleeuwen een der rijkste steden ter wereld); mijn: ‘van mij’. - 2:7 waer: ‘zou... zijn’. - 2:8 ‘het zou (noodzakelijkerwijs) verbrast moeten worden’. |
3:1 So: ‘daarom’. - 3:2 In de Duitse versie luidt dit vers: und ob ichs alles verzehrt; FvD emendeert op grond hiervan ende of ict al verteer. - 3:3 sorghen: ‘in zorg zitten’. - 3:4 ‘God moge mij er morgen meer van bezorgen’. - 3:6 Billicx: ‘natuurlijk’. Het woord lijkt een mislukte vernederlandsing van het Duitse vielleicht, maar of billicx ‘misschien’ kan betekenen, is twijfelachtig. FvD emendeert in al licht. verloort: ‘zou ik het verliezen’; te gaer: ‘geheel en al’. - 3:7 ‘een dief zou het mij ont- |