77 Wie wil hooren singhen
AL CLXIV
Lit.: Kalff, p. 217; FvD I, p. 217; Koepp, p. 134; He, p. 112 (tekst), p. 205 (aant.).
Ballade. Een timmerman wordt tot de strop veroordeeld wegens overspel met een burggravin. Als hij de ladder opklimt, komt zijn minnares aanrijden en bepleit zijn vrijlating door de rechters te vragen of zíj weerstand hadden geboden als zij hun haar liefde had aangeboden. De timmerman krijgt gratie en schenkt de burggravin een gouden ring. - De vorm waarin deze ballade hier is overgeleverd wijkt waarschijnlijk vrij sterk af van de oorspronkelijke. Kalff drukt naast de AL-tekst een Duitse versie uit het Ambraser Liederbuch van 1582 (nr. LXXVIII) en een 17e-eeuwse Nederlandse versie uit t'Dubbelt verbetert Amsterdamse Liedboeck af; in beide teksten is de mannelijke hoofdpersoon een secretaris (schreiber/schriver). In de Duitse versie wordt de timmerman genoemd die de galg heeft opgericht. De vervanging van de secretaris door de timmerman kan het gevolg zijn van een memorisatiefout bij mondelinge overlevering.
1:1-4 De zanger richt zich tot zijn publiek om zijn onderwerp aan te kondigen. - 1:2 Timmerman: Evenals de molenaar gold de middeleeuwse timmerman als iemand die in erotisch opzicht van wanten wist. - 1:3 borchgravinnen: Het is niet uitgesloten dat de keuze van juist deze adellijke titel door het beroemde verhaal van de Borchgravinne van Vergi is geïnspireerd.
|